Citaten uitDe puistenkoppies recidiveren het vaakstSheila Kamerman en Rinskje Koelewijn, NRC 16 april 2004 Jongens die op vroege leeftijd een zedendelict begaan, worden behandeld in Harreveld. Uit een recent rapport blijkt dat er twee sterk verschillende typen delinquenten bestaan. [...] Voor het eerst wordt in Nederland gerapporteerd over de recidive van jeugdige zedendelinquenten. Catrien Bijleveld en Jan Hendriks onderzochten de recidive van 114 jongens die tussen 1988 en 2001 na behandeling de particuliere jeugdinrichting Harreveld verlieten. Zij waren op het moment dat ze het zedendelict pleegden, tussen de zeven en negentien jaar oud. Catrien Bijleveld is senior onderzoeker bij het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving en hoogleraar methoden en technieken van criminologisch onderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Jan Hendriks is ontwikkelingspsycholoog en hoofd afdeling jeugd van de forensische polikliniek De Waag in Den Haag. De onderzoekers onderscheidden twee groepen jeugdige zedendelinquenten: de 'obsessieven' en de 'opportunisten'.
Jeugdige zedendelinquenten vormen een zeer heterogene groep, zeggen de onderzoekers. Ze plegen zeer verschillende delicten (van exhibitionisme tot gewelddadige verkrachting), ze kiezen verschillende slachtoffers (van heel jonge kinderen tot volwassenen), ze plegen het zedendelict alleen of in een groep en hebben verschillende motieven. Bijleveld en Hendriks willen maar zeggen: generaliseren is lastig. Toch bleken er veel meer overeenkomsten te zijn tussen de obsessieven onderling en de opportunisten onderling dan alleen de leeftijd van het slachtoffer. De obsessieven zijn meestal sociaal geïsoleerde en onzekere pubers, ze hebben geen vrienden van hun eigen leeftijd en ze worden gepest. Ze hebben vaak problemen in sociaal en emotioneel opzicht en zijn neurotisch. Obsessieven zijn meestal autochone jongens. De opportunisten daarentegen zijn vaak machotypes met antisociale trekken. Ze hebben een zwak empathisch vermogen. Van de opportunisten is eenderde deel allochtoon. Hendriks: ,,Uit eerder onderzoek van ons kwamen al aanwijzingen naar voren dat het beter zou kunnen zijn de opportunisten niet met de obsessieven te behandelen. Vroeger zaten de kleine puistenkoppies tussen de antisociale types. Dat wrong.'' De opportunisten plegen het zedendelict meestal impulsief. Hendriks:
Obsessieven kunnen juist weken of zelfs maanden van tevoren bezig zijn met het voorbereiden van het zedendelict. Ze leggen contact met het jonge slachtoffer, proberen het vertrouwen te winnen. Obsessieven zijn op het moment van het delict meestal jonger dan de opportunisten, een aantal van hen is zelfs heel jong. Bij drie van de onderzochte dossiers betrof het jongens van zeven, acht en negen jaar. Zij hadden onder meer de schaamstreek van kleine meisjes betast. Bijleveld: ,,Je kunt je wel afvragen of dat echt zedendelinquenten zijn. Je kunt ook stellen dat het kinderen zijn die seksueel afwijkend gedrag vertonen.'' Uit het huidige onderzoek blijkt de groep obsessieven en de opportunisten een opvallend verschillend recidivepatroon wat betreft zedendelicten te hebben. De tien procent van de jongeren die recidiveerden, bleken allen obsessieven. Het risico op zedenrecidive is het grootst (38 procent) bij jeugdige zedendelinquenten die een meisje van (zeer) jonge leeftijd misbruikten buiten hun eigen familie. Hendriks:
Bijleveld:
Want van de vijftig procent die naar een niet-zedendelict recidiveerde waren de opportunisten weer oververtegenwoordigd. Bovendien waren de niet-zedendelicten die zij pleegden ernstiger dan de niet-zedendelicten die obsessieven na behandeling pleegden. In totaal pleegde bijna zestig procent van de jeugdige zedendelinquenten na behandeling weer een delict. [...] Bij de obsessieven, op een paar ernstig beschadigde jongens na, hangt het zedendelict vaak samen met de ontluikende seksualiteit en hun onvermogen contact te maken met leeftijdgenoten. Ze richten hun drang tot experimenteren op de jonge kinderen, waar ze door hun sociaal-emotionele achterstand toch al vaak mee omgingen. Hendriks:
Uit het rapport blijkt ook dat de meeste recidive plaatsvindt in de twee jaar na ontslag uit Harreveld. [...]
|