Start Omhoog

Een priester is niet van plastic 

Seksueel misbruik in de katholieke kerk 

Frank Westerman, NRC 31 juli 2004

Meer dan 4.300 Amerikaanse priesters zijn aangeklaagd wegens seksueel misbruik. In Nederland is het aantal meldingen na een piek van 47 in 2002 scherp gedaald. Maar is er wel iets veranderd? `Het heersende idee is nog altijd: als je niet aan zelfbevrediging doet, zit je goed.' 

Zij vereren een maagd die tegelijk moeder is, de Maastrichtse broeders van de Onbevlekte Ontvangenis. Stuk voor stuk leiden ze een aseksueel leven. Althans, bij hun intrede in het klooster hebben ze de gelofte afgelegd zich niet aan een vrouw te zullen binden. Als gezonde jonge mannen, gehuld in een jurk tot op hun enkels, hebben zij gekozen voor het celibaat. 

Stokoud zijn de meesten nu. Ze schuifelen door de gewelfde gangen; wie te broos is om te lopen laat zich naar de refter rollen - voor een bord aardappelpuree met spinazie, een lapje suddervlees met jus en een peertje toe. Van hun gezichten valt niet af te lezen wie van hen zich ooit hebben vergrepen aan een misdienaar, een padvinder of een schooljoch dat ze voor straf lieten nablijven in het klaslokaal waar zij les gaven. Toch bewegen zich onder deze bejaarde kloosterlingen ook ontuchtplegers: van een half dozijn broeders van de Onbevlekte Ontvangenis is dat sinds een jaar of tien bekend. 

Of de jongen het velletje van zijn piemel wel eens helemaal naar achteren schoof, vroeg broeder X dan aan een nablijvertje. En of hij dat kon laten zien? 

De populaire broeder Y van het schoolblad had een zalfje tegen schraalheid. Wacht, hij zou het wel even insmeren bij de jongens in korte broek, en dan ging het van dij naar lies en gelijk ook maar naar de nog onbehaarde schaamstreek. 

Het zou tot de jaren negentig duren vooraleer Johan Muijtjens als generaal overste van de Maastrichtse congregatie met deze ontuchtzaken-in-eigen-huis werd geconfronteerd. Door de buitenwereld, want binnen het klooster waren de feiten al lang bekend. ,,De verhalen waren niet nieuw voor mij'', beaamt de 65-jarige Muijtjens, terwijl hij links en rechts zijn medebroeders toeknikt. Al bij zijn aantreden als overste in 1982 was hij in de kaartenbakken met persoonsgegevens op vreemde hiaten gestuit: de kolom `woonplaats' was niet altijd bij iedereen ingevuld, soms stond er achter een naam een kruisje. 

,,Wat betekenen die kruisjes?'' informeerde de overste. ,,Huis van bewaring'', was het antwoord. Dat de broeders vastzaten voor zedendelicten als aanranding en verkrachting was een goed bewaard kloostergeheim. Er werd met geen woord over gesproken. ,

,In het verleden rustte er een absoluut taboe op alles wat met seksualiteit te maken had'', legt Muijtjens uit. ,,Lustgevoelens had je niet, en als je ze toch had, moest je ze maar verdringen door veel te bidden.'' 

Maar de laatste jaren heeft zich binnen de met klimop begroeide kloostermuren een revolutie voltrokken. Daarvan getuigen de boektitels op de kamer van Muijtjens: Body, sex and pleasure; The World of Human Sexuality; Sexuality and the search for Celibacy. Ze delen een plank met de vuistdikke catechismus, het kerkelijk wetboek van het Vaticaan dat onanie, seks voor het huwelijk, voorbehoedsmiddelen en verder elke seksuele daad die niet op de voortplanting is gericht als zondig verbiedt. 

Anders dan de meeste bisschoppen, die de vuile was lange tijd binnenskamers probeerden te houden, besloot overste Muijtjens de misdragingen van zijn kloosterlingen publiekelijk toe te geven. Namens zijn orde betuigde hij begin jaren negentig spijt voor de aangerichte schade en het leed, in persoonlijke gesprekken met de slachtoffers van misbruik. Smartengeld wilden de broeders niet betalen, wel vergoedden zij de kosten voor de psycholoog of de psychiater. 

