Citaten uit'Media moeten geen eigen wereld scheppen'[Minister] P.H. Donner, NRC 4 mei 2004 De persvrijheid gaat niet verloren onder druk van externe
bedreiging, maar door gebrek aan interne kracht; niet door gebrek aan vrijheid
maar door te veel, Mr. P.H. Donner is minister van Justitie. Persvrijheid is niet absoluut. Het is niet zo dat de rechten van burgers, het functioneren van de overheid en het algemeen belang ondergeschikt zijn aan en moeten wijken voor het belang van de pers bij toegang tot bronnen, en bij vrijheid om te zeggen of te schrijven wat men meent. Integendeel; we koesteren een vrije pers omdat deze bijdraagt aan de vrijheid van burgers, aan een doeltreffend en democratisch functioneren van de overheid en aan het algemeen belang. Vandaar ook dat de enkele vaststelling dat er spanning is tussen persvrijheid en andere rechten, op zich zelf niets zegt. Die spanning is inherent aan het bestaan van beperkingen op de vrijheid. Interessant is pas op welke wijze met spanning wordt omgegaan, en dat laat zich slechts zinvol beoordelen in het licht van de betekenis en functie van de persvrijheid in de huidige samenleving. Die zijn niet absoluut maar veranderen met de tijd en de behoeften van de samenleving. Zo hangt de opkomst van de geschreven pers in de 17de eeuw samen met de groeiende behoefte aan informatie en nieuws over wat buiten het eigen gezichtsveld lag maar wel op de eigen leefwereld van invloed kon zijn. In de zich ontwikkelende nationale samenlevingen zijn daaruit in de loop van de tijd andere functies ontstaan; zoals
De vrije pers heeft een zelfstandiger betekenis, maar die relatie onderstreept wel de betekenis van de pers als element van de communicatie en meningsvorming in de samenleving. Element, want de media hebben daarbij nooit een exclusieve functie. Hun betekenis verandert met de beschikbaarheid van andere mogelijkheden. [...] Harde feiten achterhalen de gedrukte onwaarheden op den duur nog wel, hoewel het te laat kan zijn. Bij zachte feiten - reputaties, meningen, beelden, de toonzetting van feiten - is dat minder het geval. Dan schept berichtgeving een eigen wereld die de echte kan verdringen en zo reputaties kan maken of breken, levens kapot kan maken, mensen kan verhogen of ten val brengen, de maatschappelijke ontwikkeling kan bepalen en bron kan zijn van onrust en oorlog. Gegeven die 'macht' is het enige wat de bijzondere plaats van de pers en van de persvrijheid rechtvaardigt, de betrouwbaarheid en integriteit van de pers.
[...] Een toenemend deel van het werk van de overheid bestaat in het rechtzetten van wat verslaggevers eerder uit hun verband hebben gerukt; in het uitleggen waar de klepel hangt bij krantenberichten die de klok hebben horen luiden; of zelfs in het weerspreken van berichten waarvan de schrijver werd gewaarschuwd dat zij op onwaarheid berusten, maar die te mooi waren om niet te drukken. Niet alleen Kamerleden, maar ook anderen zijn veelal op die berichten afgegaan. Als zij vervolgens handelen op basis van verkeerde berichten in de pers, kan dat tot maatschappelijke schade leiden. Daarbij gaat het niet alleen om schade in geld, maar vooral ook om schade door achterdocht, door onnodige geschillen en door toenemende tegenstellingen in de samenleving, waardoor de solidariteit verzwakt, angst en onzekerheid groeien, en sturing door de overheid steeds moeilijker wordt. Ik besef: emotie, ruzie, schrille verhalen over de gevaren van criminaliteit en terrorisme, en het voortdurend aan de kaak stellen van het onvermogen van overheden - het verkoopt zo lekker en het gaat erin als koek. Maar kunnen we het ons nog permitteren? [...]
|