Citaten uitHet spel van de vrijheidLuuk van Middelaar, Trouw, 30 april 2005 Dit is de bewerking van een lezing gehouden op 17 maart 2005 in het kader van de cyclus 'Over vrijheid gesproken', georganiseerd door de Openbare Bibliotheek en Kniphorst Boekverkopers te Wageningen ter gelegenheid van zestig jaar Bevrijding. 'Over vrijheid gesproken.'Maar waar hebben we het dan over? Dat moeten we eerst weten. Dat je alles kunt doen waar je zin in hebt? Althans, zeggen we er dan snel achteraan, voor zover een ander er geen last van heeft. Dat je vrij mag denken en schrijven? Dat je vrij kunt bewegen? Dat je over straat kunt gaan zonder dat je van je fiets wordt geschoten? Dat is misschien al heel wat. Of is vrijheid dat je je kunt ontplooien tot wie je 'eigenlijk' bent? Of dat je stemrecht hebt? Nog een vraag: is vrijheid wel een positief iets? Zelf vergeet ik dat wel eens, maar sommige mensen beweren dat er heden ten dage te veel vrijheid is. De vrijheid zou zijn 'doorgeslagen'; er is geen solidariteit meer, hoor je dan, geen verbondenheid. Ik denk dat er niet snel te veel vrijheid kan zijn, maar dan moeten we wel weten over welke vrijheid we het hebben. I VRIJ ZIJN DOE JE NIET ALLEENVrijheid is naar mijn idee een publieke zaak. Ze heeft de adem nodig van het vrije handelen en spreken tussen mensen. Ze gaat verloren als ze verschrompelt tot de vrijheid van gedachte van de enkeling. Hoe waardevol ook, de vrijheid van gedachte is eenzaam. Ze is het laatste
voorrecht van de dissident in zijn cel, de strohalm van de afvallige in haar
schuilplaats. Strikt genomen is het dus niet de vrijheid van de gedachte die werd herwonnen op 5 mei 1945. Wie 'innerlijk' vrij bleef, kon niet worden bezet. De 'Bevrijding' gold het vrije woord en de vrije daad. Alleen die konden door laarzen worden vertrapt. Alleen die kunnen een publieke ruimte van vrijheid dragen. Juist die moeten dus worden beschermd. [...] Vrij ben je niet in je eentje. (Net zomin als je in je eentje vriend bent.) Juist dit gezamenlijke aspect lijkt uit ons denken weg te zakken. Vrijheid is
een publieke zaak, het doel van de politiek. II VRIJHEID EN ORDE: DE REGELS VAN HET SPELVrijheid, die hoogste politieke waarde, veronderstelt een orde. De beste manier om te begrijpen hoe vrijheid en orde samengaan, is te kijken
naar het spel. In Homo ludens (1938) ontvouwt Johan Huizinga een theorie over
menselijke cultuur. De menselijke vormen van spel zijn oneindig gevarieerd. Niettemin zijn drie grondkenmerken die Huizinga noemt voor ons van belang.
[...] Dat is het wonder van het spel: de regels verknopen orde en vrijheid. Dat geldt in het klein op een schaakbord, dat geldt in het groot voor een natie. Zestien miljoen individuen die elk in vrijheid hun eigen verlangens, belangen en idealen najagen: zonder regels kan zo'n samenleving niet functioneren. Sommige regels liggen voor de hand. Gij zult niet doden, bijvoorbeeld. Andere regels zijn tamelijk willekeurig, maar je moet je er wel aan houden. Zoals de spellingsregels of beleefheidsnormen. Bepaalde regels worden van bovenaf door de staat opgelegd (wetten). Andere ontstaan in het sociaal verkeer (gedragsnormen). In dit spel is de staat de hoogste scheidsrechter. Hij handhaaft de regels en moet evidente overtredingen bestraffen. De staat kan tevens regels vaststellen. Hij is de wetgever. Het mooie van de moderne staat is dat hij democratisch is. De regels en
normen van het maatschappelijk spel - hoeveel, hoe hard, hoe duur - worden
vastgesteld in het parlement. Als dus het wonder van het spel is dat het vrijheid en orde verbindt dankzij
regels, dan is het wonder van de democratie dat ook die regels in de vrijheid
van het spel tot stand komen - en veranderd kunnen worden. III - VALSSPELERS EN SPELBREKERS: DE VRIJHEID OP HET SPELHet is tijd om het Nederland van nu, van na 2 november 2004, in beeld te brengen. Hoe is het met het spel van de vrijheid gesteld? Velen maken zich er zorgen over. Het vrije verkeer tussen burgers verliest aan vanzelfsprekendheid. Het vrije woord is bedreigd. De vrijheid van godsdienst wordt gewaarborgd, maar niet de vrijheid van godsdienstkritiek en evenmin de vrijheid van afvalligheid. Politiek geweld deed zijn intrede. Allemaal betrekkelijk nieuwe verschijnselen. Vandaar de vraag: staat de vrijheid op het spel? Dan gaat het dus - als steeds - over de vrijheid van de samenleving als geheel. Die gaat aan alle andere vrijheden vooraf. We kunnen lang discussiëren over artikel 23 van de grondwet (vrijheid van onderwijs), over artikel 6 (vrijheid van godsdienst) en over artikel 7 (vrijheid van meningsuiting), maar als morgen de Chinezen binnenvallen, of als ons eigen leger een staatsgreep pleegt, of als de Moslimbroeders of de Hell's Angels de boel overnemen, dan is het met nummertjes 23, 6 en 7 en al die andere grondrechten snel gedaan. In die zin gaat de democratische staat aan de vrijheden vooraf. [...] Dat maakt de vraag preciezer: staat de democratie op het spel? De discussie die hierover momenteel onder opiniemakers woedt, wordt sterk
gevoed door de Nederlandse geschiedenis van Bezetting & Bevrijding. In
'40-'45 stampte de Duitser binnen. In Homo ludens van Huizinga staat een prachtige passage over het moment
waarop het spel wordt verstoord.
