Vorige Start Omhoog Volgende

Studentensteekproeven

De landelijke steekproeven bleken van groot nut bij het toetsen van de heersende opvattingen omtrent SMK. Enkele van hun tekortkomingen zijn echter dat er zeer weinig van dit soort onderzoeken gedaan zijn, dat zij weinig gegevens bevatten over reacties op SMK-ervaringen en onvoldoende informatie bieden om de veronderstelde causaliteit van de schade in te schatten. Dus verrichtten wij een tweede meta-analyse die gebaseerd is op een andere groep van niet-klinische steekproeven, studentensteekproeven. Om een aantal redenen hebban wij voor deze steekproeven gekozen. Een reden is dat deze steekproeven het grootste aantal niet-klinische steekproeven van dezelfde soort vertegenwoordigen. Ondanks het feit dat mensen die tertiair onderwijs hebben gevolgd, verschillen van mensen zonder deze achtergrond, zijn wij van mening dat studentensteekproeven van belang zijn voor het beantwoorden van vragen met betrekking tot bevolkingskarakteristieken - dat wil zeggen: de vraag hoe de typische persoon met SMK op deze ervaringen reageert - omdat in de Verenigde Staten ten minste 50% van de volwassen bevolking een of andere vorm van tertiair onderwijs gevolgd heeft. Een ander voordeel van steekproeven onder studenten is dat deze steekproeven door universitaire onderzoekers verricht worden, die er doorgaans in slagen om goed onderzoek af te leveren en dikwijls rekening houden met factoren betreffende de gezinssituatie. Deze Informatie, die niet systematisch beschikbaar is In klinisch onderzoek of zelfs in de nationale steekproeven, is van belang bij het bestuderen van de mogelijk causale rol die SMK speelt bij het veroorzaken van negatieve effecten. Tevens verschaffen deze onderzoeken een rijke bron aan gegevens voor de bestudering van reacties op SMK-ervaringen, die niet uit andere literatuur te halen is. Deze Informatie is van belang voor het nauwkeurig onderzoeken van de vermoedens omtrent SMK, zoals zowel de verbreidheid en intensiteit van de effecten, als de gelijkwaardigheid in reactie van jongens en meisjes.

Bij elkaar genomen verzamelden wij 59 bruikbare onderzoeken voor de bestudering van de relatie tussen SMK en welbevinden, reacties, en effecten uit zelfrapportages. Voor de bestudering van het verband tussen SMK en welbevinden werden 54 onderzoeken gebruikt, bestaand uit 3.254 mannelijke subjecten uit 18 steekproeven en 12.570 vrouwelijke subjecten uit 40 steekproeven. Reacties en effecten uit zelfrapportages werden gebaseerd op 783 mannelijke subjecten uit 13 steekproeven en 2.353 vrouwelijke subjecten uit 14 steekproeven.

In de onderzoeken werden verschillende definities van SMK gehanteerd. Zo beperkten 20% van de onderzoeken hun definitie tot uitsluitend ongewenste SMK-ervaringen. De definitie van de overige 80% bevatte zowel gewenste als ongewenste SMK-ervaringen, waarbij SMK voor het overgrote deel gedefinieerd werd als een leeftijdsverschil tussen de partners van 5 of meer jaar wanneer de jongere partner jonger dan 16 of 17 is. Met in acht name van de verschillen in definities was het voorkomen van SMK als volgt: gebaseerd op 26 steekproeven met 13.704 mannelijke subjecten kwam het aantal mannen met SMK-ervaringen uit op 14%. Voor vrouwen lag dit percentage, gebaseerd op 45 steekproeven met 21.999 vrouwelijke subjecten, op 27%.

Sommige onderzoekers hebben beweerd dat studentensteekproeven minder informatie bevatten over de effecten van de ernstiger vormen van SMK, omdat studenten aan minder ernstige vormen van SMK zouden zijn blootgesteld dan mensen uit de algemene bevolking. Door terug te gaan naar de relevante gegevens uit de landelijke steekproeven en door de studentensteekproeven te onderzoeken en de overeenkomstige waarden te berekenen, waren wij in staat on dit vermoeden te toetsen.