Voor Johan Muijtjens was daarmee de kous niet af. Hij verdiepte zich in de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van religieuze ambtsdragers en volgde in 1996 een training aan het Christian Institute for the Study of Human Sexuality in Boston. Al vanaf dag één dienden de cursisten openlijk over hun eigen seksuele beleving te praten, iets waartoe de meesten zich met bleke gezichten overgaven. Door deze en andere ervaringen ontdekte broeder Muijtjens dat de Verenigde Staten en Canada ver voor de troepen uitlopen waar het gaat om professionele hulpverlening aan de clerus. Ten noorden van Toronto ging hij op werkbezoek bij een psychiatrische inrichting, het Southdown Institute: een afgelegen kliniek waar de meest notoire pedopriesters uit de Verenigde Staten in stilte worden behandeld. 

Duivelsuitdrijving 

,,Een unieke instelling'', meent Muijtjens. ,,Iets vergelijkbaars bestaat er in Nederland niet.'' Anders dan de reguliere psychiatrie, laat Southdown de no-nonsense geneeskunde hand in hand gaan met gebed en bezinning. De rooms-katholieke staf (de directrice is een non met een doctorsgraad in de psychologie) deinst er niet voor terug om patiënten testosteronverlagende medicijnen voor te schrijven en tegelijkertijd tweemaal daags om genezing te bidden. 

Uniek is ook de decennialange traditie van Southdown: de kliniek is in 1965 gestart als een tehuis waar priesters met een alcoholverslaving een `uitdrogingskuur' ondergingen. Niet lang daarna werden er ook depressieve religieuzen afgeleverd, in de jaren tachtig gevolgd door overspannen nonnen en pedofiele priesters. Binnen de katholieke kerkgemeenschap heeft Southdown een expertise opgebouwd die elders niet voorhanden is. Vandaar dat ook Nederlandse bisdommen de Canadese priesterkliniek hebben ontdekt: tot nog toe zijn er ten minste twee religieuzen op hun kosten behandeld. Bestuurslid Maria ter Steeg van het aartsbisdom Utrecht, die een van de Nederlandse patiënten begeleidde, keerde enthousiast terug: ,,Hadden wij in Europa ook maar zoiets!'' 

De vraag is nu: wat maakt de Southdown-kliniek zo speciaal? En in het verlengde daarvan: hoe gaat de katholieke kerk in Nederland met haar ontuchtige en handtastelijke priesters om? 

De gevel van het Southdown Institute is van rode baksteen en gaat verscholen achter een haag van coniferen. Op het dak een rijtje schotelantennes. Niet bepaald een locatie die associaties opwekt met exorcisme. Toch zou je kunnen zeggen dat de duivelsuitdrijving, zij het op een hedendaagse en medisch verantwoorde manier, tot de core business van deze gesloten inrichting behoort. In een parkachtig landschap, licht glooiend en doorsneden met gravelpaden, dienen de 44 inwonende patiënten de strijd met hun demonen aan te gaan - en binnen vier tot zes maanden te winnen. 

De kliniek - net buiten de bebouwde kom van het plaatsje Aurora - heet in de volksmond schertsend `de leprakolonie'. Maar dat etiket stamt nog uit de tijd dat er schande werd gesproken van elke priesterlijke dwaling. Tegenwoordig wordt daar minder besmuikt over gedaan, al blijft de openheid van een instituut als Southdown beperkt tot een website met een handvol foto's van het interieur: een opengeslagen bijbel in de kapel; fraai gestoffeerde kamers voor de patiënten. 

,,Er hing absoluut geen ziekenhuissfeer'', herinnert broeder Muijtjens zich. ,,Het deed eerder denken aan een hotel.'' 

De zwaarste gevallen belanden in Southdown. In 1988 verbleef er een jezuïet die een meisje van acht jaar had voorgespiegeld dat ze zich `als de moeder van God' zou voelen als hij gemeenschap met haar had. Dergelijke details komen vrijwel alleen aan het licht tijdens rechtszaken en worden nooit door de kliniek zelf naar buiten gebracht. De staf heeft een geheimhoudingsplicht, en de einddiagnose - inclusief de geschatte kans op recidive - wordt nooit aan derden verstrekt, dus ook niet aan de politie. 

Een van de eerwaarde vaders die tijdens het bezoek van Muijtjens de intensieve therapie volgde was John Geoghan uit het Amerikaanse aartsbisdom Boston. Hij werd veroordeeld tot negen jaar gevangenisstraf voor de aanranding van een jongetje in een zwembad. In totaal zou hij, met zijn priesterboordje als bescherming, 130 kinderen onzedelijk hebben betast. In augustus vorig jaar werd hij op 68-jarige leeftijd door een medegedetineerde gewurgd. 

