Waarom kleine jongens geen zedendelinquenten zijnVertaling van Dea Birkett, Gisteren publiceerde de NSPCC een rapport waar iedere volwassene van moet schrikken. Kindermishandeling in het Verenigd Koninkrijk (Child Maltreatment in the United Kingdom) ondervraagde 3000 18- tot 24-jarigen over hoe ze als kinderen behandeld waren. Een op de tien vertelde dat hij of zij voor hun zestiende jaar met geweld of bedreiging tot seksuele daden tegen hun wil in waren gedwongen. Slechts 14 % van dit misbruik was geplaagd door degene naar wie we het eerste ment de vingen zouden wijzen, de vader. het merendeel van de schuldigen waren, zo vertelden zij, een ander kind. Dat is nogal wat. Kijk eens naar de kinderen van je klas. Volgend dit rapport verbergt een van de vijf jongens die te tafel van vijf proberen te leren een zedendelinquent. Kijk dan eens rond in je eigen huiskamer. De meest waarschijnlijke misbruiker van je dochter is de jongen die samen met haar naar de Tweenies zit te kijken. Drie en veertig procent van het misbruik werd toegeschreven aan een broer of zus. We hoeven niet meer bang te zijn voor Big Brother, voor het kleine broertje (little brother) moeten we uitkijken. Het verbaast niet dat het rapport fysiek misbruik zeven maal vaker vermeldt dan seksueel misbruik. Maar de artikelen in de pers gingen bijna uitsluitend over het seksuele element. Deze nadruk op seksueel misbruik tussen kinderen onderling komt van precies dezelfde professionele hoek die ons verteld heeft van het euvel van de volwassen kindermisbruikers. Je mag echter niet hetzelfde oordeel en dezelfde analyse loslaten op het gedrag van kinderen. Een zevenjarige die zijn piemeltje aan een vierjarige laat zien, dat is niet hetzelfde als een veertigjarige die met zijn potlood loopt te venten voor een vrouw in een park. Kusjes-tikkertje op het speelplein is niet een vorm van aanranding. Het is een spelletje, ook als sommigen het soms niet willen spelen. De bedoeling, de kennis ervan, de betekenis en het gevolg zijn volkomen verschillend. De respondenten van het onderzoek onderschrijven dit. Zij noemden als meest vervelende vorm van wangedrag bij lange na niet het seksuele en zelfs niet het fysieke, maar het pesten. Zeker, niet alles wat kinderen doen is geheel ongevaarlijk, maar het een is ongevaarlijker dan het andere. Het rapport noemt een breed scala van gedragingen op die als seksueel misbruik kunnen gelden, van zoenen en knuffelen tot gedwongen orale seks of penetratie. Wat dan onvermijdelijk gebeurt is dat overal schrikbarende cijfers worden geciteerd, gevolg door een voorbeeld van het meeste extreme. Het Centrum voor jeugdige misbruikers in Londen (Young Abusers Centre) maakt melding van oversekste vijfjarigen, van elfjarige seksuele misbruikers, van veertienjarige verkrachters en zelfs van seksuele moorden. De indruk wordt gewekt dat een groot aantal jonge tieners verkeerde dingen doet met kleine jongens. Toch zijn, zelfs volgens de becijferingen van het NSPCC zelf, de meest extreme voorbeelden maar een kleine minderheid van het misbruik dat in feite plaats vond. De meest voorkomende vorm van seksueel gedrag was "liet de geslachtsdelen of andere intieme lichaamsdelen aan je zien om jou te shockeren of om zichzelf op te winden"; veruit het minst voorkomende was anaal geslachtsverkeer. Ik mag hopen dat het de bedoeling van dit rapport is om ons te wijzen op een probleem dat te weinig aandacht heeft gehad. Ik vrees echter dat het ons, net zo min als alle aandacht voor enge mannen (stranger danger) na de moord op de achtjarige Sarah Payne vorige zomer, niet alerter zal maken; het maakt ons eenvoudigweg alleen maar banger. We zullen onze verdachtmakingen van de volwassen mannen verleggen naar onze eigen kinderen. Broertjes en zusjes die samen in bad gaan, elkaar helpen met aankleden of elkaar hun geslachtsdelen laten zien, zullen met andere ogen bezien worden, met al te angstige ogen. Het geval van de elfjarige Raoul Wutrich, die door een attente buurvrouw werd beticht van het "ontuchtig betasten" van zijn vijfjarige zusje toen hij haar hielp met een plas in de tuin, is ene teken van juist deze veronderstellingen. De zaak tegen hem werd overigens afgeblazen. [ - omdat het gezin een Zwitsers pasport had en naar Zwitserland terugkeerde.] Er is nog een verontrustende kant aan dit rapport. Het neemt als vanzelfsprekend aan dat de respondent een slachtoffer is, en geen dader. Van de 213 vragen van de lijst vroeg er niet een aan de geïnterviewde of hij of zij wellicht ooit zelf als kind enig misbruik gepleegd had. Het gebeurt je allemaal wel, maar zelf doe je nooit zoiets. Waar zijn dan die kinderen die leeftijdsgenootjes seksueel misbruiken? het antwoord is eenvoudigweg: dat was jij niet, en het is al zeker jouw kind niet. het komt uit een ander gezin en het is jouw probleem niet. Je moet bang zijn, erg bang zijn. Maar niet voor je eigen kinderen of die van de buren, of die luizenbos van die vreemdelingen in de straat. We moeten bang zijn dat de kindertijd het laatste bolwerk is dat bestookt wordt met veelal verkeerd uitgelegde statistieken die de meest getrouwe en gevoelige ouder met vrees vervullen. Er is een probleem: fysieke kindermishandeling. Ernstige emotionele verwaarlozing komt voor. Zelfs seksueel misbruik onder kinderen komt wel eens voor. Laten we er iets aan doen. Maar laten we niet op een goedkope manier op onze eigen punten willen scoren in plaats van voor het welzijn van de beschadigde kinderen op te komen. Dat maakt ons alleen maar onnodig meer bezorgd en het helpt niets om de echte problemen op te lossen.
|