Start Omhoog

Vergeet de vier procent

Onthoud de één procent

Nu en dan en her en der heb ik beweerd dat uit het onderzoek van Rind c.s. zou blijken dat blijvende schade na een seksueel contact in de kindertijd slechts in vier procent van de gevallen optrad, en dan nog alleen bij meisjes en dan alleen na incest of dwang. Dit klopt bij nader inzien niet.

Hier kwam ik tot mijn schrik achter toen iemand beweerde dat dit één procent was. Bij mijn tekst om dit te corrigeren in 4% wilde ik een link zetten naar dit getal in Rind's onderzoek. Die 4% bleek niet te vinden te zijn! Bij het doorlezen van het onderzoeksverslag heb ik meteen de on line lay out hiervan verbeterd. Het staat nu beter leesbaar op

  • < https://www.ipce.info/library_3/rbt/metaana.htm > en op
  • < http://www.tegenwicht.org/13_rbt_eng/rbt/metaana.htm >
  • Wel komt de 1% voor in Rind's meta-analyse, maar deze betekent daar iets heel anders.

    De vier procent

    De 4% vond ik terug in een meer eenvoudige versie, te weten hun voordracht in Rotterdam in 1998. Deze staat hier:

  • < https://www.ipce.info/library_2/rbt/examination.htm > en
  • < http://www.tegenwicht.org/13_rbt_eng/examination.htm >
  • In het Nederlands: < http://www.tegenwicht.org/11_intiem/rind_rdam.htm >
  • Voor dit geschrift neem ik de Rotterdamse lezing als primaire bron, omdat deze versie eenvoudiger is dan de gehele meta-analyse. Meerdere gegevens uit deze lezing komen ook niet uit de meta-analyse van 1998, maar uit eerdere onderzoeken van Rind c.s.

    Terzijde: de gebruikte statistische termen heb ik uitgelegd in:

  • < https://www.ipce.info/ipceweb/Library/explanation.htm > rn
  • < http://www.tegenwicht.org/13_rbt_eng/gieles_explanation.htm >
  • De cijfers

    De 4% blijvende schade staat in tabel 2 van de lezing in Rotterdam. Daar wordt het onderzoek van Baker & Duncan uit 1985 besproken. Dit is een onderzoek met een landelijke steekproef als basis. De 4% staat daar echter bij de mannen; bij de vrouwen komen de auteurs op 13% blijvende schade.

    Er is meer, namelijk ook "Destijds schade, maar zonder blijvend effect". Bij de mannen is dit 33%, bij de vrouwen 51%. "Geen effect" komt bij de mannen op 57% en bij de vrouwen op 34%. "Verbeterde kwaliteit van leven" is er ook: mannen 6%, vrouwen 2%. De tabel staat hier: < http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/rbt_rdam.htm#Landelijke >.

    Nu meen ik dat "tijdelijke schade" toch ook "schade" is. Als we 'blijvend' en 'tijdelijk' optellen, komen we op 37% bij de mannen en 64% bij de vrouwen. Dit is dus beduidend meer dan die vermeende 4%.

    Een ander cijfer echter relativeert dit weer:

    De één procent

    Dit percentage komt wel voor in de meta-analyse, maar dit betekent iets heel anders, namelijk "effect-omvang".

    Dit is een cijfer dat, na statistische berekeningen, aangeeft hoeveel effect verschijnsel A (hier: seksuele ervaring in de kindertijd) heeft op verschijnsel B (hier: blijvende schade, preciezer gezegd: aanpassingsproblemen in de volwassenheid). Dus niet hoe vaak verschijnsel B voorkomt ('1% van de gevallen'), maar hoeveel invloed A op B heeft: '1% van de mogelijke invloeden van A op B'.

    Hieroe wordt de correclatie (samenhang, samengaan) tussen alle mogelijke, bekende en berekenbare factoren (invloeden) en het verschijnsel B apart berekend en vergeleken. Er kunnen immers ook andere factoren (krachten) effect hebben gehad op verschijnsel B dan alleen die ervaring in de kindertijd. De effect-omvang hiervan kan berekend worden per steekproef en over meerdere steekproeven tegelijk.

    Het blijkt dat dat deze effect-omvang per type steekproef verschilt:
    In het onderzoek van Jumper 1995:

  • - Bij klinische steekproeven (van mensen die in behandeling zijn) is het hoog: 7,30 %;
  • - bij landelijke steekproeven (representatief voor 'de bevolking') is het gemiddeld: 2,25%;
  • - bij studentensteekproeven is het laag: 0,8%.
  • Een ander onderzoek uit 1996, niet nader vermeld in de Rotterdamse lezing, komt op

  • - 3,6% voor klinische steekproeven en
  • - 1,4% voor niet-klinische steekproeven.
  • Ook dit staat in de Rotterdamse lezing op
    < http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/rbt_rdam.htm#Landelijke >, maar dan lager onder het kopje "kwalitatieve onderzoeken".

