'Feministisch
onderzoek bestaat niet,
alleen goed en slecht onderzoek'
De neutraliteit
van psychologe Nel Draijer
Door Elisabeth
Lockhorn, in: OPZIJ, oktober 2001
Psychologe Nel
Draijer (51) is wel wat gewend. Direct al na haar grote onderzoek naar de
gevolgen van misbruik bij meisjes - waarop ze later, in 1990, cum laude
promoveerde - ontstond er heel wat commotie.
Nu is zij dan het mikpunt van de socioloog Han Israëls.
Zijn verwijt: Draijer heeft bepaalde onderzoeksresultaten die haar slecht
uitkwamen, weggemoffeld.
Haar reactie: 'Het gaat Israëls niet om de wetenschap, maar om de rel. Hij is
een querulant, altijd gericht op een schandaal.'
Je werd na
de.publicatie van je onderzoek. in 1988, geconfronteerd met een merkwaardige
beeldvorming. In scheldbrieven werd je uitgemaakt voor een hysterische,
lesbische,frigide onderzoeker, schreefje destijds in een column.
'Mijn onderzoek is
door sommigen ontvangen als een aanval op de verworvenheden van de seksuele
revolutie. Ik kreeg inderdaad scheldbrieven, gelukkig geen schoenendozen vol;
soms kwam de kritiek ook in keurig verpakte vorm, zoals van de mediasocioloog
professor M. Brouwer, die in Elsevier schreef: "Mevrouw Draijer
brengt de seksuele moraal terug naar de duistere jaren vijftig..." Er
kwamen verongelijkte commentaren als: goh, je kan niet eens meer met je dochter
onder de douche, je mag haar niet eens meerbij je op schoot nemen. Terwijl a;s
er iets uit het onderzoek blijkt, is het dat je juist wel je dochter op schoot
moet nemen.
Incest is geen uit
de hand gelopen knuffelpartij. Misbruik staat haaks op knuffelen, heeft juist
met een mentaliteit te maken waarbij je die ander vergeet. Het feit dat bepaalde
ervaringen in het onderzoek als pijnlijk beschreven werden, is door een aantal
mensen opgevat als: O, er mag dus een heleboel niet meer. Ik werd de boze moeder
die dat verbood, de vrijheid beknotte. Het rare is: ik ben helemaal niet zo
iemand. Ik heb vaak de neiging gehad - nu, na alle beschuldigingen van Han
Israëls, nog veel sterker - te zeggen wat ik ook tegen mijn patiënten zeg: er
zijn hier drie mensen: u, ik, en degene die u van mij maakt '
Drie weken na het
onderzoek schreef je in het Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid: 'De
vraag die me het meest bezighoudt, is of en in hoeverre ik had kunnen voorkomen
dat er een idiote ratatouille aan percentages in de krantenkoppen verscheen die
geen recht deed aan het onderzoek'
'Het persbericht was
opgesteld door het ministerie van Sociale Zaken, de opdrachtgever van mijn
onderzoek. Echt fout was het niet, maar je moest wel het rapport lezen om er
nuanceringen bij aan te brengen. Ik had een uur de tijd om fouten of verkeerd
gelegde accenten uit het persbericht te halen, uiteindelijk heb ik besloten die
percentages te laten staan. Achteraf heb ik daar spijt van. Ik vertrouwde erop
dat mensen het rapport zouden lezen en vanzelf de juiste conclusies zouden
trekken. Dat was naïef. De nuance is voor de media niet interessant. Die houden
van de grote lijn, niet van enerzijds, anderzijds, want dan zien ze het nieuws
tussen de regels door weglekken. Ik heb me daarom wel verantwoordelijk gevoeld
dat er in weerwil van mijn gegevens zo'n ongenuanceerd idee ontstond van:
misbruik, dit is pas erg. Ik heb daarna in lezingen en artikelen dan ook altijd
benadrukt dat de ene ervaring de andere niet is en je niet overal iets aan
overhoudt. Het is ook de affectieve verwaarlozing die een rol speelt.
Twee jaar geleden
kreeg ik ineens mailtjes van de socioloog Han Israëls waarin hij vragen
stelde over mijn onderzoek. Dat werd een ware correspondentie. Ik heb
overal ruimhartig aan meegewerkt, alle vragen naar eer en geweten beantwoord,
maar heb al vrij vroeg gezegd dat ik zijn vragen niet bepaald vond getuigen van
historisch besef. Hij leek geen idee te hebben welke ideeën in de jaren
zeventig dominant waren. Met de decriminalisering van pedoseksualiteit was men
ervan overtuigd geraakt dat seksualiteit met kinderen niet erg was, maar de
negatieve reactie erop wel.