Tabel 4 toont enkele van deze resultaten. Er wordt wel beweerd dat de ernst van de gevolgen toeneemt van, op het laagste niveau, SMK-ervaringen zonder lichamelijk contact (zoals bij exhibitionisme), naar strelen, naar orale seks, naar geslachtsgemeenschap. In deze tabel valt te zien dat subjecten uit de studentensteekproeven net zo vaak geslachtsgemeenschap hadden meegemaakt als subjecten uit de nationale steekproeven - en veel vaker in het geval van mannen. Verwantschap tussen de jongere en de oudere participant wordt vaak als een indicator van de schadelijkheid van het contact beschouwd, met incest als de meest ernstige.

Tabel 5 laat zien dat incest net zo vaak voorkomt onder subjecten uit de studentensteekproeven als onder de hele bevolking. Een andere veel gebruikte indicator voor de ernst is de frequentie van de SMK-ervaringen, wat wil zeggen dat meervoudige SMK-gebeurtenissen als ernstiger worden beschouwd dan enkelvoudige. In zowel de studentensteekproeven als in de nationale steekproeven ging het bij grofweg de helft van de subjecten met SMK-ervaringen om meervoudige SMK-gebeurtenissen, wat in termen van ernst opnieuw op overeenkomsten duidt. Wij leiden uit deze vergelijkingen af dat, omdat de aard van de SMK in studentensteekproeven en landelijke steekproeven nagenoeg overeenkomt, het gebruik van studentensteekproeven en vragen over SMK in de algemene bevolking te beantwoorden, alleszins gerechtvaardigd is.

 

Tabel 4

Schattingen van het voorkomen van vier typen SMK in studenten- en landelijke steekproeven

Steekproef / sekse

k

N

Exhibitionisme

Strelen

Orale seks

Geslachtsgemeenschapa

Studenten
  Vrouwen

13

2172

32%

39%

3%

13%

  Mannen

9

506

22%

51%

14%

33%

  Beideb

26

2918

28%

42%

6%

17%

Landelijkc
  Vrouwen

3

590

38%

67%

9%

16%

  Mannen

3

366

25%

69%

22%

13%

  Beide

6

956

33%

68%

14%

15%

Opmerking.

K is het aantal steekproeven en N is het aantal SMK respondenten in deze steekproeven, waarop de schatting van het voorkomen van typen SMK is gebaseerd. De schattingen zijn de gewogen gemiddelden van de afzonderlijke steekproeven. Schattingen onder de studenten zijn afkomstig van de onderzoeken die in dit artikel besproken zijn; schattingen van de landelijke bevolking zijn afkomstig van drie onderzoeken van landelijke steekproeven (Baker & Duncan, 1985; Laumann et al., 1994; Lopéz et al., 1995).

  1. In enkele onderzoeken van studenten en nationale steekproeven wordt met geslachtsgemeenschap ook bedoeld een poging tot
  2. Deze waarden zijn gebaseerd op twee andere onderzoeken (met elk steekproeven van mannen en van vouwen), die alleen de resultaten voor beide groepen weergeven
  3. Over exhibitionisme hebben alleen Lopéz e.a. gerapporteerd (vrouwen k = 1, N = 203; mannen: k = 1, N = 134; beiden: k = 2, N = 337); over orale seks is alleen door Laumann et al. en Lopéz et al. gerapporteerd (vrouwen: k = 2, N = 476; mannen: k = 2, N = 291; beiden: k = 4, N = 767).

 

Tabel 5

Schatting van het voorkomen van typen relaties tussen de SMK respondenten en hun partners/misbruikers in studenten- en landelijke steekproeven.

 

 

Sekse

SMK door verwanten

SMK binnen het gezin

Studentena

Landelijkb

Studentenc

Landelijkb

N

%

N

%

N

%

N

%

Vrouwen

2735

37

606

34

792

20

606

15

Mannen

580

23

375

13

270

8

375

4

Beiden

3569

35

981

26

1275

16

981

11

Opmerking.

