Citaten uitHet ontbrak aan tegenspraakBeknopte versie van het Rapport-Posthumus. Trouw 14 september 2005 Volgens advocaat-generaal F. Posthumus hebben de rechercheurs in het onderzoek naar de Schiedamse parkmoord zich laten leiden door de valse verklaring van Kees B. Maar dat was niet de enige fout, blijkt uit de tekst van het onderzoek. Een van de eerste zaken waarin iemand ten onrechte als dader is veroordeeld'Die vreselijke misdrijven die op 22 juni 2000 in het Beatrixpark in Schiedam plaatsvonden, als gevolg waarvan Nienke van 10 kwam te overlijden en Maikel van 11 op het nippertje aan de dood ontsnapte, is één van de eerste zaken in Nederland waarin iemand hoogstwaarschijnlijk ten onrechte als dader is veroordeeld. Ook dat is vreselijk. [...] Niemand heeft dat gewild. En het is des te wranger dat het in deze zaak gebeurde, omdat alleszins duidelijk is hoezeer allen die betrokken waren bij het proces van waarheidsvinding zich hebben ingespannen om tot een goede uitkomst te komen. Juist het hoge emotionele gehalte van deze zaak kan gemakkelijk leiden tot al te simplistische verklaringen voor de onterechte veroordeling van Kees B. Kees B. was een man met pedofiele belangstelling en was in het Beatrixpark toen de feiten gepleegd werden. Dan lijkt het voor de hand te liggen dat politie en justitie met een tunnelvisie naar diens veroordeling hebben toegewerkt. Zo is het niet helemaal gegaan. [...] Na de bekentenissen van Kees B. was er echter wel degelijk sprake van tunnelvisie. De belangrijkste basis van de onterechte veroordeling van Kees B. was zijn valse bekentenis. (...) Er zijn in deze zaak diverse dingen misgegaan die hierna worden samengevat.[...] Allerlei fouten die soms ook al in een eerdere fase waren gemaakt, werden versterkt door het ontbreken van een kritische blik en tegenspraak, zowel bij degenen die direct bij het onderzoek betrokken waren als bij degenen die op enige afstand stonden, zoals de korpsleiding van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en de leiding van het Rotterdamse arrondissementsparket. De organisatie van tegenspraak heeft tijdens het opsporingsonderzoek en in de fase voorafgaand aan de behandeling van de zaak door de rechtbank ontbroken. [...] Het managementteam als geheel, aanvankelijk de facto aangevuld met een externe deskundige, wees de voornaamste onderzoeksrichtingen aan. Het is echter niet vast komen te staan dat werd gewerkt aan de hand van duidelijke checklists. Sommige onderzoekslijnen lijken intuïtief te zijn vastgesteld. Op zich is dat niet verkeerd, maar het droeg wel bij aan een weinig gestructureerd onderzoek, waarbij bijvoorbeeld [...] Vanaf de bekentenis van Kees B. werd het onderzoek geheel 'verdachtegeleid'. [...] De zaaksofficier en de leider onderzoek hebben zich toen [..] zo opgesteld dat na 10 september 2000 nauwelijks nader 'misdrijfgeleid' onderzoek is verricht en dat niet systematisch is gezocht naar inconsistenties tussen de verschillende aanwijzingen. [...] De korps- en parketleiding hebben onvoldoende de organisatie van tegenspraak gestimuleerd teneinde eventuele onvolkomenheden in het onderzoek te voorkomen of tegen te gaan. (...) In het begin van het onderzoek zijn er fouten gemaakt ten aanzien van het verzamelen en bewaren van de technische sporen. [....] Het is positief te waarderen dat medewerkers van het Nederlands Forensisch Instituut (die de sporen op DNA onderzochten, red.) bij hen levende twijfels hebben geuit. Het is jammer dat die twijfels ter terechtzitting niet naar voren zijn gekomen. (...) Al zeer snel na het misdrijf is de mogelijkheid dat het tweede slachtoffer, Maikel, strafbare betrokkenheid had bij de feiten in het Beatrixpark nadrukkelijk