Citaten uit
Ook ik had een martelaar voor Allah kunnen worden
Naema Tahir, NRC Handelsblad 26 augustus 2006
Auteur van de roman Een moslima ontsluiert. Jurist, eerder werkzaam op
verschillende Nederlandse ministeries, bij het Hof voor de Mensenrechten in
Straatsburg en in Nigeria voor de VN-Vluchtelingenorganisatie.
Het is, in je hoofd, niet eens zon grote stap, martelaar worden voor de islam. Toen
schrijfster Naema Tahir als ontheemde puber klem zat tussen Pakistan, Engeland en
Nederland, lokte het gastvrije hemelse paradijs heel wat meer dan het verwarrende
leven als immigrant.
Ooit wilde ik als martelaar sterven. Zo moeilijk ik het vind om mijn verhaal te delen, zo
belangrijk is het om het toch te doen.
[...]
De voedingsbodem van die verbondenheid is de pijn van ontheemding en uitsluiting,
zo beklemmend dat het obsessieve verlangen ontstaat om de al dan niet verbeelde
gemarginaliseerde positie in het Westen op te geven. Sommige jongeren, vervreemd
van zichzelf en van de wereld rondom hen, dichten zichzelf de kwaliteiten toe van
verheven wereldredders en kijken reikhalzend uit naar de beloning in het hemelse
paradijs die hen wordt voorgespiegeld.
Ooit wilde ik ook naar het paradijs.
[... ... ...]
Ik ben in 1970 geboren in Londen, als Brits-Pakistaanse moslim, dochter van
enigszins verlichte en goed opgeleide ouders die in de jaren zestig vanuit Pakistan naar
Groot-Brittannië migreerden, in de naïeve hoop dat ze daar het aardse paradijs
zouden vinden. Ze realiseerden zich niet hoe deze grote opwindende stap, snel
genomen, hen blijvend zou plagen met een gevoel van verlies, het verlies van het
thuisland.
[...]
Toen mijn vader in functie slachtoffer werd van gewelddadig racisme - een bloederige knokpartij op straat - was
dat het ideale excuus om het racistische Engeland van Margaret Thatcher te verlaten,
een land waar de dreigkreet Paki go home gewoon her en der op de muren gekalkt
stond.
Het gezin migreerde naar Nederland.
[...]
In Nederland bleken we plots allochtonen te zijn. Mijn ouders integreerden wel, maar bleven dromen van een
definitieve terugkeer, naar het échte paradijs op aarde, het heilige land, zoals Pakistan
ooit letterlijk heette. Alleen daar zouden we gelukkig kunnen zijn.
We keerden ook terug, naar het streng islamitische Pakistan van de militaire dictator
Zia ul Haq. Om enkele jaren later andermaal met zijn allen terug te gaan Nederland.
[...]
Thuis werden de teugels immers nog strakker aangespannen. Ik ben opgevoed als een
streng islamitisch meisje. Ik mocht niet doen wat andere pubers deden, uitgaan,
bijbaantje, op bezoek bij klasgenoten thuis. Ik raakte geïsoleerd, eenzaam. Ik viel uit de
boot. Ik werd een verwarde puber.
De verwarring sloeg algauw om in verscheuring. Met gemengde en tegenstrijdige
gevoelens over de zoektocht naar het paradijs op aarde. Ik was boos op mijn
ontheemde ouders die mij wortelloos maakten, die geen autoriteit toonden jegens hun
verwarring, geen controle hadden over hun levens. Ik kreeg de twijfels die iedere
puber kent maar kon ze niet delen met de rest van de klas, die anders was. Wie ben ik
eigenlijk, vroeg ik me af. Brits? Nederlands? Pakistaans? Moslim, en zo ja: hoe?
Lichtjes verlicht zoals mijn ouders of als een ware orthodoxe gelovige?
Olivier Roy (schrijver, onderzoeker en islamkenner) schrijft dat ontheemding kan
resulteren in een profilering van strikt religieuze kenmerken. Ik ken die ontwikkeling.
Het gevoel van ontheemding was bij mij zo sterk dat ik die leemte alleen kon vullen
met iets groters, iets overrompelends, iets universeels, iets wat ervoor zorgde dat ik
geen pijnlijke introspectie hoefde te verrichten, iets waaraan ik mij kon overgeven, iets
wat alle twijfel uitbande, iets wat mij ongekende rust en trots gaf.
In die projectie, zoals vele moslimjongeren die vooropstellen, geloofde ik dat alleen
mijn moslim zijn een absoluut karakter kon hebben. Islam kent geen grenzen, geen
nationaliteiten, geen ras. Iedereen is gelijk in de ogen van Allah, althans, min of meer.
Allah accepteert je zoals je bent, mits je je maar volledig aan Allah overgeeft.