'SMK binnen het gezin' duidt op seksuele relaties met nauwe verwanten (b.v. biologische ouders, stiefouders, grootouders en oudere broers en zussen). 'SMK door verwanten' duidt zowel op het eigen gezin als op relaties met andere verwanten. De schattingen zijn de gewogen gemiddelden van de cijfers van de afzonderlijke steekproeven. De schattingen aangaande de studenten komen van onderzoeken die in dit artikel zijn besproken; die van de nationale populatie komen uit drie onderzoeken met landelijke steekproeven (Baker & Duncan, 1985; Laumann et al., 1994; Lopéz et al., 1995).

a Gebaseerd op respectivelijk 21, 9, en 33 steekproeven van vrouwen, mannen, en beide,

b Gebaseerd op respectivelijk 3, 3, and 6 steekproeven van vrouwen, mannen, en beide.

c Gebaseerd op respectivelijk 10, 6, and 19 steekproeven van vrouwen, mannen, en beide.

 

Vervolgens bestudeerden wij de relatie tussen SMK en welbevinden door een meta-analyse toe te passen op de resultaten uit de 54 steekproeven die bruikbaar statistisch materiaal verschaften. Hieruit bleek dat, gebaseerd op 15.912 subjecten, het deel van de gemiddelde variabiliteit van de scores op welbevinden waar SMK voor verantwoordelijk is, op 0,81% gesteld moet worden, wat betekent dat SMK niet verantwoordelijk is voor de overige 99,19% variabiliteit in welbevinden. Niettemin was dit kleine verschil In welbevinden statistisch significant, waarbij subjecten met SMK-ervaringen een ietwat verminderd welbevinden vertoonden. Voorts verrichtten wij voor mannen en vrouwen een afzonderlijke meta-analyse op de relatie tussen SMK en welbevinden.

Zoals in tabel 6 te zien is, nam SMK 0,49% in de variabiliteit in welbevinden voor mannen voor zijn rekening en 1% voor vrouwen - cijfers die exact overeenkomen met de waarden uit de landelijke steekproeven. Het is van belang om hier te benadrukken dat studentensteekproeven en landelijke steekproeven opmerkelijke overeenkomsten vertonen inzake het voorkomen, van de soorten van SMK en de omvang van de relatie tussen SMK en welbevinden. Deze bevindingen wijzen er op dat de gegevens uit studentensteekproeven substantieel waardevoller zijn dan gegevens uit klinische steekproeven bij de poging inzicht te verwerven in de aard van SMK in de hele bevolking.

 

Tabel 6

Meta-analyse van de relaties tussen SMK en welbevinden bij mannelijke en vrouwelijke studenten

Sekse

k

N

% variantie

Mannen

14

2947

0.49

Vrouwen

33

11631

1.00

Opmerking: k duidt op het aantal steekproeven; N is het totaal aantal subjecten in de k steekproeven. % variantie geeft het percentage weer van de variabiliteit in welbevinden waar SMK voor verantwoordelijk is.

 

Omdat een forse minderheid van de onderzoeken hun definities van SMK beperkten tot uitsluitend ongewenste seks, namen wij de gelegenheid te baat om de verbanden te onderzoeken tussen SMK en welbevinden als een functie van de mate van participatie. Wij onderzochten dit voor mannen en vrouwen afzonderlijk.

