Citaten uitFamilieopstellingenZo de ouden zongen, piepen de jongen ...Karen Hamaker-Zondag, in: Prana # 151, oktober 2005 'Waar was je?' klinkt het emotioneel uit de mond van een deelneemster bij een familieopstelling. Ze stelt de vraag aan degene die haar vader representeert. En opnieuw: 'Waar was je al die tijd?' 'De deelneemster komt uit een gezin waar zo op het eerste gezicht niets mis mee was. Vader werkte, kwam na het werk thuis, er werd gezamenlijk gegeten, moeder zorgde voor het gezin en deed af en toe wat vrijwilligerswerk, de kinderen gingen naar school. Kortom, het leven ging zijn gangetje, en werd slechts af en toe verstoord door problemen zoals we die allemaal wel eens meemaken. Toen klonk de roep van de dochter op die dag waarop haar gezin van herkomst in een familieopstelling werd opgesteld wanhopig, smekend en doortrokken van verdriet. De vraag van de vrouw om een familieopstelling was voortgevloeid uit haar relatieproblemen, nog versterkt door haar gebrek aan zelfvertrouwen en haar twijfels aan zichzelf. Bij een familieopstelling wordt een vraag of een thema van een van de deelnemers uitgebeeld met behulp van de andere deelnemers. In dit geval legde de vrouw haar probleem voor en er werd besloten om de dynamiek van het gezin waar ze uit kwam te onderzoeken. De deelneemster kiest dan vervolgens een van de andere deelnemers om een familielid te representeren en zet dit familielid ergens in de ruimte neer. Zo worden alle gezinsleden gevraagd en geplaatst, inclusief een representant voor haarzelf, en vervolgens kijkt de vrouw toe. [...] De man die de vader representeerde deinsde een beetje terug voor de vraag van de dochter. Het was duidelijk dat hij de confrontatie moeilijk vond. 'Ik was er toch?' was zijn aarzelende wedervraag, die tot zijn schrik met een heftige emotie van de dochter werd beantwoord.
Vader staat er wat bedremmeld bij, maar reageert nauwelijks. Het is net a1sof iets in hem zich terugtrekt. Het is net alsof het niet over hem gaat. Hij is lijfdijk aanwezig, en als je hem op dat moment gevraagd had om een lamp op te hangen zou hij dat waarschijnlijk gedaan hebben. Maar reageren op de emotie kon hij niet, en daarmee liet hij precies zien waar de dochter haar pijn voelde. Hij mompelde iets onverstaanbaars, en kwam toen met het cliché van
Hij had alleen nooit iets van zijn gevoel laten merken. Hij had dat zelf nooit geleerd, en vond het ook niet nodig. Iedereen kon toch zien en weten dat hij van ze hield? En ach, al dat sentimentele gedoe. Ze hadden er toch veel meer aan gehad dat hij hard had gewerkt en voldoende geld had binnengebracht? Dit type reactie heb ik verbazend vaak in familieopstellingen terug horen komen. Weliswaar in allerlei varianten, maar toch komt het dikwijls neer op een heel duidelijk basispatroon:De vader laat te weinig van zijn gevoel blijken, verstopt zich achter
'dingen van de wereld' als werk en zaak, of sport, en als hij moe is
leest hij de krant of kijkt hij televisie. Het kind voelt vaak een gebrek aan contact met een van de ouders, en
soms met beide. Het verlangt naar aandacht, naar gezien worden, naar