Kort daarna nodigde
hij me uit zijn concept hoofdstuk over mijn onderzoek te bespreken op het
sociologisch instituut. Ten overstaan van zijn collega's heb ik punt voor punt
zijn inhoudelijke kritiek weerlegd. Zijn collega's adviseerden hem verder van
het project af te zien. Groot was mijn verbazing toen ik de afgelopen maand de
drukproeven onder ogen kreeg van een compleet boek hierover. In dat boek, dat
meer weg heeft van een malicieus pamflet dan van een serieus wetenschappelijk
werk, beweert hij dat een stelletje ferninisten de schadelijke effecten van
seksueel misbruik schromelijk hebben overdreven. Hij lijkt niet gehinderd door
enige kennis van de internationale wetenschappelijke literatuur. Daar gaat het
hem ook niet om, het gaat hem om de reI. Hij is een querulant, altijd gericht op
een schandaal. Hij heeft zich in het verleden gespecialiseerdin de aanval op
Freud. Maar ja, Freud was dood en kon zich niet verdedigen, ik kan dat wel.'
'Incest kan, zeker
in feministische kringen, statusverhogend werken, schrijft Israëls in zijn
boekje.
'Hij doet het
voorkomen alsof het een soort ferninistische samenzwering is, maar vergeet dat
psycholoog Wim Wolters als eerste aan de bel heeft getrokken met een onderzoek
in het Maandblad voor Geestelijke Gezondheid. Jos Frenken, Bram van Stolk
en Theo Sandfort hebben daarna studies gepubliceerd. Ik geloof trouwens helemaa1
niet in feministisch onderzoek, alleen in goed en slecht onderzoek.
Ik heb wel eens de
indruk dat mijn rapport over seksueel misbruik niet echt bevorderlijk geweest is
voor mijn wetenschappelijke carrière. Toen ik eind jaren tachtig gevraagd werd
te solliciteren bij de VU, vroeg iemand uit de sollicitatie-comrnissie:
"En, bent u van plan hier ook zo aan de weg te gaan timmeren?" Ik werd
kennelijk niet gezien als wetenschapper, maar als een soort activist. Ik
realiseerde me: wie zich als onderzoeker met een omstreden onderwerp bezighoudt,
loopt het risico zelf omstreden te worden.'
Wat vind je nu het
meest grievend aan de beschuldigingen van Israëls ?
'Wat ik erg vind, is
dat hij het begrip integriteit niet kent. Mijn voorvaderen van beide kanten
waren gezagvoerders op de grote vaart. Ik ben opgevoed met zeezeilen. Bij
wedstrijden op zee is er niemand bij om te controleren. Maar je rondt een boei
zoals je hem moet ronden. Je kunt geen wedstrijd zeilen als je de boel zit te
belazeren, dan valt het hele spel ineen. Wetenschap is gebaseerd op integriteit,
op doorzichtigheid; waarom zou je iets anders opschrijven dan er uitkomt?'
Kun je, behalve die
maritieme achtergrond, nog iets meer vertellen over het gezin waar je uit komt?
'Ik ben in een zeer
liberaal gezin opgegroeid. Mijn ouders zijn veelzijdige mensen. Ik ben geboren
in Den Haag. Toen ik veertien was, werd mijn vader hoogleraar werktuigbouwkunde
en zijn we naar Twente verhuisd. In zijn vrije tijd schilderde hij, maakte
gedichten, zat in het bestuur van de kunstacademie, zat in de Eerste Kamer voor
D66. Hij is geëindigd als rector magnificus.
Ik heb een nauwe
band met hem, hoewel het geen makkelijke man is om een band mee te hebben. Hij
voerde nogal de boventoon, terwijl mijn moeder feitelijk ons gezin organiseerde.
Ze is heel slim, goed in wiskunde, had graag naar Delft gewild om architect te
worden, maar werd geweigerd omdat ze geen vrouwen wilden. Op haar vijftigste,
toen de jongste van haar vijf kinderen naar de lagere school ging, is ze
psychologie gaan studeren. Ze heeft haar studie snel en efficiënt afgerond,
veel sneller dan ik, want ik moest ook nog het leven ontdekken. Tot haar
pensioen heeft ze bij een schooladviesdienst gewerkt.