De spelbreker is de boeman. Die plaatst zich buiten de orde. De valsspeler is vergeven en mag blijven. Zijn valse regels kunnen zelfs - bij spelen waar de regels veranderlijk zijn - worden nagevolgd en nieuwe regel worden. Maar hoe onderscheiden we een spelbreker van een valsspeler? Dat is niet altijd duidelijk. Zeker niet in het spel om de regels, de democratie. Niet alle regels staan daar vast. Je kunt je tegenstander dus betichten van spelbreuk. Daar is een bekend middel voor: je noemt hem 'fascist'. Dat is sinds 1945 de meest effectieve methode om je tegenstander van de rand van het democratische speelbord te duwen. Dezer dagen wordt dit middel nogal beproefd. De Goerings en Goebbelsen
vliegen je om de oren in columnistenland, om van de NSB'ers te zwijgen. Nieuw is bovendien dat het argument van twee kanten wordt gebruikt. Dat was tot voor kort niet zo. Nemen we als contrapunt van 2 november 2004 een andere datum: 20 augustus 1983. De moord op de Kerwin Duinmeijer, een Antilliaanse jongen van vijftien, neergestoken in Amsterdam door een skinhead, omdat hij gekleurd was. Afschuwelijk. Toen wisten wij allemaal heel goed wie de fascisten waren; niemand sprong op de bres voor de skinhead, en terecht niet. Het waren de hoogtijdagen van SOS Racisme in Frankrijk en in Nederland van de angst voor Janmaat als nieuwe Mussert. Vergelijk dat met het debat na de moord op de 47-jarige Theo van Gogh, neergestoken in Amsterdam door een radicale moslim, omdat hij kritiek had op diens godsdienst. Nu weten we het niet zo goed. Of liever: er is een wezenlijk politiek conflict. Het gaat tussen twee partijen. Met het oog op beide protagonisten in een aflevering van het tv-programma Tegenlicht van 23 januari jl. zal ik ze de 'Ellianen' en de 'Makkianen' noemen.
Zo strijden Ellianen en Makkianen tegen elkaar, elk uit zorg om het behoud van onze democratische vrijheid. Dit gevecht is belangrijk voor hoe wij onze vrijheid zien en hoe wij denken haar te handhaven. Dat maakt de strijd intens. Beide groepen beroepen zich op de geschiedenis. De Makkianen waren in politiek en media vanouds het best vertegenwoordigd, maar de Ellianen winnen terrein. Zij hebben naar mijn overtuiging dan ook de beste casus. Men kan zich ervan afmaken en zeggen dat beide partijen gelijk hebben. Deze symmetrie is misplaatst en Huizinga helpt te begrijpen waarom. In termen van Homo ludens: terwijl Theo van Gogh hoogstens 'valsspeler' was, was Mohammed B. zonder meer een 'spelbreker'. Van Gogh tartte de grenzen van de orde maar hij deed volop mee en genoot van het spel. Hetzelfde geldt voor politici als Wilders en Eerdmans: zij begaan regelmatig een faux pas, maar blijven toch aan de randen van het democratische bord. Mohammed B[. ...] daarentegen radicaliseerde zelf van het bord af. Eerst speelde hij mee - het AIVD-rapport over de moord op Van Gogh meldt dat de verdachte over 'normen en waarden' schreef in een Amsterdams jeugdclubblaadje; dan ben je goed geďntegreerd. Maar nu wilde hij het hele spel opblazen: Dood aan Amerika, zegt zijn brief, Dood aan Europa, dood aan Nederland. Dat is ernstiger.
[...] Tegen deze achtergrond wordt het buitengewoon belangrijk hoe wij in dit land
4 en 5 Mei vieren.
|