betrokkenheid, en kan dat van Soms zie ik ook dat het kind in zo'n situatie evenmin echt contact krijgt met de moeder, omdat de moeder in een eigen afweer terecht is gekomen. Zij ervaart haar man ook niet (meer) op het niveau van liefde, en kan hem niet meer bereiken. Om de teleurstelling niet te hoeven voelen stort de moeder zich vervolgens eveneens op allerlei concrete zaken, van wassen en koken, tot aan de taak van overblijfmoeder, kortom een heisa aan activiteiten waardoor het kind niet meer kan voelen waar de echte moeder zit, dus de echte gevoelens van de moeder en haar warme oprechte aandacht voor het eigene van haar kind zijn onbereikbaar geworden. Of een van de ouders gaat zich meer op een van de kinderen richten dan op zijn/haar eigen partner, waardoor er een ongezonde energie komt, die heel storend werkt op de gezinsdynamiek en [die] ook grote gevolgen heeft voor het vermogen tot relateren van het kind als het volwassen is. [...] Wat is liefde eigenlijk?De Amerikaanse Jungiaan Johnson zegt dat het Sanskriet 69 verschillende woorden voor liefde kent. In het oude Perzië zouden het er zelfs 80 geweest zijn. Griekenland kende er vier. Het hedendaagse Engels heeft er nog maar een woord voor. Zoals de Inuit (Eskimo's) meer dan 70 woorden voor sneeuw hebben, en elk woord een eigen hoedanigheid van sneeuw voorstelt, zo kan ik me voorstellen dat ook de grote hoeveelheid verschillende woorden voor liefde in de oudheid een uitdrukking zijn van inzicht in de uitermate grote genuanceerdheid en ook complexiteit van dit begrip. Wat er al niet kan samenhangen met liefde is echt heel veel! [...] Duidelijk is dat liefde meer omvat dan 'romantiek in de een-op-een-relatie'. [...] Maar toch mis ik hier iets in.Wat ik mis is een onderscheid tussen een jang- en een jin-vorm van liefde. [...] Hoewel de mannelijke psyche aanvankelijk het jang meer zal benadrukken en uitdrukken, zullen we zo zien dat dat uiteindelijk alleen maar evenwichtig kan gebeuren als de jinwijze daarin een plek heeft. Het omgekeerde geldt voor de vrouw. Want al zijn de jang- en -expressie van liefde elk van een geheel andere aard, beide vormen moeten in elk individu in balans komen. De jinkant van de liefde is de zachte kant, de tederheid, de zorg en betrokkenheid, en de omschrijvingen die we er in de volksmond van kennen. Voor de meeste mensen is het moeilijk om liefde met hardheid te verbinden, en toch is ook een harde kant een noodzakelijke component van liefde, zowel tussen volwassenen onderling als tussen ouder en kind. Zonder de 'harde kant' blijft de zachte liefde te soft en te toegeeflijk. [...] De harde vorm van liefde is heel anders. Rohr noemt het de 'eisende kant van de liefde die ook af en toe moet dwingen.' En hij zegt: 'Echte liefde moet dit mannelijke element van hardheid bevatten.' Als ik het overdreven zeg, dan is 'tuttelende liefde' waarbij je alles voor een ander doet en de ander in de watten legt ronduit dodelijk. Dodelijk voor jezelf omdat je dan voorbijgaat aan wat je zelf nodig hebt, en dodelijk voor de relatie, omdat je wegens gebrek aan persoonlijke ontwikkeling (Je volgt immers steeds de ander) in wezen niets te bieden hebt. Dat klinkt heel hard, maar de mens die zichzelf niet ontwikkelt en leeft op het 'goed doen jegens de ander' heeft onvoldoende eigen inhoud en eigen karakter om die ander te blijven boeien. Het is vragen om teleurstellingen, en de uiteindelijke afwijzing zal ook niet begrepen worden, want: 'ik heb toch altijd alles voor hem/haar gedaan?' Het is een gedrag dat ik wat meer bij vrouwen dan hij mannen tegenkom, en waarschijnlijk ook samenhangt met het eeuwenlang onderdrukken van de ware vrouwelijke kracht. [...] Opnieuw citeer ik Rohr om het idee van de jangliefde, de harde liefde of wel de mannelijke liefde te beschrijven.