Tabel 7 toont de resultaten. Bij mannen bleek dat, wanneer uitsluitend de steekproeven gebruikt worden waarin SMK zowel op gewenste als ongewenste seks duidt, SMK 0.16% van de variabiliteit van het welbevinden voor zijn rekening nam. Deze variabiliteit is niet statistisch significant. Bij onderzoeken waarin SMK alleen met ongewenste seks geassocieerd wordt, steeg de variabiliteit waar SMK voor verantwoordelijk is naar 1,69%, wat wel statistisch significant is. Deze waarde is meer dan 10 keer zo groot als bij onderzoeken waarin zowel naar gewenste als ongewenste seks gekeken wordt. Wanneer men beide onderzoeken naast elkaar legt, blijkt dat, bij jongens, gewenste participatie in SMK niet gerelateerd is aan verminderd welbevinden. Bij vrouwen bleek anderzijds dat SMK zowel bij onderzoek waarin naar gewenste en ongewenste seks gekeken werd, als in steekproeven waarin alleen ongewenste seksuele interacties meetelden, aan verminderd welbevinden gerelateerd is. In het eerste geval nam SMK 0,64% van de variabiliteit van het welbevinden voor zijn rekening, en in het tweede geval 1,21%. Wij vergeleken deze vier effectomvangen voor de vier condities en vonden dat de effectomvang voor mannen in de gewenst-ongewenst conditie significant kleiner is dan de effectomvangen van de andere drie condities. Deze uitkomst wijst op een sekseverschil en impliceert dat jongens die vrijwillig deelnemen niet samen met meisjes geclassificeerd mogen worden, wanneer de gevolgen van SMK besproken worden.

 

Tabel 7

Meta-analyses van de relaties tussen SMK en welbevinden van studenten, onderscheiden naar sekse en mate van instemming

Sekse Instemming

K

N

% variantie

Mannen Alle typen

10

1957

0.16

Ongewenst

4

990

1.69

Vrouwen Alle typen

25

9363

1.21

Ongewenst

8

2268

0.64

Opmerking: k verwijst naar het aantal steekproeven; N is het aantal subjecten in de k steekproeven; % variantie duidt het percentage van de variabiliteit in de mate van welbevinden aan, dat voor rekening van SMK komt.

a Alle typen houdt in: zowel gewenste als ongewenste SMK; ongewenst houdt alleen omngewenste ervaringen in.

Zo blijkt dat, in ieder geval voor jongens, de gevolgen van SMK niet onontkoombaar zijn, maar afhankelijk van de context waarin het plaatsvindt. Om de context nader te onderzoeken, richtten wij ons uitsluitend op subjecten uit de studentensteekproeven met SMK-ervaringen om er achter te komen welke factoren betrokken zouden kunnen zijn bij hun reacties of symptomen. De contextuele factoren die we onderzochten waren de frequentie van de SMK-episoden, de duur, het gebruik van geweld, het voorkomen van penetratie en incestueuze SMK.

Tabel 8 toont de resultaten van onze analyses. In tegenstelling tot wat over het algemeen aangenomen wordt, waren de reacties bij een hogere frequentie van de voorvallen, een langere duur van de relaties en het voorkomen van penetratie niet negatiever, en de symptomen niet ernstiger. Anderzijds waren incestueuze relaties en het gebruik van geweld wel gerelateerd aan meer negatieve reacties en ernstiger symptomen.

 

Tabel 8

Meta-analyse van de relaties tussen aspecten van de SMK-ervaring en de gevolgen bij studenten

Aspect Gevolg

K

N

% variantie

Duur Reacties / effecten

4

473

(0.09)

Symptomen

2

82

4.41

Geweld Reacties / effecten

7

694

12.25*

Symptomen

4

295

1.21

Frequentie Reacties / effecten

3

328

(0.04)

Symptomen

3

174

0.64

Incest Reacties / effecten

4

394

1.69*

Symptomen

9

572

0.81*

Penetratie Reacties / effecten

2

253

(0.09)

Symptomen

7

594

0.25

Opmerking: k geeft het aantal steekproeven aan; N is het aantal subjecten in de k steekproeven; % variantie geeft het percentage in variantie van de reacties/effecten of de symptomen waar dat aspect van SMK voor verantwoordelijk is. De tussen haakjes geplaatste waarden geven aan dat dat aspect in verband stond met minder negatieve reacties/effecten of symptomen.

* betekent dat dit resultaat statistisch significant is.

 

Het beeld van SMK zoals dat in de media geschetst wordt, is dat van een breekbaar, hulpeloos kind dat in een staat van kennelijke shock verkeert, nadat het door een volwassene overweldigd is. In het onderstaande willen wij aan de hand van enkele gegevens proberen de validiteit van dit beeld vast te stellen.

