Start Omhoog

Citaten uit

Justitiële crisis

Frank Kuitenbrouwer, NRC 20 september 2005

Het gedraai van justitie in de zaak van de Schiedammer parkmoord is een teken dat het goed mis is met de rechtspleging. [...]

Onlangs daagde de officier van justitie in Rotterdam een profvoetballer voor de strafrechter. De man had [...] De verdachte protesteerde dat hij er echt niet op uit was geweest de ander het ziekenhuis in te schoppen.

Dat mocht niet baten. Hij werd veroordeeld op basis van ,,voorwaardelijk opzet'': het welbewust nemen van een groot risico. En dat is net zo goed strafbaar als boos opzet. Leden van het openbaar ministerie houden dit dagelijks in de rechtszaal voor aan verdachten.

Maar als het om henzelf gaat spelen ze opeens verstoppertje. Dat maakt de afhandeling van de gerechtelijke dwaling in de zaak van de Schiedammer parkmoord extra ergerlijk. Er zijn fouten gemaakt, een bewust handelen, maar niet opzettelijk, zo valt in alle toonaarden te beluisteren. Alsof er geen voorwaardelijk opzet bestaat. Een gewone verdachte komt niet weg met dit soort gedraai.

Het roept ernstige twijfels op of het OM de les van Schiedam werkelijk ter harte neemt.

Door de onderzoekscommissie blijvend te maken, erkent de verantwoordelijke minister Donner (Justitie, CDA) dat er wel eens iets meer aan de hand kan zijn dan een betreurenswaardig incident.

Hij kan dat als geen ander weten, want in 1994 legde hij als voorzitter van een adviescommissie de basis voor een stroomlijning van het OM die wel ten koste moest gaan van het 'magistratelijk' gehalte van dit orgaan. De leden van het OM leggen nog steeds, net als rechters, een eed van 'onzijdigheid' af, maar ze zijn zich steeds meer gaan gedragen als ordinaire crime-fighters.

[...]

Duidelijk is wel dat volgens de rechters meer ernst moet worden gemaakt met `de waarheidsvinding'. Dat haalt je de koekoek. Het strafproces onderscheidt zich juist van andere (civiele) zaken doordat het niet gaat om een formele waarheid tussen de procespartijen, maar om de materiële waarheid. Als dat de les van Schiedam is, dan is er iets goed mis.

Het strafproces onderscheidt zich ook van een burgerlijk proces, doordat de rechter niet 'lijdelijk' (afwachtend) is, maar daadwerkelijk de leiding heeft van het onderzoek ter terechtzitting.

Volgens het boekje wordt de strafzitting beheerst door het beginsel van 'onmiddellijkheid': er mag alleen recht worden gedaan op materiaal dat op de openbare zitting is behandeld.

In werkelijkheid is het Nederlandse strafproces vrijwel geheel op schrift geraakt. Het dossier staat centraal in de rechtszaal in plaats van eigen onderzoek. De Nederlandse rechter ziet bovendien de strafrechtspleging in de eerste plaats als een manier om het gedrag van de verdachte te onderzoeken en te beoordelen. Het controleren van de opsporing komt pas op de tweede plaats. Toch is policing the police een kernopgave van het recht.

Maar ,,de Hoge Raad maakt het de vervolgende autoriteiten niet moeilijk'', zoals een expert losjes noteerde in het vakblad Delikt en Delinkwent. De advocaten die tegenwicht moeten bieden, klagen over allerlei beperkingen. Zij hebben bijvoorbeeld geen toegang tot politieverhoren, hoewel dat in andere landen heel gewoon is en helemaal niet zo bezwaarlijk voor de opsporing blijkt te zijn als hier graag wordt beweerd.

[...]

De rechtspraak is echter in de greep van het zogeheten `integraal management', waarin men graag spreekt van het `strafrechtelijk bedrijf'. Daarin staat de `doorlooptijd' van een zaak centraal, niet de kwaliteitsbewaking van de rechtszitting. De zaak van de Schiedammer parkmoord is het symptoom van een volwassen justitiële crisis.

 

Start Omhoog