    In hun onderzoek naar landelijke steekproeven kwamen Rind c.s. tot deze bevinding:

  • - bij mannen was de effectomvang tussen de 0,16% en de 1,44%, gemiddeld 0,49%;
  • - bij vrouwen tussen de 0,25% en de 4,00%, gemiddeld 1%.
  • \
  • - Het totale gemiddelde wordt dan 0,81%.
  • In hun onderzoek naar de studentensteekproeven vonden zij

  • - 1% voor vrouwen en
  • - 0,5% voor mannen.
  • Dit staat ook op < http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/rbt_rdam.htm#Landelijke >, maar dan weer lager, namelijk boven en onder tabel 3.

    De gezinsomstandigheden

    Uit een en ander blijkt dan dat de factor '(zorgelijke) gezinsomstandigheden' negen maal zo sterk is als 'seksuele ervaingen in de kindertijd'.

    Nemen we gemakshalve 1% in het geheugen als effectomvang van seksuele ervaringen in de kindertijd, en 9 tot 10% als effect-omvang van (zorgelijke) gezinsomstandigheden, dan relativeert dit dus de blijvende schade als effect van die vroege seksuele ervaringen. De (zorgelijke) gezinsomstandigheden tellen negen maal zwaarder.

    Gewenst en ongewenst, mannen en vrouwen

    Weer iets lager in hetzelfde bestand, de Rotterdamse lezing, zien we tabel 7, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen gewenste en ongewenste seksuele contacten in de kindertijd. De literatuur biedt hiervoor slechts twee categorieen, namelijk "gewenst" en "gewenst en ongewenst".

  • - Gewenst en ongewenst, beide typen dus, komt dan op een effectomvang, hier "varantie" genoemd, van 0,16% voor mannen en 1,21% voor vrouwen.
  • - Type "ongewenst" komt op 1,69% voor mannen (tien maal zo hoog dus) en 0,64% voor vrouwen.
  • Er dus verschil tussen mannen en vrouwen. Bij de mannen is de 0,16% niet significant (betrouwbaar), de 1,69% is wel significant. Bij de ongewenste contacten weten we dus iets over het effect, bij 'gewenst of ongewenst' weten we dit niet.

    Na tabel 8 en voor tabel 9 geven de onderzoekers dan weer hoe het seksuele contact in kindertijd toen, maar achteraf gerapporteerd, beleefd is. Gemakshalve mogen we dit voor het geheugen een beetje afronden tot

  • - Jongens: een derde negatief, een derde neutraal, een derde positief;
  • - meisjes: twee-derde negatief, eenzesde neutraal, een zesde positief.
  • We zien weer een groot verschil tussen jongens en meisjes.

    Jongens en mannen

    De onderzoekers zochten en spraken in Rotterdam dan verder en rapporteren hierover specifiek over hun onderzoek naar jongens en mannen. Dit staat hier:

  • < http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rbt/rbt_rdam.htm#Niet-klinische >.
  • Hun bevinding is dat bij niet-klinische steekproeven bij jongens nauwelijks blijvende schade is te bespeuren; alleen in specifieke gevallen, waar er gezinsproblemen zijn, geen kennis van seksualiteit (annex het taboe erop) aanwezig is en dwang plaats vindt. Bij gewenste contacten met goed geinformeerde jongens is er niet tot nauwelijks sprake van schade.

    Zie hiervoor ook:

  • < https://www.ipce.info/library_2/rind/rind_gay_boys_frame.htm >,
  • Nederlands: < http://www.tegenwicht.org/15_homotieners/rind_ho_tie/rind_ho_tie_frm.htm > en
  • < http://www.jorisoost.nl/lees/onderzoek/rind_ho_tie/rind_ho_tie_frm.htm >.
  • Adders onder het gras

    Adder 1

    Bij onderzoek naar seksuele ervaringen van mensen, en zeker die in de kindertijd, is er altijd het probleem van de zogeheten 'dark numbers': de gevallen waarin mensen de informatie niet prijs geven. We mogen aannemen dat dit zowel bij de gewenste als bij de ongewenste contacten het geval is. Al die percentages suggereren dus precisie, maar veel weten we ook niet en kunnen we ook niet weten.

    Inmiddels zijn we bijna twintig jaar verder. Nu lijkt het er op dat er nogal wat 'dark numbers' in de ongewenste sector naar boven zijn gekomen. In de UK meldde één man dat hij zich als kind seksueel misbruikt voelde in zijn voetbalclub, waarna er ... vijhonderd van zulke meldingen boven tafel kwamen. In Nederland gebeurt nu net zoiets; in de RK Kerk is het al eerder gebeurd. Bovendien is er intussen veel klinische ervaring opgebouwd vanuit de therapie voor mannen die zich in hun jeugd misbruikt hebben gevoeld.