De liefde van de vader is een liefde waarmee hij onvoorwaardelijk achter zijn kind blijft staan, maar tegelijkertijd eisen stelt, uitdaagt en stimuleert, in de wetenschap dat het kind met zacht getuttel niet verder zal komen. Maar deze harde liefde, de liefde van de vader, is niet beperkt tot de vader alleen, net zo min als de zachte liefde alleen van de moeder kan komen. Ook de moeder heeft deze krachtige en eisende kant van de liefde in zich, en die heeft ze ook nodig om haar kind los te kunnen laten. [...] Deze jangliefde in de vrouw kan echter pas vorm krijgen op het moment dat zij zichzelf accepteert, haar eigen behoeften serieus neemt, haar eigen kracht erkent en haar eigen doelen durft na te streven. Het is de harde liefde die haar van nature zachte liefde echtheid, diepgang en volwassenheid geeft. [...] De vader is doorgaans wat beter tot de harde vorm van liefde in staat. Maar ook hier is er een 'maar': deze harde vorm van liefde werkt alleen maar goed vanuit ware betrokkenheid. Voor betrokkenheid moet je in staat zijn tot zachte liefde. Een man die zijn innerlijke gevoelsleven niet ontwikkelt en de confrontatie met zijn emoties en gevoelens ontloopt, zal niet in staat zijn om ware mannelijke, harde liefde te tonen. Paradoxaal genoeg kan hij in uitersten vervallen, waarbij hij zelfs sentimenteel jin kan zijn in zijn liefde. Maar dat kunnen we eigenlijk geen liefde meer noemen. We zien dan de man die lief en aardig doet als 'het veilig is' of als
het kind erg opkijkt tegen de vader, maar zonder aanwijsbare redenen
(voor het kind althans) zomaar opeens kan omslaan en niet meer
bereikbaar is. Dat kan al bij een kleinigheid: mannen met een
ontwikkeld gevoelsfacet zijn vaak buitengewoon lichtgeraakt, snel op hun
teentjes getrapt, nogal ijdel, en humeurig. Jung zou in dit geval
spreken van een onontwikkelde [...] Bij sommige mannen gaat het zo ver dat als hun vrouw of een van hun kinderen zich op een bepaald moment niet gedraagt zoals hij op dat moment verwacht of wenst, hij zich emotioneel meteen kan afsluiten en zich ook van hen afkeert. Ongrijpbaar dus. Het kind kan bij zo'n vader de ene keer het gevoel krijgen van 'pappa achter mij' en ziet dan niet dat het zelf iets doe! dat vader streelt of waar vader trots op is. En als het dan toch niet zo lukt of het kind wat anders gaat doen, kan het zo maar opeens in een isolement terechtkomen: vader is boos en negeert het kind, beschuldigt het kind, etc. In plaats van de positieve houding van 'Ik sta achter je en zal je met lijf en leden laten zien dat ik van je houd, maar nu ben ik toch echt boos', ervaart het kind dat de grond onder zijn voeten verdwijnt, want het ervaart de liefde achter de boosheid niet. Een vader met een onontwikkelde Anima en een moeder met een onontwikkelde Animus kunnen in zulke gevallen niet verder komen dan een vorm van eigenliefde uitdrukken, en dat zijn ze zich door hun onontwikkeldheid vaak niet eens bewust. Als vader zal deze man in dit voorbeeld zijn kind nooit het gevoel kunnen geven 'altijd achter het kind te staan en van het kind te houden', en het kind zal vooral last hebben van de onvoorspelbare buien en boosheid, of afwezigheid van de vader. 'Waar was je?' is dan een terechte vraag van het kind aan de ouder. Pijnlijk is vaak dat de ouder de vraag niet begrijpt, en vanachter een jarenlang opgebouwde muur van afweer alleen maar kan zeggen: 'Ik was er toch altijd voor je?' Maar zelfs al hebben de ouders op het stoffelijke vlak nog zo goed voor hun kinderen gezorgd, als ze zelf geen verbinding hebben kunnen leggen tussen de mannelijke en vrouwelijke liefde in henzelf, hebben ze ook geen gebalanceerd gevoel van liefde en veiligheid kunnen meegeven aan hun kinderen. Met alle gevolgen voor hun gevoel van liefde, voor hun relaties en hun geluk. [...] Het verhaal over Arthur, Gawain en de heksvindt u elders in dit