René Diekstra, Column Diekstra, Wegener Dagbladen 10 dec 2002
Ooit had ik een akkefietje met Boudewijn Buch. Die schreef in 1982 een column in het parool onder de titel 'Als het niet meer gaat, zetten we een inslaapcocktail voor je klaar'.
Daarin beweerde hij dat je die psycholoog in Leiden maar hoefde te bellen en dan was je snel en voorgoed van alles af. Het gevolg was dat nogal wat mensen mij belden met verzoeken om levensbeëindiging. Uren heb ik met wanhopige mensen aan de telefoon gezeten. Totdat ik er genoeg van had en besloot om een geheim nummer te nemen..
Mijn vrouw en wijlen mijn collega Piet Vroon vonden dat ik het niet moest pikken en middels een kort geding rectificatie afdwingen. Dat heb ik gedaan en geweten. De rechter sprak uit dat het niet waar was wat Buch had geschreven, maar dat iedere burger met een gezond verstand dat wel begreep. De volgende dag belde Sonja Barend. Ze bood me een half uur in haar programma op zaterdagavond om aan het plubliek mijn kant van het verhaal uit te leggen. Maar toen ik op het allerlaatste moment te horen kreeg dat Buch ook zou komen, besloot ik rechtsomkeert te maken. De redactie in paniek. In de haast werd een compromis gesloten. Ik zou eerst een kwartier met Sonja alleen praten en dan zou Boudewijn aanschuiven.
Hij heeft een heel vervelend kwartier zendtijd gehad. Zo vervelend zelfs dat na afloop mensen mij kwamen feliciteren of ik een bokswedstrijd had gewonnen. Eerlijk gezegd zo voelde het ook. Maar toch, toen ik Boudewijns gezicht na afloop zag, vond ik het verveld voor hem. Ik heb hem een hand gegeven en zelfs een glas bier met hem gedronken. Toen ik wegging, zei hij dat hij graag met me door wilde praten, en vroeg mijn telefoon nummer. Hij heeft nooit gebeld. In volgende jaren, als ik hem op de buis bezig zag. Heb ik me wel eens afgevraagd waarom hij die leugen over mij had opgeschreven. Hij kende mij en mij werk niet. Dus had het niets met mij en alles met hem te maken.
Kennelijk zag hij er geen been in om zijn publicaties met verzinsels te vullen. Daar is niets op tegen als het om een roman gaar. Er is veel gespeculeerd over de vraag of De kleine blonde dood, zijn bekendste roman, gaat over een zoontje dat hij werkelijk gehad heeft of dat hij verzonnen heeft.
Vriend Theo van Gogh of broer Patrick Buch beweren het laatste. Wat mij betreft doet het er niet toe. In romans mag je verzinnen. In columns tot op zekere hoogte ook, maar je mag je verzinsel nooit toeschrijven aan herkenbare op bij naam genoemde mensen.
Dat hij dat toch deed, en niet alleen bij mij helaas, toont aan dat hij structureel moeite moet hebben gehad om fantasie en werkelijkheid op een verantwoorde wijze uit elkaar te houden. Ik zeg daarmee met zoveel woorden dat ik niet geloof dat het kwade opzet van hem was. Ik denk dat hij niet anders kon., dat wist en daaronder geleden moet hebben.
Ik denk dat het ook een belangrijke oorzaak van zijn voortdurend sluimerende depressie en suïcidalitteit was. Daarmee bevond hij een goed gezelschap. In 1978 verscheen er een onderzoek over 28 hoog beschaafde mensen die een einde aan hun leven gemaakt hadden. Daaronder een groot aantal student de wereld te sterk door hun ogen van hun fantasieën bekeken hadden. Ze verzonnen voor zichzelf levens of gebeurtenissen die na een enige tijd pseudo-werkelijdskarakter kregen.
Ze gingen er naar leven. Zo had er een verzonnen dat zijn vader een telg uit Russische tsarenfamilie was, daarom niet op straat kon komen en dat zonder toestemming van de veiligheidsdienst geen mensen hen thuis mochten bezoeken. Om die reden volde hij naast zijn studie geneeskunde ook Russische les en nam ook nooit mede studenten mee naar huis.
Tot op de dag het verzinsel hardhandig werd doorgeprikt. Zijn ouders bleken gescheiden te zijn en hij woonde bij zijn moeder in armoedige omstandigheden. Hij tuimelde in een diepe depressie die hem op de rand van zelfdoding bracht.
Een kenmerk van hoogbegaafheid, namelijk het beschikken over een creatieve fantasie, brengt duidelijk psychologische risico's met zich mee. Want die fantasieën kunnen aan de ene kant iemand grote prestaties brengen, maar aan de andere kant ook rollen doen spellen die niet kloppen, Slim als hij is, beseft de betrokkene dat heel goed en moet daarom andere mensen 'structueel' op afstand houden. Het gevolg is een verdrietig en voor anderen onbegrijpelijk soort eenzaamheid. Ik ben altijd hevig geïnteresseerd in wat je van Boudewijn leer ik dat je alleen ik de werkelijkheid, hoe weinig glitterend misschien ook, echt bevrediging vinden kan.