Citaten uitWaarom zijn abstracties zo slecht?Sebastien Valkenberg, Trouw 10 januari 2008 Nederland stond bekend als een tolerant land, maar die traditie loopt momenteel gevaar. Dat was in een notendop de diagnose van Doekle Terpstra in zijn open brief van vorige week. [...] Meer tolerantie. Tja. Wie kan daar tegen zijn? Ik wil wedden dat een kleine steekproef op straat – ’Bent u voor meer verdraagzaamheid?’ – alleen maar tolerantieminnende mensen oplevert. Zo op de man af gevraagd zal ook Geert Wilders, de ongenoemde tegenstrever in het epistel van Terpstra, zeggen dat hij dit een groot goed vindt. [...] Hoe kunnen de twee antagonisten, die zich tot elkaar verhouden als water en vuur, toch opkomen voor dezelfde waarde? Natuurlijk houden ze er heel andere opvattingen op na. Alleen komen die niet aan het licht omdat Terpstra niet toelicht wat hij onder tolerantie verstaat. Het begrip blijft abstract, een kwaal die veel debatten op de opiniepagina’s teistert. Zo ook als er gesproken wordt over respect. Opnieuw: niemand kan daar tegen zijn. Maar wat men daaronder verstaat blijft dikwijls onduidelijk. Met zulke abstracties is het gemakkelijk identificeren. Wat bedoelt Terpstra met tolerantie? Hetzelfde als Voltaire toen deze zijn beroemde woorden schreef: ’Ik verafschuw alles wat u schrijft, maar ik zou mijn leven ervoor geven dat u het kan blijven schrijven’? Vermoedelijk niet – hij lijkt iets als etiquette op het oog te hebben, elkaar niet kwetsen –, maar zeker weten doen we dat niet. Hij laat zich er niet over uit. Daardoor maakt hij zich schuldig aan wat Karl Popper ’immunisering tegen kritiek’ noemt, een doodzonde in de theorievorming. Theorieën, aldus de Oostenrijkse wetenschapsfilosoof, moeten namelijk zo worden geformuleerd dat ze weerlegd kunnen worden. ’Onder welke voorwaarden’, vraagt Popper zich af, ’geef ik toe dat mijn theorie niet te handhaven valt?’ [...] Natuurlijk is Terpstra geen wetenschapper die een theorie opstelt. Dat neemt niet weg dat Poppers waarschuwing ook hem aangaat. Als ze niet nader worden toegelicht, belanden grote woorden in een domein jenseits waar en onwaar. Daar leiden ze tot een schouderophalende instemming (’Tolerantie? Natuurlijk ben ik daar voor!’). Terwijl ze juist onderwerp van debat moeten zijn. Het debat is de tegenhanger van het laboratorium van de wetenschapper. In het publieke domein kunnen opvattingen gefalsifieerd worden, om in het jargon van Popper te blijven. Vereiste is dan wel dat de deelnemers concreet durven zijn. Dat betekent: niet achteloos met algemene begrippen jongleren, maar zorgvuldig zeggen wat je bedoelt en minstens zo belangrijk: zeggen wat je niet bedoelt. [...] Een nauwkeurige positiebepaling roept onvermijdelijk tegenreacties op, die wellicht zelfs tot een herziening van het aanvankelijke standpunt noopt. Zo’n heroriëntatie is meestal pijnlijk, maar wel essentieel voor een werkelijk publiek debat. Wie daarvoor wegloopt en zich louter uitdrukt in abstracte oneliners loopt het risico dat waardevolle concepten verworden tot pastorale wijsheden die geen enkele inhoud hebben. |