nummer, en daarin staat ook het antwoord te lezen: een vrouw wil soevereiniteit over haar eigen leven. [...] In het oude verhaal lezen we ook dat het respectvol bejegenen van de heks, hoe lelijk ze ook was en hoe smerig ze zich ook gedroeg, een van de sleutels tot haar transformatie was. De tweede sleutel was haar zélf te laten kiezen wat zij in de gegeven omstandigheden voor zichzelf het beste vond. Die twee houdingen brengen het schoonste in het vrouwelijke naar voren. Eigenlijk is het een prachtig beeld dat dit verhaal geeft.Het is volledig toepasbaar op onszelf, mannen zowel als vrouwen, vandaag de dag. Door de eeuwen1ange onderdrukking van vrouwelijke waarden en van vrouwen in het algemeen zien we dat de echte wijsheid en kracht van de vrouw is verdrongen naar het onbewuste. In mythische beelden wordt dat vaak weergegeven als een persoon die niet in de bewoonde wereld woont, maar ergens diep in het woud of in de woestijn of op een andere verafgelegen plek in de natuur. Deze persoon heeft geen gepolijste menselijke trekken en omgangsvormen, omdat hij of zij niet deelneemt aan de wereld van het bewustzijn. Inhouden in het onbewuste zijn in positieve zin puur natuur en hebben ook de volledige wijsheid van de natuur, maar zijn tegelijkertijd primitief, onbeschaafd en onaangepast aan de buitenwereld. De lelijke heks, die zich op een afstotelijke manier gedraagt, is daar een prachtig beeld van. Maar ze was wel de enige die het juiste antwoord wist, waardoor Arthur kon blijven leven! [...] Als we de verhaallijn volgen zien we dat we zo'n vrouw niet moeten veroordelen, maar haar als wezen [moeten] respecteren. Haar diepste wens is verbonden te worden met een belangrijke en krachtige innerlijke mannelijke kracht, zodat ze weer zichzelf kan worden. Dat is de wens om met Gawain te trouwen. Als onze maatschappij zou helpen om deze vrouwen weer respectvol in verbinding te brengen met het innerlijk mannelijke (in Jungiaanse termen de positieve Animus), zal ze geleidelijk haar heksgedaante at1eggen en een prachtige vrouw blijken te zijn. Deze Arthur legende is ook voor de hedendaagse man van belang.Niet alleen zal hij het vrouwelijke buiten hemzelf het benodigde respect moeten geven, ook in hemze1f speelt er het nodige. Zolang hij geen verantwoording neemt voor zijn eigen gevoelens en zich terugtrekt op zijn eigen veilige gebied (en dus een onontwikkelde Anima heeft), zullen zijn onbewuste en onderdrukte vrouwelijke inhouden zich eveneens als heks gedragen, en kan de man op cruciale momenten in relaties heel afstotend gedrag vertonen. Dat kan in re1atie tot zijn partner, maar ook tot zijn kinderen, tot collega's, ja zelfs tot dieren en de natuur. Hij zal de moed moeten hebben om het huwelijk aan te gaan met deze duistere kant in hemzelf, deze kant accepteren en respecteren, zodat ze zich kan gaan ontwikkelen en in hemzelf tot schoonheid en echte liefde ontwikkelen kan. Als de vrouw haar Gawain heeft gevonden, kan ze zachte aan harde liefde paren. Als de man zijn heks heeft getrouwd kan hij harde aan zachte liefde paren. Dan zal hun toekomstige dochter niet meer hoeven vragen: 'Waar was je?' Want vader en moeder zijn er. En daarmee is zij er ook. Wanneer ouders in hun worsteling om zichzelf te vinden en elkaar te vinden verwikkeld zijn, maar dat open en eerlijk doen omdat ze zich op reis hebben begeven naar de verbinding van het mannelijke en vrouwelijke in zichzelf, is hun oprechte pogen en het bewandelen van de weg al voldoende om ook hun kinderen iets mee te geven. Het gaat niet om het struikelen, het gaat om het bewandelen van de weg. 'Zo de ouden zongen, piepen de jongen' is een oud spreekwoord. Onze 'jongen' hebben door ons 'geploeter', ongeacht wat ze aan ellende over zich uitgestort krijgen in de media, toch een vonkje kunnen meekrijgen om zelf verder te gaan. Of ze de vonk oppakken is aan hen. |