Tabel 9 toont de resultaten van 10 steekproeven onder vrouwelijke studenten en 11 onder mannelijke met betrekking tot de vraag hoe zij op het moment van die SMK-gebeurtenis reageerden. Van de 1.421 vrouwen met SMK-ervaringen reageerde 11% op het moment van de gebeurtenis positief, 18% neutraal en 72% negatief. Van de 606 mannen met SMK-ervaringen reageerde 37% op het moment van de gebeurtenis positief, 29% neutraal en 33% negatief. De resultaten onder mannen staan in sterk contrast met het beeld dat hierboven geschetst werd. De meerderheid van de jongens (tweederde) reageerde niet negatief. Bij meisjes is het patroon precies omgekeerd, wat opnieuw wijst op een duidelijk sekseverschil, en wat het bewijs levert dat jongens en meisjes niet op dezelfde wijze reageren. Met betrekking tot de negatieve reacties is het belangrijk op te merken dat deze reacties uiteen kunnen lopen van een zekere onbehaaglijkheid tot een traumatische shocktoestand. Het percentage jongens en meisjes dat overeenkomstig het heersende beeld met een traumatische shocktoestand reageert, is slechts een fractie van de hier gepresenteerde negatieve reacties.

Tabel 9

Retrospectief herinnerde directe reacties van studenten op hun SMK ervaringen

Onderzoek

Vrouwen

Mannen

Pos

neut

Neg

N

Pos

Neut

neg

N

Brubaker, 1991

22

18

60

50

-

-

-

-

Brubaker, 1994

10

17

73

99

-

-

-

-

Cindy et al., 1987

-

-

-

-

58

14a

28

50

Finkelhor, 1979

7

27

66

119b

N/a

N/a

38

23

Fisher, 1991

5

N/a

N/a

39

28

N/a

N/a

18

Fishman, 1991

-

-

-

-

27

43

30

30b

Fromuth, 1984

28

12

60

130b

-

-

-

-

Fromuth & Burkhart, 1998

-

-

-

-

60

28

12

81

Goldman & Goldman, 1988

17

16

68

188b

39

32

30

40b

Landis, 1956

2

16

82

493b

8

39

54

183b

Long & Jackson, 1993

4

28a

69

137

-

-

-

-

O'Neill, 1991

10

6

84

83b

43

9

48

46b

Schultz & Jones, 1983

28

19

52

122b

69

24

7

67b

Urquiza, 1989

-

-

-

-

39

27

33

51

West & Woodhouse, 1993

-

-

-

-

45

29

26

58

Totaal

11

18

72

1421

37

29

33

606

Opmerking: n/a wil zeggen: informatie niet beschikbaar [availble]. De totalen bevatten alleen die steekproeven die alle drie de reacties bestreken. De totaal-percentages zijn gewogen per steekproef; het totaal van Ns geeft een combinatie weer van het aantal ervaringen en het aantal subjecten. De percentages komen niet precies op 100 uit vanwege het afronden ervan.

a Betreft gemengde reacties.

b Geeft het aantal ervaringen weer. Zo niet, dan geeft N het aantal subjecten weer.

 

Wij weten niet hoe groot deze fractie is, naar wij mogen aannemen dat een traumatische shocktoestand in een zelfrapportage tot negatieve effecten, wellicht van blijvende aard, leidt. Om de omvang inzichtelijk te naken, onderzochten wij de effecten uit de zelfrapportages in de studentensteekproeven.

Tabel 10 toont de resultaten uit de onderzoeken die deze informatie bevatten. In de zelfrapportages blijken blijvende gevolgen bij mannen relatief weinig voor te komen. In het onderzoek van Condy was 16% van de mannelijke subjecten van mening dat hun SMK-ervaringen een negatieve invloed hebben op hun huidige seksuele leven. In Fishmans studie was de corresponderende waarde 13%, bij Fritz 10%, in hot onderzoek van Landis 0,4% en in het onderzoek van West en Woodhouse gaven I ŕ 2 mannen uit een populatie van 67 aan dat hun seksuele leven negatief beďnvloed was. Met betrekking tot andere soorten van blijvende gevolgen gaf Landis' onderzoek aan dat geen van de mannen van mening was dat zij permanent in hun emotionele ontwikkeling geschaad waren. In de studie van Fishman gaf ongeveer een kwart van de mannen aan dat de ervaring op een of andere manier een negatieve invloed op hun huidige leven heeft gehad.