Kortom: een
liberaal, intellectueel en vooral creatief gezin. Mijn moeder maakte van Vogue-patronen
de mooiste jurken en mijn vader ontwierp en bouwde schepen in zijn vrije
tijd. Tot een jaar of vijf, zes geleden voeren ze samen elk jaar om Engeland
heen. Ze zijn in hun levenshouding beïnvloed door het existentialisme, werden
als tieners in de oorlog indringend geconfronteerd met morele vragen. De oratie
van mijn vader ging over verantwoordelijkheid. Ik heb daar, denk ik, wel iets
van meegekregen.'
Vriendelijk maar
gedecideerd wimpelt ze verdere persoonlijke vragen af: 'Ik geef analytische
psychotherapieën waar overdracht een grote rol in speelt. Ik moet daarom blanco
zijn; als mensen alles van mij weten, ontneem ik hen de kans over mij te
fantaseren en van mij te maken wat ze willen. Dat is het goud van een
behandeling. Mijn cliënten zijn niet gebaat bij openbaarheid. ,
Na je
promotieonderzoek ben je samen met Suzette Boon een onderzoek begonnen naar
dissociatieve stoornissen.
'Ja, dat was in de
tijd dat het nog meervoudige persoonlijkheidsstoornis heette. De vraag was:
bestaat het nu wel of niet? De een zei: het gaat gewoon om schizofrenen, de
ander zei: nee, het zijn hysterici, en weer een ander riep: de hele diagnose is
onzin, het is de creatie van een over-betrokken behandelaar. Dat onderzoek,
waarop Suzette gepromoveerd is, heeft inmiddels veel internationale waardering
gekregen. Tijdens die studie stuitten we ook op patiënten die die stoornis
nabootsen. Die er dus zelf van overtuigd zijn dat ze lijden aan MPS -
tegenwoordig DlS (dissociatieve identiteits- stoornis) geheten - terwijl dat in
werkelijkheid niet zo is. Als je die groepen namelijk helder kunt onderscheiden,
help je dat debat erover ook een stuk verder. Op grond van dat onderzoek hebben
we een heel praktisch boek geschreven over screening en diagnostiek van
dissociatieve stoornissen, bestemd voor behandelaars.'
DIS is, net als het
verschijnsel van hervonden herinneringen, inmiddels een zeer actueel thema.
Momenteel speelt de rechtszaak tegen programmamaker Tom Verheul van de NCRV die
aangeklaagd is door een dominee die er in de uitzending van beschuldigd wordt
tot twee keer toe zijn dochter zwanger te hebben gemaakt en tot abortus
gedwongen.
'Ik heb niet het
hele programma gezien, viel er midden in, maar vroeg me wel af of het een
authentiek verhaal was. Toen de maker een proces aan zijn broek had gekregen,
belde hij mij om te vragen of ik wilde helpen met een onderzoek. Ik heb hem
gezegd: "Bedenk wel, ik ben neutraal. Dat zou kunnen betekenen dat wat ik
vind, niet ondersteunend is." Ik heb nooit meer iets gehoord.'
Het Fiom gaf als
officiële reactie op het programma: het gaat niet om de waarheid, maar om de
pijn.
'Dat is schandelijk.
Het is wel degelijk belangrijk of het fantasie is of herinnering. Naast ernstig
getraumatiseerde patiënten komen er steeds vaker patiënten die zich een
traumatische voorgeschiedenis inbeelden. Tegenwoordig levert dat aandacht op.
Maar het inbeelden zelf is van alle tijden. Een nagebootste stoornis komt voort
uit een intens gevoel van miskenning, niet gezien worden. Mensen lijden daar erg
onder. Ze kunnen heel ver gaan in het genereren van aandacht. Bij mevrouw Singh
Varma, het Kamerlid, lijkt iets soortgelijks aan de hand te zijn.
Ik betreur het dat
het krachtenveld rond misbruik zo gepolariseerd is; het is óf waar óf niet
waar. Ik heb me altijd tegen die tweespalt verzet. Die karikatuur van
hulpverleners die a1les maar geloven, klopt niet. Ik word vaak gedoodverfd als
iemand die het hoe dan ook voor het vermeende slachtoffer opneemt. Alsof ik
alles geloof. Terwijl ik van huis uit geen "gelovige" instelling heb.
Ik wil alles eerst zelf zien.