Toen ik dat deed, wist ik mijn verwarring volledig te bezweren. Ik hoefde niet meer na te
denken. In de islam vond ik een gemakzuchtige rust, een makkelijk houvast, simpele
erkenning en blinde acceptatie. Bovenal voelde ik me uitverkoren, belangrijker dan de
rest, een gewaarwording die ik voorheen nooit had gekend. Het was een zalig,
vervullend, zingevend en uplifting gevoel dat me uit de marge haalde waarin ik dacht
te zitten verkommeren. Plots kreeg ik een verheven positie.
Ik hoefde niet langer, zoals mijn ouders, naar het aards paradijs te zoeken. Dat
bestond gewoon niet. Het ware paradijs, het echte leven, situeerde zich in het
hiernamaals. Het leven op aarde was tijdelijk en diende alleen maar om een plek in de
hemel te veroveren. Dat werd het uiteindelijke doel.
Als migrant geboren en getogen in het Westen voelde ik me hier toch verbannen en koesterde ik het naïeve verlangen
om terug te keren naar een plek waar ik met open armen ontvangen zou worden. En
dat was niet langer het land van herkomst van mijn ouders, ook niet meer mijn
migratieland, maar het hemelse paradijs. Daar was ik thuis. Nergens anders zou ik ooit
thuis zijn.
Mijn gehele puberteit was ik zeloot religieus, populair gezegd een fundi, al was die term
mij toen onbekend. Als orthodoxe moslim nodigde ik de geest van de Profeet
Mohammed uit om in mij te huizen. Ik at hem, ademde hem, probeerde zijn leven na
te doen. Ik wilde leven en sterven voor de islam. En dat kon. Mijn wens zou in
vervulling gaan in het Pakistaanse leger.
[...]
Het was in die dagen mijn grootste wens om mijn leven te geven voor islam. Om door de poort van het paradijs te gaan en herinnerd te
worden als Naema Tahir Shahied, de Martelaar.
Die wens is niet in vervulling gegaan. Praktisch niet realiseerbaar. Ik zat klem. Ik kon
mijn wensen niet vervullen, mijn dromen niet waarmaken. Gelukkig was ik
nieuwsgierig, werd ik omringd door scholieren die gingen studeren, en gelukkig
behaalde ik mijn diploma. Ik besloot rechten te studeren. Ik had behoefte aan regels
die orde schepten in mijn hoofd, zoals ook islamitische regels orde scheppen. Ik stelde
mezelf een nieuw doel: als moslimadvocaat zou ik goede werken verrichten in een
islamitisch land, Pakistan uiteraard.
Op mijn twintigste verliet ik het ouderlijk huis en ging in Leiden studeren.
[...]
Ik bevrijdde me van de mythe van het hiernamaals. Het hemelse paradijs werd voor
mij een farce, een excuus om je bestaan niet in te richten, om geen introspectie te
voeren, om de pijnlijke vragen die in je woelen niet te confronteren. Het is makkelijk
om je te verliezen in een mythische, magische religie. Veel moeilijker bleek het om je
leven in eigen handen te nemen. Ik wilde die uitdaging aangaan.
[...]
In dat proces, hoe raar dat ook klinkt, stierf ik inwendig, werd ik, om de cirkel rond te
maken, martelaar. Ik ontdeed me van die culturele eigenschappen die me
belemmerden om volledig Nederlander te zijn. Ik brak los uit verstikkende tradities,
raakte vervreemd van mijn geboortegemeenschap van Pakistaanse moslims, ontvoogd
van mijn vader en moeder, die mijn proces van Verlichting niet begrepen of
accepteerden.
En wat gebeurde er toen? Ik ervoer dat gelijkheid tussen allochtonen en autochtonen,
zoals gelijkheid tussen man een vrouw, een waanidee is. Omdat je net niet hetzelfde
gereedschap hebt als de dominante groep. Je kán nooit volledig Nederlander worden.
Het aardse paradijs bestaat niet. De perfect gelijkwaardige maatschappij is even
imaginair als het hemelse paradijs met de 72 maagden waar zelote islamjongeren tot
stervens toe naar verlangen.
[...]
Langzaam leerde ik dat er een derde laag bestaat, los van het heilige en het profane
paradijs: zelfbewustzijn. Alleen daar kan je jezelf vinden. Wat in een bepaald opzicht
veel lastiger is dan je te verliezen in een religie of in het idee-fixe dat je hier bent om
het de westerling naar de zin te maken. Je zelfbewustzijn kent geen zekerheden, geen
vastigheden. Niet iedereen kan de stap aan om dat complexe zelfbewustzijn te
exploreren.
Daarin schuilt de persoonlijke tragedie van de moslimterrorist. En ik ken
die tragedie uit mijn eigen ervaring. Daarom voel ik mij verbonden met de pijn van
jongeren die als martelaar willen sterven. Ook ik, martelaar.