Start Omhoog

Citaten uit

PAS OP VOOR REVOLUTIONAIREN

Gerbert van Loenen, Trouw, 26 november 2005

In zijn artikel 'De neoconservatieve revolutie' schreef Jaffe Vink: 

,,De neoconservatieven willen de wereld veilig maken voor democratie. Vandaar hun slogan: 'Democratiseer het Midden-Oosten.' Het zijn idealisten met een beschavingsmissie. Welke beschaving? De westerse beschaving.''

Gerbert van Loenen kritiseert het neoconservatisme. Hij vindt dat 'er iets mis is met die neoconservatieve wens de Amerikaanse hegemonie aan te wenden om het goede te verbreiden, tot in de islamitische wereld aan toe. Door hun waarheidspretentie, gekoppeld aan hun militaire overmacht, neigen de Amerikaanse neocons ernaar elke terughoudendheid te laten varen als het gaat om het doel te bereiken. Het doel heiligt de middelen, en oorlog, desnoods met kleine kernwapens, is zo'n middel.'

[... ... ...]

Het opvallendst aan het artikel 'De neoconservatieve revolutie' in Letter & Geest van 29 oktober was misschien wel de stelligheid van auteur Jaffe Vink. Dat is geen toeval. Het zit in de aard van het neoconservatisme.

Deze denkrichting is de laatste decennia in Amerika opgekomen, inmiddels in regeringskringen in Washington wijdverbreid, en wordt nu door Jaffe Vink ook in Nederland aangeprezen. Wat zijn de redenen dat deze stroming, die voortborduurt op het gedachtegoed van Leo Strauss, de joods-Duits-Amerikaanse oervader van het neoconservatisme, juist nu zo aanslaat? Leo Strauss is, hoewel al 32 jaar dood, actueel vanwege zijn zoeken naar waarden die in elke tijd en op elke plaats geldig zijn; absolute waarden. Het relativeren van waarden, door te zeggen dat ze alleen geldig zijn in een bepaald land op een bepaald moment, wees hij af.

[...] 

Strauss, met zijn zoektocht naar het ware dat los van huidskleur, tijdsgewricht of mode geldt, bood uitkomst in deze multiculturele verwarring. Logisch dat Strauss inmiddels ook in Nederland, dat door de massa-immigratie nieuwe ijkpunten zoekt voor het samenleven, bewonderaars vindt.

Toch gaat het in Amerika inmiddels om iets heel anders. Binnenlandse onderwerpen, zoals de strijd tegen politiek-correcte denkverboden, maken in de praktijk van vandaag niet meer de kern van het neoconservatieve ageren uit. De neoconservatieven, van wie Jaffe Vink zo onder de indruk is, hebben voor hun optreden inmiddels de arena van de Amerikaanse buitenlandse politiek gekozen. Daar zien zij hun grootste kansen en uitdagingen, daar ontplooien zij hun macht, en daar zorgen zij voor omwentelingen die maar niet tot de gemiddelde Europeaan lijken door te dringen. Over de neoconservatieve buitenlandse politiek moeten we het dus hebben.

Opnieuw moeten we ons daarbij afvragen: waarom slaat het neoconservatieve denken, dat ooit begon met de zoektocht naar vaste waarden die overal en altijd gelden, momenteel vooral aan in de Amerikaanse buitenlandse politiek? Die reden blijkt een geheel andere dan waarom het destijds in Amerika aansprak, of momenteel in Nederland aanspreekt. Met de strijd tegen politiek correct denken heeft het niets meer te maken. Dat de neoconservatieven nu vooral in Amerika's buitenlandse politiek invloed verwerven, is omdat het land, sinds de Sovjet-Unie ineen is gezakt, als enig overgebleven supermogendheid een hegemonie heeft in de wereld zoals die sinds de val van het Romeinse rijk niet meer is voorgekomen. Waarom, zo vragen de neocons zich af, zouden we die overmacht niet gebruiken om de wereld te verbeteren?

Oorlog is nuttig, niet vanwege de gevaren die Amerika bedreigen, maar, integendeel, vanwege de unieke mogelijkheid die Amerika sinds de val van de Sovjet-Unie heeft om de wereld te verbeteren. Niet de bedreigingen, maar de mogelijkheden maken de neocons bereid tot oorlogsvoering. Lees die zin tweemaal, hij is essentieel.

[...] 

In het in 1997 opgerichte Project for a New American Century, een groep neocons die kort daarop grote invloed heeft verworven in Washington, met onder meer Dick Cheney, Paul Wolfowitz, Lewis Libby en Donald Rumsfeld, klinkt het al net zo: 'We lopen het gevaar de gelegenheid te missen.' Die gelegenheid, geboden door Amerika's unieke overmacht, moet worden aangewend om van de 21ste eeuw een eeuw te maken die 'Amerika's principes en belangen' bevordert.

