De kinderen geen kind meer en de ouders in paniekLaat de kinderen kind zijn en de volwassenen volwassen,
|
"de ouders adviseren hun kinderen niet alleen op stille plekken te laten spelen, | |
leeftijden aangeven waarop zij alleen een boodschap mogen doen en | |
de ouders vertellen hoe zij mensen die met kinderen werken kunnen screenen." |
("Ouders, laat uw kinderen niet alleen spelen", The Independent, 20 Juli 1998).
"Houdt uw kinderen altijd onder toezicht", waarschuwt een folder over het buiten spelen, uitgebracht door het 'Instituut ter voorkoming van ongelukken' (Child Accident Prevention Trust). Deze boodschap wordt wekelijks herhaald door talloze campagnes voor de veiligheid van kinderen. Te voorzien was dus dat ouders nu ongelofelijk paranoïde zijn geworden over de veiligheid van hun kinderen.
Het doorgroeien van kinderbescherming tot een ware industrie heeft een vernietigend effect op het ouderschap en op de kwaliteit van het kinderleven. Bezorgde ouders weigeren meer en meer de ruimte en de vrijheid die vorige generaties vanzelfsprekend vonden.
Ouderlijke bezorgdheid voor de veiligheid van kinderen heeft de betekenis van het kind-zijn grondig veranderd. Het is ongelofelijk zeldzaam geworden om kinderen vrij met vriendjes rond te zien lopen of ze alleen naar school te zien gaan. Het aantal jonge kinderen dat alleen mag oversteken is gehalveerd tussen 1971 en 1980. Als door de band genomen een Engels schoolmeisje nog geen zeven minuten per dag alleen rondloopt, dan wordt het duidelijk dat er iets helemaal is misgegaan.
Een ongelukkig gevolg van de hedendaagse paniek inzake de veiligheid buitenshuis is de algemene overtuiging dat het verkeerd is om kinderen toe te staan tijd in hun eentje door te brengen. Als een kind nu zonder toezicht speelt, wordt dat gezien als een teken van verwaarlozing. Het hele idee dat een kind iets zonder toezicht doet -- men noemde dit "spelen" -- is nu alleen maar "risico" voor de kinderverzorgers. Wie nu nog vragen stelt bij het constante toezicht op kinderen, wordt onverantwoord ouderschap in de schoenen geschoven. Ouders die hun kinderen alleen naar school laten gaan staat bloot aan een hoop roddel. Verantwoord ouderschap wordt steeds meer gezien als bereidheid de kinderen constant onder controle te houden. 'Goed ouderschap' schijnt nu gelijk te staan aan het beschermen van de kinderen tegen het leven en ervaren van hun leven.
Het beperken van het buiten spelen heeft voorzienbare gevolgen voor hun ontwikkeling. Talloze rapporten over de gezondheid van kinderen hebben gewaarschuwd voor de negatieve gevolgen van een stilzittend leven. Onderzoek heeft de afname van de fitheid van de Engelse kinderen geweten aan de weinige tijd dat ze lopen of fietsen. Het eerste landelijke reisonderzoek vermeldde een terugloop van 20% in de per jaar gelopen afstand en een terugval van 27% in de per fiets afgelegde afstand tussen 1985 en 1993. Het mogelijke verband tussen dit verminderen van lichamelijke activiteit en het te dik worden van kinderen is in de medische wereld al opgemerkt.
Ouderlijke paranoia beïnvloedt de kwaliteit van het kinderleven. Spelen onder toezicht is niet echt spelen. Kinderen moeten op zichzelf spelen en spel zonder toezicht is van cruciaal belang voor hun ontwikkeling. Een van de meest karaktervormende ervaringen in de kindertijd is het omgaan met andere kinderen. Zonder toezicht heeft het kind de gelegenheid om fouten te maken, daarvan te leren en zo belangrijke sociale vaardigheden te verwerven.
Om verantwoordelijkheid te leren dragen moeten kinderen leren zelf besluiten te nemen, iets dat zij nooit kunnen doen onder het wakend oog van een ouder. Het afnemen van het alleen spelen belemmert hen om levensvaardigheid te ontwikkelen. Waarom? Omdat kinderen in de nabijheid van volwassenen 'kinderlijk' blijven net op die momenten dat ze moeten leren groot te worden.