 

Tabel 10

Zelf-gerapporteerde gevolgen van SMK-ervaringen van studenten

Onderzoek Sekse N Type gevolgen Reactie
Condy et al., 1987 m 51 Volw. Seksuele leven goed = 37%; geen = 28%; gemengd = 9%; slecht = 16%
Fisher, 1991 m 24 Stress toen of nu geen stress toen of nu= 21%; matige stress nu = 2.12 op [een schaal van] 1-10
Fritz et al., 1981 m 20 Huidige seksleven problemen = 10%
Fishman, 1991 m 30a Levenslang positief = 17%; neutraal = 57%; negatief = 27%
Huidige seksleven positief = 24%; neutraal = 63%; negatief = 13%
Landis, 1956 m 215a Tijd voor herstel geen shock = 68%; weinig/geen = 10%; dagen tot jaren = 22%; nooit = 0%
Schade bij emot. ontwikkeling geen = 81%; tijdelijk = 19%; blijvend = 0%
Invloed op houding t.o.v.seksualiteit geen = 80%; tijdelijk = 17%; blijvend = 0.4%
West & Woodhouse, 1993 m 67 Blijvende gevolgen "slechts een of twee" van de 67: invloed op seksualiteit
Fisher, 1991 f 54 Stress toen of nu geen stress toen of nu = 7%; matige stress nu = 3.00 op een schaal van 1-10
Fritz et al., 1981 f 42 Huidige seksleven problemen = 24%
Hrabowy, 1987 f 107 Zit er nu nog over in minimaal of geen problemen mee= 75%; enigszins = 20%; veel problemen mee = 5%
Landis 1956 f 531a Tijd voor herstel Geen shock = 25%; weinig/geen = 17%; dagen tot jaren = 51%; nooit = 4%
Schade bij emot. ontwikkeling geen = 66%; tijdelijk = 30%; blijvend = 3%
Invloed op houding tov seksualiteit geen = 70%; tijdelijk 26%; blijvend = 2.2%
Nash & West, 1985 f 50 Hoe lang gevolgen ondervonden Geen of enkele weken = 52%; maanden = 16%; jaar of langer = 10%; nog steeds = 22%

a geeft het aantal ervaringen aan; zo niet, dan geeft N het aantal subjecten aan.

 

Vrouwen verschillen van mannen in de omvang van de gerapporteerde negatieve effecten. In de studie van Fritz gaf 24% blijvende gevolgen voor het seksuele leven aan en in het onderzoek van Landis 2,2%. Met betrekking tot blijvende effecten van een meer algemene aard bleek in het onderzoek van Hrabowy dat 20% gematigde problemen heeft met de ervaring en 5% grote problemen. In de studie van Landis was 4% van mening dat ze nog niet hersteld waren. In een onderzoek van Nash on West gaf 22% aan dat zij nog steeds negatieve gevolgen ondervonden.

Deze gegevens laten zien dat zowel onder mannen als vrouwen een aantal subjecten ernstig door hun ervaringen geschaad werd, maar dit betreft slechts een minderheid. Deze gegevens wijzen er tevens op dat SMK de mogelijkheid heeft schadelijk te zijn, naar dat ernstige schade geen inherente eigenschap van SMK is. Zoals de analyses die wij in het voorgaande presenteerden doen vermoeden, is het de context, zoals het gebruik van geweld, de afwezigheid van vrijwilligheid bij de jongere, of potentieel incestueuze betrokkenheid, die gecombineerd met SMK tot schadelijke resultaten leidt.

Vorige Start Omhoog Volgende