[ Terug naar het hoofdartikel ] NRC 24 mei 2019 Yteke Hettinga en Akke Veerman-Hoornstrazijn psychoanalytici voor volwassenen en kinderen. De berichten over de opvang van duizenden vluchtelingen uit de Koerdisch-Syrische kampen Al-Hol te Hasakeh en Abu Khasheb te Deir ez-Zor zijn alarmerend. De meesten zijn kinderen (60 procent) en vrouwen (30 procent) die in schrijnende omstandigheden leven. Sinds de escalatie van het conflict in het laatste, inmiddels gevallen, IS-bolwerk Baghuz is de vluchtelingenstroom nog toegenomen. Onder hen zijn ook Europeanen, voornamelijk vrouwelijke gevluchte IS-aanhangers met hun kinderen. Europese landen, waaronder Nederland, vragen zich af of deze Europese uitreizigers moeten worden teruggehaald, en indien ja, hoe. Het moeten maatregelen zijn die het risico op radicalisering zo klein mogelijk maken. De Raad voor de Kinderbescherming liet weten kinderen van Nederlandse uitreizigers bij aankomst op Schiphol te zullen scheiden van hun moeders, en deze laatsten onder te brengen in de Terroristische Afdeling van de Penitentiaire Inrichting Vught (...). Dat lijkt ons een recept voor radicalisering. De eerste vraag die beleidsmatig moet worden gesteld is: wie zijn deze vrouwen die veelal hun man hebben gevolgd? Hebben deze moeders zichzelf uit fanatisme bij IS aangesloten en geweldsdelicten gepleegd? Of zijn zij volgers met een zwak identiteitsgevoel of met identiteitsproblemen op zoek naar hun eigenheid? Dit verschil is ook van belang voor de relatie van de moeder tot haar kind(eren). Onderzoek naar hun persoonlijkheid en motieven is hiervoor dringend gewenst. De tweede vraag is wat het betekent als ouders en kinderen bij terugkomst worden gescheiden. Zeker is dat het voor de kinderen de zoveelste traumatisering is, na de vermoedelijke scheiding met de vader, de traumatisering van hun moeder en de erbarmelijke omstandigheden in de kampen. Bekend is inmiddels dat veel van deze kinderen later psychiatrische problemen krijgen. Maar als dat niet gebeurt, bijvoorbeeld omdat de moeder afwezig is en niet kan helpen bij het leerproces, ontstaat er een zwart-wit denken bij het opdelen van mensen in goed of kwaad. Dat wordt ‘splitsen’ genoemd, en dáár ligt het risico op radicalisering. De kinderen van uitreizigers hebben al veel geleden, hun boze gevoelens hebben alle kans gekregen zich te ontwikkelen. Als daar een scheiding met de moeder bijkomt, neemt de kans op splitsen toe. De dan feitelijke splitsing wordt geïnternaliseerd, in het karakter opgenomen, en kan zich vervolgens een weg naar buiten banen. Zij gaan het kwaad, dat zij buiten zichzelf plaatsen, bevechten. De desastreuze gevolgen van een scheiding met primaire zorgdragers komen we dagelijks tegen in onze praktijk. Soms wordt plaatsing bij familie voorgesteld als alternatief. Dat lijkt een oplossing, maar is het niet. De scheiding blijft bestaan en deze kinderen kennen die mensen niet, zij zijn vreemden. Wij kennen de pijnlijke voorbeelden van de ondergedoken kinderen die na de Tweede Wereldoorlog bij hun ouders terugkwamen – dat waren vreemden. Daarbovenop is de kans groot dat er binnen de kring van familieleden emotionele problemen (loyaliteitsproblemen of verwerkingsproblemen) bestaan als gevolg van het vertrek van de uitreiziger, wellicht hun dochter of hun nicht. Dat vergroot de kans dat de nieuwe omgeving voor de kinderen onveilig, of zelfs bedreigend, is. Wij bepleiten daarom een gezamenlijke opvang van de moeders en de kinderen in een kindvriendelijke omgeving. Nu vindt de opvang soms plaats in speciale huizen, waar moeders die gedetineerd zijn hun kinderen bij zich kunnen houden. Tijdens een dergelijke opvang kunnen deskundigen de ouders en kinderen observeren en beoordelen welke schade de kinderen hebben opgelopen, en wat het hechtingspotentieel is van de teruggekeerde moeders. In die setting kunnen psychotherapeutische behandelingen worden gestart. Wij beseffen dat zo’n beleid veel tijd en geld kost. Zeker op korte termijn. Maar op lange termijn is een goede veilige opvang waarschijnlijk kostenbesparend. Dat is natuurlijk langetermijndenken. De vraag is: hebben we het er nu voor over? Gunnen we het deze ‘foute ouders’ dat we ruimhartig en niet angstig zijn? Vertrouwen we op dit ‘evidence based’ inzicht, ondanks de angst, ondanks de moeilijkheden die op ons zullen afkomen? [ Terug naar het hoofdartikel ] |