Citaten uitKinderen worden suf van de computerE. Schoorel en M. in ’t Veld, Trouw 26 augustus 2005 Op de basisschool horen geen computers. Kinderen in die leeftijd zijn te jong voor die apparatuur, hun hersens moeten zich eerst op een normale manier ontwikkelen. Pas als ze zestien zijn, zijn de hoofden klaar voor de computer. Steeds meer kinderen raken gewend aan snelle communicatie en flitsende beeldschermen. De spanningsboog van veel leerlingen op school neemt daardoor af. In de race om hun aandacht moeten leraren wel meegaan en zo ontstaat een vicieuze cirkel die negatief uitwerkt op het kind. Informatie is nog geen inzicht. Willen wij leerlingen die wel over ’informatie’ kunnen beschikken maar deze steeds minder zelf kunnen begrijpen en ordenen? Niemand zal ontkennen dat de computer handig is. Maar wat willen wij de kinderen leren? Het bedienen van een handige machine? Of ook menselijke vermogens zoals spellen, hoofdrekenen, formuleren, luisteren, concentreren, creatieve fantasie en omgaan met weerstanden zoals verveling? Moeten we in onderwijs en opvoeding dan niet vooral de nadruk leggen op wat moeilijk te verwerven is? Je kunt een leerling van 16 binnen een maand alle noodzakelijke programma’s van een computer leren bedienen. Je kunt hem niet meer (of slechts met zeer grote moeite) leren formuleren of luisteren naar een ander als je dan pas begint. Nu al is het duidelijk dat het taal- en spraakvermogen door beeldschermgebruik ernstige schade oploopt. [...] Daardoor kan een kind ook moeilijker de innerlijke spraak ontwikkelen die nodig is voor het denken. We weten steeds meer over de specifieke windows of opportunity.Bepaalde hersenfuncties moeten in een bepaalde leeftijd worden ontwikkeld, anders is het te laat. Deze functies ontstaan door werkelijke ervaring, niet door beeldschermgebruik. Het kind moet bewegen, tasten, ruiken, proeven, horen, met mensen omgaan, de echte wereld ontdekken. [...] Aangezien de meeste windows of opportunity voor het 10e levensjaar liggen, hoort een kind onder de 10 niet structureel achter een beeldscherm of televisie te zitten. Daarna, tot ongeveer 16, ontbeert het nog de kritische vermogens om de geboden informatie zelfstandig te verwerken. [...] In het basisonderwijs horen geen beeldschermen.Op de middelbare school wel, maar ondergeschikt aan de rol van de leraar, die de puber met de computer leert omgaan. Dat is meer dan het bedienen ervan. Het is vooral: erachter kunnen kijken. Dat is onder meer begrijpen welke mensen de informatie met welke bedoeling in welke ordening hebben geplaatst, en wat zij waarom hebben weggelaten. Dit geldt voor alle informatiebronnen maar het wordt in het geval van ICT vaak vergeten. [...] De vereiste kritische vermogens hebben leerlingen vanaf ongeveer 16 jaar. Vanaf dat moment kan een leerling mediacompetent geacht worden en is de computer een prachtig hulpmiddel. Maar de computer is dan nog altijd geen neutraal hulpmiddel. Lang aan een beeldscherm zitten heeft niet hetzelfde effect als een boek lezen of in de tuin werken. Het doet iets met de gebruiker.: desensibilisering, brutalisering, isolering. Iedereen kan zelf bij het avondeten het verschil ervaren tussen een dag waarop je kind vooral heeft (buiten) gespeeld of waarop hij vooral achter de computer heeft doorgebracht [...]. [...] De toename van overgewicht en zinloos geweld is deels aan de opmars van ICT toe te schrijven. De computer kan het boek niet vervangen: beeldschermtekst wordt oppervlakkiger opgenomen. Maar ook aan de communicatiefunctie van ict kleven nadelen. [...] In het alleenzijn en het stil zijn ontstaan vaak nieuwe ideeën. En juist dat wordt een schaars goed. Hoe meer we met elkaar spreken, hoe minder we elkaar te zeggen hebben, lijkt het. De communicatie via sms, msn en e-mail verarmt niet alleen inhoudelijk maar ook qua stijl. Het construeren van lange zinnen en het nadenken voor je reageert komt steeds minder voor. en daarmee blijft opnieuw een belangrijk cognitief vermogen onbenut. [...] We horen vaak relativerende reacties op de bovenstaande gedachten, in de zin van: ’Mensen waren in de 19de eeuw ook tegen de stoomtrein’. Nu zijn historische parallellen altijd gevaarlijk, maar als er één voor de hand ligt, is het wel die van het ict-optimisme met het optimisme waarmee in de jaren ’20 van de radio en in de jaren ’50 en ’60 van de tv werd gezegd dat zij het leren zouden vereenvoudigen en school overbodig zouden maken. Deze prachtige beloftes zijn nooit ingelost, in plaats daarvan kwamen er nieuwe uitvindingen die meer geld kostten. Wim Veen sprak in deze krant van de ’homo zappiens’, en dat geeft misschien onbedoeld een beeld van de diepe ingreep in de menselijke natuur die ict doet. Immers, evolutionair gezien is de homo sapiens al honderdduizend jaar van de partij. Een nieuwe mensensoort, die zapt in plaats van kent, is aan het ontstaan. [..] Ouders zouden moeten handelen uit pedagogische, leraren bovendien ook uit didactische overwegingen. Helaas zijn het vaak andere beweegreden, die bepalen waar ouders en leerkrachten voor kiezen: [... ... ...] Zet het kind achter de computer en het is niet meer lastig of gaat je vak leuker vinden. Dat zijn echter geen pedagogische of didactische redenen meer: het is een legitimatie van een vlucht. Terwijl een kind zich volgens ons echt verrijkt voelt wanneer het omgaat met de werkelijke wereld, met echte mensen. Buiten spelen is leerzamer en bevredigender dan een computerspel. Een leraar die zijn enthousiasme weet over te brengen, is onvergetelijk en kan een plaats in iemands herinnering blijven innemen: daar kan geen computerspel tegenop. [... ...]
|