Start Omhoog

Citaten uit

Drie misvattingen over tolerantie

Paul Cliteur, Andreas Kinneging, Frans Jacobs & Yoram Stein
In: Opinio 11 januari 2008 & Liberales 25 januari 2008

De vorstin, de burgemeester en de HBO-raad voorzitter, allemaal doen zij een beroep op de populaire deugd van de tolerantie, een deugd die het manifest ‘Benoemen en bouwen’ typerend noemt voor de ‘oude Nederlandse cultuur’. Wat is tolerantie eigenlijk voor deugd? Wat betekende het vroeger en wat is het nu gaan betekenen? En is het wel zo goed om altijd tolerant te zijn? 

Paul Cliteur (hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden), Andreas Kinneging (hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden) en Frans Jacobs (hoogleraar Ethiek aan de Universiteit van Amsterdam), drie onderling zeer verschillende filosofen zijn het in ieder geval over één ding eens: veel van de populaire opvattingen over ‘tolerantie’ zijn misvattingen.

Misvatting 1: Tolerantie is niet kwetsen en beledigen.

Paul Cliteur: [...] 
Tot aan 1966 hanteerde het Vaticaan een Index van verboden boeken waarop bijna alle grote werken van de Europese filosofie te vinden waren: de boeken van Erasmus, Hobbes, Pascal, Descartes, Locke, Galilei, Spinoza, Kant, Paine en vele andere. Tot aan 1820 was de Inquisitie actief: het juridisch vervolgen van ketters voor speciale rechtbanken. Hiertegen kwam een reactie in de 18e en 19e eeuw. Daarbij beriep men zich op “tolerantie”. 

Het pleidooi voor tolerantie hield in: creëer maximale vrijheid voor het ventileren van standpunten, ook onsympathieke, en gedoog dus dat mensen standpunten in woord en geschrift kunnen uitdragen waarmee je het fundamenteel oneens bent - en waardoor je dus ‘beledigd’ zou kunnen worden of ‘gekwetst’. Tolerantie houdt in dat men Jezus Christus mag aanprijzen en afwijzen; dat men satirische films over Boeddha of Mohammed mag maken; dat men beledigende boeken mag schrijven over Karl Marx of John Stuart Mill of Adolf Hitler. 

Tegenwoordig wordt ‘tolerantie’ ingeroepen voor iets heel anders, iets dat aan de klassieke tolerantie diametraal tegenovergesteld is. Met een beroep op ‘tolerantie’ wordt aan mensen voorgehouden dat zij geen dingen mogen zeggen waaraan anderen aanstoot zouden kunnen nemen. Een ‘tolerant mens’ is iemand die deze deugd in grote mate bezit en praktiseert in zijn leven. De toespraken van de koningin: een toonbeeld van tolerantie. De commentaren van J.P. Balkenende. Het zijn allemaal voorbeelden van grote tolerantie. Althans vanuit het modern tolerantiebegrip. En Hobbes, Locke, Spinoza en al die andere filosofen waaraan het Vaticaan aanstoot nam en wier boeken op de Index kwamen zijn nu voorbeelden van ‘intolerante’ boeken, geschreven door intolerante mensen. 

Kortom, ‘tolerantie’ wordt tegenwoordig niet ingeroepen om de grenzen voor de vrijheid van meningsuiting te verruimen, maar om die te begrenzen

[...] 

Misvatting 2: Nederland was vroeger zo tolerant 

Andreas Kinneging: 
Paul Cliteur heeft natuurlijk volkomen gelijk als hij stelt dat de ondertekenaars van het manifest ‘Benoemen en bouwen’ geen pleidooi voor tolerantie houden, maar voor meer beleefdheid. En hij heeft ook gelijk als hij stelt dat tolerantie geen beleefdheid is, maar een toegeeflijke houding ten opzichte van meningen die je niet aanstaan. 