Waar in Nederland degenen die enthousiast zijn over de neocons in het algemeen of het buitenlands beleid van president Bush in het bijzonder vooral door zorg over de islam worden gedreven, is het in Amerika de eigen overmacht die de neoconservatieve leer met zijn pleidooi voor de superieure westerse waarden zo aantrekkelijk maakt. In Amerika is dus overmacht de voedingsbodem, in Nederland zorg. 

[...] 

Is er iets mis met die neoconservatieve wens de Amerikaanse hegemonie aan te wenden om het goede te verbreiden, tot in de islamitische wereld aan toe? Ja, daar is inderdaad iets mis mee. Door hun waarheidspretentie, gekoppeld aan hun militaire overmacht, neigen de Amerikaanse neocons ernaar elke terughoudendheid te laten varen als het gaat om het doel te bereiken. Het doel heiligt de middelen, en oorlog, desnoods met kleine kernwapens, is zo'n middel.

Sinds 11 september 2001 zijn belangrijke neoconservatieve denkers rond het Project for a New American Century erin geslaagd dit gedachtegoed ingang te doen vinden in Washington. 

[...] 

Het terroristisch gevaar is gebruikt om de al bestaande agenda van het Project for a New American Century door te voeren. De inval in Irak stond al op de neoconservatieve verlanglijst voor 11 september.

De neoconservatieve invloed op het buitenlands beleid is sindsdien gebleven. 'Nietsdoen is geen optie' is de mantra waarmee de neoconservatieven voortdurend tot actie aansporen. 

[...] 

Misschien levert nietsdoen wel minder problemen op dan wel iets doen. Maar door de mantra 'nietsdoen is geen optie' wordt die afweging eenvoudigweg overgeslagen.

De tweede mantra van de neoconservatieven is 'leiderschap' - het desnoods tegen de publieke opinie en de tijdgeest in doen wat goed is. 

[...] 

De beide neoconservatieve mantra's, 'nietsdoen is geen optie' en 'leiderschap', getuigen van een ontketende drift van een zichzelf de voorhoede wanende groep. We hebben hier te doen met elitair activisme van mensen die, omdat zij superieure waarden hebben ontdekt en een alliantie zijn aangegaan met de machtigste man van de aarde, elke grens, elke beperking, elk redelijk bezwaar opzijschuiven in hun behoefte aan actie, aan strijd, aan oorlog om de wereld naar hun idealen te hervormen. De Veiligheidsraad van de VN is in neoconservatieve ogen slechts een obstakel dat genegeerd kan worden, de Navo een lastig Europees praatorgaan, de Conventie van Genève een stuk papier dat niet geldt als het zo uitkomt.

De neoconservatieven zijn dan ook absoluut geen conservatieven. Conservatieven immers omarmen de traditie, die volgens hen de wijsheid van vorige generaties bevat en dient als kader waarbinnen wij behoedzaam opereren. Conservatieven houden niet van daadkrachtige leiders die de staat gebruiken om naar hun ideaal de wereld te hervormen. Conservatisme is in essentie gematigd.

De grondlegger van het neoconservatisme, Leo Strauss, wees dat conservatisme af. 

[... ...] 

Strauss' moeizame zoeken naar waarheid hebben zij ingeruild voor de pretentie zelf in het gelukkige bezit daarvan te zijn. 

[...] 

Zulk gedrag doet, het valt onmiddellijk op, sterk denken aan de vorige vloedgolf van revolutionairen die zichzelf een voorhoede waanden met objectieve, absolute kennis: de communisten.

Gelukkig is dat communisme de afgelopen eeuw ruimschoots gepareerd door geniale denkers als Friedrich Hayek, Karl Popper, Raymond Aron en Isaiah Berlin. Hun anticommunistische gedachtegoed, dat we na 1989 een beetje waren vergeten, kunnen we nu moeiteloos weer van stal halen om de nieuwe, ditmaal uit Amerika komende revolutionairen te bestrijden. Het is een beetje vreemd op het eerste gezicht, George Bush bestrijden met anticommunistische denkers, maar zoals Jaffe Vink terecht beweerde: de neoconservatieven zijn revolutionairen, daarin lijken zij op de vroegere communisten, en als zodanig kun je ze dus ook bij de horens vatten.

In een notendop is de kritiek van denkers als Popper en Hayek op de communisten in het bijzonder en op revolutionaire voorhoedes in het algemeen dat die onderschatten hoeveel kennis miljarden mensen samen hebben. Geen enkel mens kan al die kennis overzien. Daarom is een vrije, open samenleving, met vrij debat en een vrije markt, waarin al die mensen overeenkomstig hun eigen kennis doen wat zij willen doen en de samenleving een richting op stuwen die niemand kan voorzien en niemand kan sturen, het beste. 