De huidige nadruk op het scheppen van een risicoloze omgeving waar kinderspel altijd gecontroleerd kan worden bevordert vast niet hun initiatief en ondernemingslust. De grootste ramp van dit totalitaire veiligheidsregiem is wat een kind wel en niet leert. Spelen, fantaseren en zelfs in de moeilijkheden komen dragen bij tot het unieke gevoel iets te beleven, een gevoel dat de maatschappij altijd verder heeft geholpen. Een gemeenschap die dat gevoel van avontuur en ambitie verliest doet zichzelf daarmee geen goed; daar gaan we dus naar toe als het socialiseren van kinderen voor alles bestaat uit het hen bang maken voor het leven.
De mate van ouderlijke paranoia heeft weinig te maken met enige toename van werkelijke gevaren voor kinderen. Hoewel talloze kinderbeschermingsorganisaties erkennen dat de angst voor de veiligheid van kinderen groter is dan ooit en schadelijk si voor kinderen en hun ouders, hebben ze weinig te vertellen over de oorzaken daarvan. geen wonder, zij zelf dragen grote verantwoordelijkheid voor deze tragische ontwikkeling.
Initiatieven zoals dat van de nieuwe Labour regering om het 'Landelijk Instituut voor Gezin en Ouderschap' (National Family and Parenting Institute) op te richten ondergraven juist hun zelfvertrouwen in hun vermogen tot ouderschap; het versterkt alleen maar het idee dat we allemaal professionele hulp nodig hebben om onze kinderen op te voeden. De paradox is dat het professionaliseren van de kinderzorg de ouders infantiliseert; zij brengen hun kinderen groot als een bedreigde soort.
De groei van deze kinderbeschermingsindustrie heeft ertoe bijgedragen dat het ouderschap in plaats van als een gewoon iets nu gezien wordt als een enorm ingewikkelde zaak. Het gevolg is dat ieder aspect van het ouderschap in een probleem is veranderd. Al voor de geboorte worden ouders ertoe aangezet ouderlijke vaardigheden te gaan leren. Elk aspect van het verwekken, baren en grootbrengen van kinderen is onderwerp van professioneel advies omdat, zo zeggen de deskundigen eensgezind, het opvoeden van kinderen is een te belangrijke zaak om aan de ouders over te laten. Overal geven beroepsmensen nu cursussen in het vaderschap en werkgroepen voor ouders. Deze deskundigen benadrukken alsmaar 'de problemen' en 'de moeilijkheid' van het ouderschap. Men neemt nu algemeen aan dat ouders niet in staat zijn om met hun kinderen over seks of andere beladen onderwerpen te spreken zonder een brochure, een helplijn of een adviseur bij de hand.
Het grootbrengen van kinderen is altijd gezien als een normaal aspect van het volwassen zijn. Nu is het ouderschap verworden tot een aparte vaardigheid. Dit houdt in dat de meeste vaders en moeders geacht worden hiertoe uit zichzelf niet in staat te zijn. De minister van volksgezondheid Tessa Jowell zegt nu dat zij wil dat de instituties voor gezondheid, sociale zaken en onderwijs zich hier gezamenlijk mee gaan bemoeien "om de kinderen de best mogelijke start te geven in het leven". De boodschap is duidelijk: het kind dat alleen door de ouders wordt opgevoed heeft niet zo'n beste start.
Beroepsmensen in de jeugdzorg zijn alsmaar bezig de problemen van het ouderschap uit te vergroten. Het allerdaagse opvoeden wordt alsmaar voorgesteld als een moeilijke en ingewikkelde kundigheid. Blijkbaar ziet men ouders als te stom om seksualiteit en andere gevoelige onderwerpen met hun kinderen te bespreken. Omdat ouderschap veranderd is van een intieme, gevoelsrijke en warme relatie in een kwestie van kunde en technische bekwaamheid, is de rol van de deskundige van bijzonder belang geworden. Zo bezien, is het probleem op te lossen door het ouderschap aan het gezin te ontnemen, zodat de verlichte deskundigen de zaken kunnen rechtzetten.
