Citaten uitInternetspel - Nog gevaarlijker dan gedachtEsther Hageman, Trouw 21 oktober 2006 „Na Shawns dood leerde ik echt hoe verslavend internetspellen zijn’’, zegt Elisabeth Woolley (52). In november 2001 maakte haar zoon Shawn, toen 21, voor het computerscherm van het spel EverQuest, met een geweerschot een einde aan zijn leven. [...]
[...] Shawns jongere broer Tony, nu 18, [...]:
Tony ziet sommige van zijn eigen vrienden ook in de gevarenzone komen.
[...]
EverQuest is een online-spel van Sony. Het kwam in 1999 op de markt en werd binnen de kortste keren zeer populair. Vijf jaar later werd het gevolgd door EverQuest II. Het is een zogeheten MMORPG: een massively multiplayer online roleplaying game. Daar zijn er veel van. In zulke spellen betreed je een fantasiewereld waarin je met een zelfgekozen identiteit een eindeloze reeks uitdagingen voorgeschoteld krijgt. Je maakt er vrienden en bestrijdt vijanden. Wie je medespelers zijn en waar ze wonen weet je vaak niet; je kent alleen hun pseudoniemen. Of zulke spellen verslavend zijn, daar verschillen bij gebrek aan feiten de meningen over. Woolley:
EverQuest heeft onder spelers (’gamers’, in de wandeling) in elk geval wel een bijnaam die op verslavingsgevaar duidt: ze noemen het Ever Crack. Vóór hij verslaafd raakte, werkte Shawn Woolley [...] Toen hij aan gamen verslaafd raakte nam hij ontslag. Hij betaalde zijn huur niet, moest z’n flat uit, trok weer bij zijn moeder in maar vond later weer een eigen huis – dat hij nauwelijks verliet want, zegt zijn moeder,
Toch is het verleidelijk om Shawn Woolley’s dood uit te leggen als een geval van ’ach, er was nog zoveel meer mis’. Hij leed aan epilepsie; een psycholoog had hem eerder al eens voorzien van het etiket ’schizoïde’ (nauwelijks belangstelling voor andere mensen) en hij zou depressieve trekken hebben. De pillen die hem daarvoor waren voorgeschreven nam hij niet in. Maar Liz Woolley vindt het te gemakkelijk om de dood van haar zoon af te doen als zijn persoonlijke tragedie.
Ouders zijn onwetend en naïef over de gevaren, vindt Woolley.
Hulpverleners zijn er evenmin vlot mee om in te zien dat internetspellen minder onschuldig zijn dan ze lijken. In 1995 vond de Amerikaanse psycholoog Ivan Goldberg de term ’internet addiction disorder’ (internetverslavingsstoornis) uit. Bij wijze van grap beschreef hij die kwaal op de manier waarop geestelijke aandoeningen staan opgesomd in de therapeutenbijbel, DSM IV. Drie van de verschijnselen die Goldberg op een rijtje zette:
De term ’internetverslaving’ was daarmee wel geboren en het verschijnsel is sindsdien ook wel onderzocht. In Nederland verschenen er alleen al dit jaar twee studies over.
Theoretici zijn er nog niet uit of overmatig gamen ’een verslaving’ is of ’een impulsbeheersingsstoornis’. Game-verslaving heeft het therapeutenhandboek nog niet gehaald.
Hulp op internet komt vaker voor. Zelf heeft Liz Woolley inmiddels ook een website waar verslaafde gamers – en hun handenwringende familie – volgens de beginselen van de alcohol-zelfhulporganisatie A.A. hulp kunnen vinden. Maar wat voor resultaten de site boekt weet Woolley niet precies.
Elisabeth Woolley’s wensenlijstje
Sites
|