Verzonnen misbruik
fungeert als een soort stok om de hond te slaan. Mensen zijn boos over iets wat
ze niet onder woorden kunnen brengen. Willen voor hun onbehagen een concreet
feit: toen heb jij dat en dat gedaan, terwijl het vaak gaat om heel subtiele
gevoelens als niet gezien worden, niet welkom zijn, niet genoeg gevoeld hebben
dat de wereld om jou draait op een leeftijd dat je dat nodig had. Vaak speelt
jaloezie een rol. een zusje of broertje dat alle aandacht kreeg. Kennelijk
hebben ze daar als kind heel erg onder geleden. Hebben ze destijds niks kunnen
verzinnen, geen trucje, geen talent of iets anders om de aandacht naar zich toe
te trekken. Ik moet zeggen: ik voel veel compassie voor mensen die misbruik
ondergaan hebben. maar ook met deze mensen die niet de waarheid spreken. want
mensen met een ingebeeld trauma lijden erg. Dan heb ik het even niet over de
verwoestende werking van hun valse beschuldiging.'
Je hebt als een van
de weinigen een tegengeluid laten horen in het debat over verdrongen
herinneringen.
'Veel mensen zijn
geïntimideerd geraakt door dat populair wetenschappelijke boek van Merckelbach
en Crombag. Dat domineert nu de publieke opinie. Ten onrechte, ze hebben in
feite niet veel meer gedaan dan nog eens het verhaal te vertellen van de
Amerikaanse psychologe Elizabeth Loftus, die zegt dat verdrongen herinneringen
niet bestaan. Ik denk daar anders over. In plaats van het te hebben over het
fenomeen van het "wegraken» en "hervinden» van herinneringen, ver
zanden Merckelbach en Crombag in een emotioneel betoog over de gevolgen van
ongefundeerde beschuldigingen. Lof tus is volkomen opgeslokt door de beweging
van False Memory. Zij doet veel zaken voor justitie. Ik vind dat je je als
wetenschapper niet in kunt graven aan een kant van de zaak. Ik denk niet Crombag
en Merckelbach beseffen wat hun boek voor schade heeft toegebracht.'
Op welke schade doel
je dan?
'Er zijn zaken niet
serieus genomen waarbij dat absoluut wel had moeten gebeuren. Ik vind dat
experimenteel psychologen hun hand totaal overspeeld hebben door te zeggen: dit
klopt niet met.wat wij weten van het geheugen, dus is het aangepraat door
behandelaars. Ik denk dan: wat raar. die mensen zijn helemaal niet nieuwsgierig.
Die willen zich niet eens verwonderen over wat zich hier voor mijn neus
afspeelt. Zij lossen het probleem op door simpelweg te zeggen: het bestaat niet.
Terwijl we in feite helemaal niet weten wat er precies bij ernstige
traumatisering gebeurt met het geheugen. Recent neurologisch onderzoek heeft
uitgewezen dat extreme stress, waaronder seksueel misbruik, leidt tot
veranderingen in het gebied van de hippocampus, het gebied in de hersenen dat
cruciaal is voor de herinnering.'
Ze zwijgt even, zegt
dan: 'Ik zou graag nog wat willen zeggen over justitie. Ik weet dat het 't
laatste station is voor veel slachtoffers, maar naarmate ik bij meer gevallen
betrokken word, twijfel ik meer over de gang van zaken. Er zijn behandelaars die
de onmacht niet kunnen verdragen en hun cliënten adviseren naar justitie te
stappen. Dat is ongezond, dat is een fout. Je ziet die mensen vaak alleen maar
slechter worden, op het suïcidale af in conflict raken. De relatie met de
belangrijkste mensen in hun leven wordt ruw opengescheurd, intieme zaken worden
aan de openbaarheid blootgesteld en er ontstaat een botte welles-nietes kwestie.
Een onzalige weg.'
Jij zou vrouwen
aanraden op een andere manier genoegdoening te zoeken?
'Niet alleen
vrouwen, maar ook mannen. Veel mensen komen van de regen in de drup, zeker als
er ook nog eens een schade-claimprocedure op volgt. Nu in Nederland de
mogelijkheid geschapen is voor het no cure no pay systeem waarbij de advocaat
zich alleen laat betalen ais het slachtoffer wint, moeten we helemaal uitkijken.
Advocaten beseffen niet altijd in wat voor psychologische en psychiatrische
molen hun cliënten terechtkomen. De schade moet aangetoond worden en hun hele
ziel en zaligheid komt op straat te liggen.