    Er kunnen dus meer gevallen van ongewenste contacten en latere schade zijn dan in 1998 bekend was. Ditzelfde geldt voor de andere 'dark numbers', die van de gewenste gevallen zonder schade.

    Adder 2

    Schade kan twee gezichten hebben.

  • - Primaire schade komt voort uit de seksuele ervaring zelf;
  • - secundaire schade komt voort uit de reacties van de omgeving hierop.
  • In de hier besproken onderzoeken is dit onderscheid niet terug te vinden. In de klinische praktijk komt het wel naar voren. Wat daar blijkt - en ook uit de literatuur - is dat met name de geheimhouding voor kinderen erg belastend is en dat dit tot ver in de volwassenheid zo kan blijven. Mij zijn verhalen verteld die vele decennia zelfs geheim zijn gehouden. Is dit primaire schade? Secundaire schade, vanwege de verwachte problemen bij bekendwording? Het heeft van allebei iets, maar dat geheimhouding zeer belastend en dus schadelijk is, zoveel is wel zeker. Primair en/of secundair, schade blijft toch schade.

    Adder 3

    Rind cs zijn vooral gericht op het zoeken naar blijvende schade. Deze blijkt dan mee te vallen. In het onderzoek van Baker & Duncan van 1985 vinden we echter ook "Destijds schade maar zonder blijvend effect". Deze categorie vinden we niet terug in de meta-analyse. Toch mogen we "tijdelijke schade" ook "schade" blijven noemen; schade is schade.

    Adder 4

    We hebben het hier over mogelijke negatieve beleving achteraf en over mogelijke schade achteraf. Dit is iets dat niemand tevoren kan weten. Dit is de vierde adder onder het gras. Niemand kan weten hoe iets direct na de ervaring, en al helemaal niet tien of meer jaar later beleefd wordt. In die tien jaar zijn er allerlei invloeden werkzaam geweest die het mogelijk vage gevoel van 'klopt dit wel?' kunnen hebben versteend tot 'dit was fout'.

    Adder 5

    Vrijwel alle onderzoeken over deze materie maken geen of vrijwel geen onderscheid tussen gewenste en ongewenste seksuele contacten in de kindertijd; beide typen contacten, toch cruciaal verschillend, worden op één hoop gegooid. Zefs Rind c.s. blijven spreken van "Seksueel misbruik van kinderen" (SMK dan wel Child Sexual Abuse, CSA zonder het cruciale onderscheid te maken tussen gewenst en ongewenst, schadelijk en niet schadelijk. We weten dan eigenlijk nog maar weinig.

    Ook binnen deze begrippen wordt niet tot nauwelijks onderscheid gemaakt tussen enerzijds licht erotisch getint knuffelen en geslachtsgemeenschap - alle vormen van contact daar tussenin. Weer weten we te weinig.

    Het probleem ontstaat dan dat de literatuur en de media doorgaans uitgaan van de zwaarste vormen, slechts deze vermelden - en vervolgens de lichtere vormen als even schadelijk dan wel schandelijk noemen. Er verschijnen dan protocollen die de verzorgers, leerkrachten en opvoeders alle vormen van lichamelijk contact verbieden, tot op het absurde af, zoals een pleister plakken of insmeren tegen zonnebrand of zelfs troosten. Juist dit verbod lijkt mij nu juist schadelijk.

    Beschouwing

    De werkelijkheid is complex; de waarheid is niet geheel kenbaar. Vanwege de dark numbersweten we dus eigenlijk wel iets, maar lang niet alles. Wat we wel weten is dat contacten ongewenst kunnen zijn en dat ze later schadelijk kunnen blijken te zijn - en dat vooral geheimhouding een te zware last is. Deze gevallen zijn er, al weten we niet precies hoe veel.

    Ook weten we dat contacten ook gewenst kunnen zijn, daat ze positief of neutraal beleefd kunnen worden en dat er geen schade wordt geconstateerd. Deze gevallen zijn er ook, al weten we, ook hier door de dark numbers niet precies hoe veel. T. Rivas heeft hiervan een groot aantal gevallen van beschreven in

  • < https://www.ipce.info/host/rivas/positive_memories.htm >.
  • Er zal een grijs gebied van vele tinten tussenin liggen en we weten ook dat we niet tevoren kunnen weten hoe het afloopt.

    We weten nog iets wel en dat is dat kinderen relaties, intimiteit en contact nodig hebben, ook lijfelijk contact, liefdevol contact. Deze contacten hoeven helemaal niet seksueel van aard te zijn, niet zo bedoeld en niet zo beleefd, hooguit lichtjes erotisch of gewoon aangenaam en heilzaam voor beiden - zoals Tommy zingt in de gelijknamige rock opera van The Who:

    “See me, feel me, touch me, heal me”.

     

    Start Omhoog