onder ogen gezien. In het kader van dit onderzoek hebben op 7 en 12 juli 2000 jegens Maikel onfatsoenlijke verhoren plaatsgevonden. Het is onbegrijpelijk dat de deskundige die het verhoor kon volgen, beweerdelijk om voor de belangen van de jongen op diende te komen, niet heeft ingegrepen. Hoewel die harde verhoren niets hadden opgeleverd, is ten aanzien van Maikel nog doorgerechercheerd tot in augustus 2000, toen eigenlijk al wel duidelijk was dat hij het niet had gedaan. (...) [...] Onderdelen van de verklaringen van dit jeugdige slachtoffer werden weggeredeneerd en gerelativeerd voorzover zij aan de veroordeling van Kees B. in de weg stonden. Het niet serieus nemen van die verklaringen is overigens niet alleen aan de eerdere twijfels omtrent Maikels rol te wijten. Het is opvallend dat de bij de rechter getuigende gedragswetenschappelijke deskundigen aan het niet serieus nemen van de voor Kees B. ontlastende verklaringen van Maikel hebben voeding gegeven. Wat zich precies heeft afgespeeld tijdens de verhoren van Kees B. in het weekend van 9 en 10 september 2000 is niet met volledige precisie te achterhalen, omdat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van video-opnames en omdat een aantal relevante processen-verbaal pas later is opgemaakt. Niettemin ben ik ervan overtuigd dat op Kees B. geen ontoelaatbare druk is uitgeoefend, in de betekenis van druk die jegens een ieder ontoelaatbaar zou zijn. Wel is het mogelijk dat vanwege de persoonlijkheid van Kees B., met meer consideratie had moeten worden opgetreden. [...] Nadien is de druk op hem verder toegenomen. Op 8 september 2000 is hij voorgeleid aan de rechter-commissaris en het verzoek van de raadsman om bij de verdere verhoren aanwezig te kunnen zijn werd weliswaar door de R[echter]-C[ommissaris] niet onwelwillend bezien, maar de zaaksofficier weigerde. Op 9 en 10 september 2000 legde Kees B. valse bekentenissen af, waarover kennelijk de verhorende ambtenaren soms ook enige twijfels hadden. (...) Soms leggen mensen uit vrije wil een valse bekentenis af, of verkeren zij in een zodanige psychische of sociale toestand dat zij zich genoopt voelen zulks te doen. De vrijheid waarmee die verklaring dan is afgelegd doet er onder omstandigheden niet aan af dat een bijzondere plicht op de teamleiding en/of de officier van justitie kan rusten om te laten onderzoeken of zo'n valse bekentenis is afgelegd. Een dergelijk geval deed zich (...) voor, maar van een dergelijk onderzoek is in casu niet gebleken. De verslaglegging van het onderzoek toont gebreken. (...) De zaaksofficier heeft na de bekentenis van Kees B. te zeer gekozen voor een daadkrachtig afwerken van de zaak in plaats van voor een objectieve, kritische doordenking van een en ander. Er is bewust voor gekozen om geen andere onderzoeksrichtingen meer uit te werken. De officier heeft nagelaten om de rechter en de verdediging te wijzen op het feit dat deskundige 2 eerder zeer nauw betrokken was geweest bij het onderzoek van de politie, waardoor hij niet als onbevooroordeeld deskundige had mogen worden beschouwd. Na de veroordeling in eerste aanleg raakte de zaaksofficier op de hoogte van de twijfels die bij het NFI leefden over de betrokkenheid van Kees B. bij de strafbare feiten. Zij heeft ten onrechte nagelaten het ressortsparket Den Haag hiervan op de hoogte te stellen. [...] De gedachte dringt zich op dat de A[dvocaat] G[eneraal] vanwege de ernst van het delict niet heeft gehandeld naar het adagium in dubio pro reo (de verdachte heeft het voordeel van de twijfel, red). Het naleven van dat adagium betekende immers dat de AG er ook aan zou hebben kunnen bijdragen dat in deze zaak de mogelijke dader vrijuit zou gaan.'
|