Degenen die, zoals de regering doet, een opleiding tot ouderschap bepleiten, doen dit op grond van het idee dat dit mensen die anders maar verward bezig zijn bekwaam zal maken. Het feitelijk gevolg van deze benadering is dat de ouders helemaal niet bekwamer worden, maar dat het vertrouwen in hun bekwaamheid verder ondergraven wordt. Het wordt juist moeilijker om ouder te zijn als het grootbrengen van kinderen neergezet wordt als een geheimzinnig soort kunde. Men heeft vast gedacht dat als die professionele adviezen en bemoeienis een nieuwe generatie van betrouwbare, kundige en trotse ouders zou opleveren. In plaats daarvan ziet het er naar uit dat de huidige generatie ouders minder zelfvertrouwen hebben en onzekerder zijn dan hun eigen ouders ooit geweest zijn.
Het ver-deskundigen van het gezinsleven verzwakt juist het ouderschap, omdat men een relatie wil beïnvloeden die nooit teruggebracht kan worden tot een setje technische vaardigheden. De relatie tussen een onder en een kind heeft een eigen karakter en kan niet worden verbeterd door bemoeienis van technische deskundigheid. Eerder kan deze bemoeienis de integriteit van de ouder-kind relatie ondermijnen. Als 'deskundigen' zich opdringen aan deze relatie, verzwakt dit juist het gezag van de ouders. En ouders met een verzwakt gezag kan men toch niet het omgaan met hun kinderen toevertrouwen.
De poging om het gezinsleven te ver-deskundigen berust op de bureaucratische overtuiging dat ouderschap geleerd moet worden, en dus onderwezen moet worden. Deze misleidende benadering gaat voorbij aan de elementaire verhouding tussen ervaring en leren. Er zijn veel dingen in het leven die wij, ieder op een eigen wijze, leren door ervaring. Zelfverzekerde ouders leren van hun levenservaring. Deze levenslessen kunnen nooit plaatsvinden op een cursus, opgezet door de sociale dienst of de gezondheidszorg. Zulke cursussen scheppen alleen maar een klimaat waarin de ouders afhankelijk worden van deskundig advies.
Om het nog wat erger te maken beperken deze deskundigen zich niet tot het geven van goede raad. Zij dringen zich in in het leven van de ouders en ondermijnen hun zelfvertrouwen. Toen mijn vrouw onlangs Jacob naar de crèche bracht en vertelde dat hij zich bezeerd had bij een val, zei een van de stafleden met een knipoogje dat dit toch wel aan de sociale dienst gemeld had moeten worden. Iedereen lachte, maar wel met een nerveus lachje. Daarna fluisterde een van de moeders tegen mijn vrouw: "Amy heeft zich twee maal bezeerd deze week - je hebt geen idee hoe zenuwachtig ik was dat men hier verkeerde conclusies uit zou trekken!".
Dit soort fluistergesprekjes is tekenend voor de geest van deze tijd. De ouderlijke bezorgdheid betreft helemaal niet meer het feitelijke welzijn van hun kinderen, het betreft de bezorgdheid hoe naar de ouders gekeken wordt door anonieme beroepsmensen. Er is echt wel iets misgegaan als ouders leven met de angst dat het meest onschuldige incidentje als schadelijk wordt gezien en leidt tot indringende vragen van nieuwsgierige ambtenaren.
Het ver-deskundigen van het ouderschap is schadelijk voor kinderen zowel als voor ouders. Het roept de fundamentele vraag op: wie weet er eigenlijk wat er nu in het belang van het kind is? Heden ten dage overschreeuwt de macht van de deskundigen de mening van bekwame ouders. Het is een macht die zichzelf vergroot met het overdrijven van problemen en het oproepen van paniek over alle aspecten van het kind-zijn. Het is een macht die actief voeding geeft aan wantrouwen. Ongelukkigerwijze roept wantrouwen weer nieuwe deskundigen op. Als ouders dat groeiend leger van kind-deskundigen zien, vertrouwen ze zichzelf minder dan ooit. In die omstandigheden moeten ze wel in paniek raken over hun kinderen.