Die toegeeflijke houding ontbreekt bij de ondertekenaars van het manifest. Het is duidelijk dat ze bepaalde meningen niet willen tolereren. De ondertekenaars schrijven zelf dat het debat verhard is. Maar wat ze hadden moeten schrijven, is dat debat niet op niveau wordt gevoerd. Er wordt voortdurend op de man gespeeld. Op argumenten van de tegenpartij wordt nooit ingegaan. 

Het manifest maakt zich daar zelf ook schuldig aan. 

[... W]aar Terpstra en de zijnen naar terug lijken te verlangen, is de periode dat er helemaal geen debat mogelijk was, omdat bijvoorbeeld kritiek op de multiculturele samenleving simpelweg niet werd getolereerd. 

Dit is een tweede misvatting in het manifest: de gedachte dat Nederland vroeger zo tolerant was. Ook het Nederland van de zeventiende eeuw is niet zo tolerant als wel beweerd wordt. Nederland heeft van oudsher eerder een onverschillige dan een tolerante cultuur. Deze onverschilligheid werd al opgemerkt door de zeer controversiële filosoof René Descartes: 

‘Temidden van de massa mensen die (…) geheel opgeslokt worden door hun eigen besognes, heb ik heb hier net zo eenzaam en teruggetrokken kunnen leven als in de meest afgelegen woestijnen’, 
schreef Descartes in zijn hoofdwerk Discours de la méthode, een werk dat hij in de Republiek in alle vrijheid kon schrijven.

Ketterse filosofen toestaan om te leven en te schrijven in je samenleving, omdat het je niet kan schelen wat ze denken en schrijven, is geen tolerantie, maar onverschilligheid. Het hun toestaan om boeken te schrijven en te drukken, omdat je daar winst op kunt maken, is ook geen tolerantie, maar winstbejag. Bij tolerantie gaat het om het motief. Iemand die uit eigenbelang iets toelaat, is niet tolerant. Ook iemand die allerlei zaken toestaat uit angst voor bedreigingen of geweld, is niet tolerant. Tolerant noemen we iemand die iets toestaat waar hij een bloedhekel aan heeft, en dat doet uit liefde of respect. Zo tolereren we veel van onze kinderen, omdat we van ze houden. De irritante meningen van anderen verdragen we echter uit een abstracter soort liefde: de liefde voor de waarheid.

Misvatting 3: Het is goed om tolerant te zijn

Frans Jacobs: 
Tolerantie is een deugd die mensen in het maatschappelijke debat graag aan zichzelf toeschrijven, terwijl ze de intolerantie van anderen aan de kaak stellen. 

[...] 

De echte tolerantie waarover Kinneging het heeft - dus niet de onverschilligheid jegens de meningen van anderen, maar datgene toestaan waar je een bloedhekel aan hebt - is een deugd die thuishoort in een andere tijd. Deze deugd was prima op zijn plaats in de zeventiende eeuw, toen de grote meerderheid van de samenleving nog vond dat iedereen zich tot het ene, ware geloof moest bekeren, en het werkelijk een gruwel werd gevonden als iemand dat niet deed. 

Maar in onze tijd, waar bijna iedereen er vrede mee heeft dat verschillende mensen op verschillende manieren hun levens invullen, is de deugd van de tolerantie nog slechts een deugd voor fatsoensrakkers, moraalridders en religieuze fanatici. Alleen in hun ogen is de levenswandel van de anderen nog een gruwel. Deze intolerantie weten ze dan echter te onderdrukken, dat noemen ze dan tolerantie, en daar zijn ze dan nog trots op ook. 

Als we eenmaal inzien dat deze deugd van de tolerantie in ons soort samenleving niet meer thuishoort, schrijven we in het maatschappelijke verkeer tolerantie niet meer automatisch toe aan onszelf, en intolerantie aan onze tegenstanders. Weg met het gepraat over tolerantie!

Start Omhoog