Het alternatief, een samenleving die wordt gevormd volgens de opvattingen van een kleine groep die zich als elite opwerpt die in het bezit zou zijn van hogere kennis en de samenleving met het geweld van de staat naar dat beeld hervormt, pakt altijd verkeerd uit. Geleidelijke verandering, waarbij na elke stap kan worden bijgestuurd, is volgens deze denkers beter dan revolutionaire verandering volgens een blauwdruk die zegt hoe de wereld eruit moet zien. 

Revolutionair denken leidt ertoe dat het recht verwordt tot een instrument dat door de revolutionairen naar hun hand wordt gezet in hun streven naar het absolute, zodat bedilzucht en geweld op de loer liggen. De idealen waarnaar de revolutionairen zeggen te streven worden uiteindelijk in een 'open', geleidelijk veranderende samenleving eerder bereikt dan in een 'gesloten' samenleving waar sterke leiders de richting wijzen.

Bijna trots wijst Vink erop dat de neoconservatieven eigenlijk revolutionairen zijn die de macht zoeken om de wereld te kunnen verbeteren. 

[...] 

Dat Plato's gedachtegoed [...] in staat blijkt weldenkende mensen rijp te maken om een sterke leider op het schild te hijsen, heeft Karl Popper in 1945 in zijn magnifieke boek The Open Society and its Enemies aangetoond. Poppers vijand was toen het communisme. Nu kan dezelfde Popper worden losgelaten op de neocons.

Zonder macht geen vooruitgang, schrijft Vink. Dat klinkt onheilspellend. Het komt vaker voor dat intellectuelen die het juiste en ware menen te ontdekken, enthousiast achter een machthebber gaan aanlopen van wie zij vermoeden dat die de wereld naar die waarheid kan kneden. Momenteel vervult George W. Bush die dankbare rol. Het probleem van intellectuelen is immers dat zij geen tanks en bommenwerpers hebben, en meestal ook geen spierballen.

[...] 

Het grootste gevaar vormen niet intellectuelen die vies zijn van de macht, maar intellectuelen die snakken naar een held die al hun dromen waarmaakt, met geweld als het moet.

[...] 

'De neoconservatieve revolutie' heette Vinks artikel. Hij had ook kunnen schrijven 'Amerika's afscheid van Europa'. Daar gaat de neoconservatieve revolutie namelijk ook over. De neocons verspreiden een opmerkelijk felle Europa-haat in de Verenigde Staten. Europeanen zijn lafaards die eerst Hitler en Stalin hun gang hebben laten gaan, zich vervolgens door de Amerikanen uit de penarie hebben laten redden en nu lange vakanties vieren terwijl de Amerikanen zich afbeulen om overal ter wereld de banier van de vrijheid te planten. Dit mag gechargeerd zijn verwoord, het is wel de taal die Amerikaanse media, in de radioshow van Rush Limbaugh bijvoorbeeld, over Europa verspreiden. 

[... ...] 

De breuk ontstond pas met de aanval op Irak. Toen gooide Amerika de remmen los, schoof het de VN opzij, en voerde de Bush-doctrine uit: Amerika bepaalt wie wanneer waarom preventief wordt aangevallen. Die doctrine voelde, zelfs voor bondgenoten, ietwat ongemakkelijk aan. Ongemakkelijk was ook dat het sterkste argument vóór de Irak-oorlog, het verdrijven van een bloeddorstige tiran, door Bush nu juist niet werd genoemd.

Als Europeanen kunnen we daarom beter ons eigen plan trekken. Wij, Europeanen, zijn niet voor niets zo voorzichtig, zo aarzelend geworden met grote woorden over waarheid en de strijd tegen het kwaad. Wij, Europeanen, hebben in de loop van eeuwen geleerd hoe dodelijk die kunnen zijn. Dat hebben we voor op de Amerikanen met hun hybris. Hoe Europeser we blijven, des te beter zijn we toegerust voor de strijd tegen de terreur. 

[...] 

De komende jaren zullen we in de strijd met de radicalen in de islamitische wereld voortdurend de juiste mix moeten vinden van overreding, verleiding en repressie. Die mix vinden we alleen als we ons gedragen als realisten met open ogen, niet als revolutionairen in een godsdienstoorlog.

[...] 

Jaffe Vink heeft gelijk: de neoconservatieven zijn geen conservatieven, het zijn revolutionairen. Het zijn mensen die hun eigen gelijk, door ongebreideld gebruik te maken van de macht van de staat, wereldwijd aan iedereen willen opleggen. Het is dan ook tijd dat niet alleen links de uitdaging van de neocons oppikt. Juist echte conservatieven, liberalen en bovenal christen-democraten moeten wakker worden. Deze gematigde stromingen streven alle naar een open samenleving, die zich van onderop, vanuit de burgers, ontwikkelt in een richting die niemand van tevoren bepaalt. Zij dienen in het neoconservatisme, dat met zijn elitaire waarheidspretentie gevaarlijk revolutionair is en zich meester heeft gemaakt van het machtigste staatsapparaat op aarde, een tegenstander te zien die bestreden dient te worden.

 

Start Omhoog