Zolang men hiervoor
naar de rechter kan gaan, vind ik eigenlijk dat rechters op morele gronden
onderling bedragen zouden moeten afspreken. Onzedelijke betasting door een arts:
zoveel; betasting door iemand van wie je afhankelijk bent: zoveel. Laat maar
duidelijk zijn wat de prijs is. Ik vind dat mensen die eerst een
strafrechtelijke procedure hebben doorstaan en hebben moeten aantonen dat het
gebeurd is, niet nog eens de machinerie doorgejaagd mogen worden. Ik koester
steeds meer twijfel aan het nut van dit soort procedures. Ik begrijp het
verlangen naar genoegdoening, maar misschien is het soms beter het verleden af
te sluiten in het besef dat het verschrikkelijk is geweest.
Mijn onmachtig
pleidooi is eigenlijk: er zijn dingen gebeurd die nooit hadden mogen gebeuren,
dingen die vreselijk zijn, maar probeer die in jezelf op te lossen met hulp van
anderen. Ik weet dat ik hiermee een geluid verkondig dat ingaat tegen alle
heersende opinies, maar ik heb te veel leed gezien dat door die justitiële
onderzoeken wordt opgeroepen.'
Je was eerst alleen
onderzoekster, sinds een aantal jaren ben je ook behandelaar: Wat veroorzaakte
die omslag ?
'Ik ben zelf eind
jaren tachtig in psychoanalyse gegaan. Die analyse heeft de weg vrijgemaakt
waardoor ik voor het eerst dacht: behandelen is wel iets voor mij. Als
onderzoeker sta je eigenlijk overal buiten, nu kom ik veel dichter bij mijn
belangstellingsgebied. Nu kan ik ook wat dóen. Het brengt ook onderzoek naar
behandelingen dichterbij: ik bereid nu samen met anderen een studie voor naar
een korte groepstherapie voor patiënten met complexe posttraumatische klachten.
Mijn wezenlijkste belangstelling gaat uit naar de vraag: hoe beleef je als kind
een trauma, affectieve verwaarlozing of verlating? Hoe houd je je daarin
staande?
Seksueel misbruik is
als thema toevallig op mijn weg gekomen, maar ik heb me vaak afgevraagd wat mij
daarna bewogen heeft zo lang met trauma's bezig te blijven. Wellicht heeft het
te maken met het feit dat mijn moeder in haar jeugd door een groot en
onbespreekbaar verdriet getroffen is. Misschien speelt ook mee dat ik zelf
ondervonden heb hoe belangrijk het kan zijn om gevoelens onder woorden te
brengen, alsof je dan pas begint te bestaan. Dit is een prachtig vak. Getuige
.mogen zijn van een proces waarin mensen schoorvoetend belangstelling krijgen
voor hun binnenwereld om die met dezelfde interesse en mildheid te gaan volgen
als ik dat doe, is een eer en ontroerend.
Eigenlijk doe je als
analytisch georiënteerde psychotherapeut bijna niks. Dat is overigens wel
moeilijk, want je moet veel laten. Mensen doen het zelf. Je helpt hoogstens met
het verwijderen van obstakels, met het ruimte geven, maar het water zoekt verder
zelf zijn weg.'
Wat is het
waardevolste dat je zelf ontdekt hebt in analyse ?
'Dat een mens in het
diepst een relationeel wezen is, dat een ander. nodig heeft om zich te kunnen
ontwikkelen. Een helse kwelling en tegelijkertijd de mooiste ontdekking die er
is, was de ontdekking dat ik zelf verantwoordelijk ben voor alle gevoelens in
mij. Als iemand mij boos maakt is dat mijn woede. Ik moet mijn verlangens en
woede dus in eigen beheer nemen. Nee, daarmee bedoel ik niet: wie is de baas?
Niemand is de baas over zijn gevoelens, dat is een illusie. Ik denk vaak: als
baby's geboren worden, maken ze op een cruciaal moment een draai om eruit te
komen. Zo'n draai maak je, als het goed is, ook in een psychotherapie. Op zekere
dag moet je denken: dit ben ik. Ik kan wel zeuren over alles wat er niet is
geweest, maar dit is het begin van de rest van mijn leven. Neem het heft maar in
handen. Neem de verantwoordelijkheid voor je eigen geluk.'
Nel Draijer is
universitair hoofddocent en maakt als psychologe deel uit van de vakgroep
psychiatrie van de Vrije Universiteit in Amsterdam