De zaak-Geoghan opende de beerput van seksschandalen binnen de Amerikaanse katholieke kerk: het aartsbisdom Boston bleek de laatste tien jaar vijftig misbruikzaken te hebben afgekocht voor een totaalbedrag van tien miljoen dollar. In het hele land heeft de kerk inmiddels 572 miljoen dollar aan schikkingen betaald aan ten minste 10.600 mensen die sinds 1950 waren misbruikt. Zeker 4.392 priesters zijn aangeklaagd. Geen wonder dat de wachtlijst voor Southdown langer is dan ooit. De opgenomen patiënten worden extra streng gecontroleerd op zelfmoordneigingen sinds een van seksueel misbruik verdachte priester in Washington zich verhing en een ander in Cleveland zich met een pistoolschot van het leven beroofde. 

Maar behandeling van gevallen priesters in een kliniek is geen panacee tegen seksueel misbruik. De oorzaken liggen dieper en hebben vertakkingen tot in het hart van de katholieke kerk. Met name het celibaat wordt vaak aangewezen als bron van alle kwaad. De Amerikaanse psychotherapeut Richard Sipe, een getrouwde ex-priester, schat in zijn boek Sex, Priests and Power dat slechts twee procent van alle religieuze ambtsdragers een heel leven in kuisheid doorbrengt. Hij wijst erop dat het celibaat in 1139 uit weinig nobele motieven verplicht is gesteld: de clerus mocht geen wettig nageslacht krijgen dat zich kon opwerpen als erfgenaam van kloosters en kerkgronden. Het celibaat hoort volgens hem geen verplichting te zijn, maar een individuele keuze van diegene die zich tot het priesterambt geroepen voelt. 

In zijn studie - op basis van de behandeling gedurende dertig jaar van priesters in geestelijke nood - legt Richard Sipe ook de vinger op de `valse voorstelling van de menselijke seksualiteit' die ten grondslag ligt aan de kerkmoraal. In geen enkele samenleving is seks louter gericht op de voortplanting, terwijl dat wel de norm is die de Heilige Stoel blijft hanteren. Ook de staf van Southdown is ervan doordrongen dat het behandelen van ontspoorde priesters slechts een vorm van symptoombestrijding is. 

In 1997 trad de kliniek naar buiten met de publicatie van een analyse van 1.322 patiëntendossiers. Daaruit bleek dat negen van de tien ontuchtplegers zich seksueel aangetrokken voelde tot tieners en kinderen. Oorzaak: hun eigen seksuele ontwikkeling is blijven steken op het niveau van de adolescent, waardoor zij een intieme omgang met volwassenen als bedreigend ervaren en hun lustgevoelens liever op onschuldige en onwetende tieners richten. De psycholoog Richard Gilmartin, die tien jaar als therapeut van Southdown heeft gewerkt, zegt dat vrijwel alle psychologische problemen van priesters zijn terug te voeren op hun onvermogen om intieme en tegelijk duurzame relaties aan te gaan. 

In een vraaggesprek met de Canadese krant National Post toont Gilmartin zich vooral bezorgd over de priesteropleidingen. De zedenleer die er op menig seminarie ingestampt wordt zou het voor jongens en jongemannen praktisch onmogelijk maken om emotioneel volwassen te worden. Door elke seksuele handeling als zondig en schuldbeladen te bestempelen (en zelfbevrediging hardnekkig te omschrijven als `zelfbevlekking') kroppen de frustraties zich op. Het celibaat doet de rest: de psychische gezondheid van de priester of broeder die daar niet tegen opgewassen is komt vroeg of laat in het gedrang - en dan zoekt de seksuele energie een uitweg. 

,,Ook de kerk moet in therapie'', concludeerde een anonieme Southdown-patiënt in diezelfde National Post. ,,Wij, priesters, worden gedwongen om bewust een ongezond leven te lijden. We worden geacht van plastic te zijn. Maar ik ben nu eenmaal een mens van vlees en bloed die niet ongevoelig is voor de warmte van een vrouwenlichaam of de geur van parfum.'' 

Excommuniceren 

Tijdens het Tweede Vaticaanse Concilie, begin jaren zestig, is de zedenleer als een van de weinige thema's onveranderd gebleven. Veel katholieken, onder wie bisschop Muskens van Breda, beschouwen dat als een gemiste kans. Zij pleiten er alsnog voor dat Rome de eeuwenoude kerkwetten aanpast aan de noden van de tijd, desnoods door een Derde Concilie bijeen te roepen. In de praktijk blijkt het Vaticaan echter stevig op de rem van de vernieuwing te staan. 

Zo ook weer twee jaar geleden met de afwijzing van het antimisbruikplan van de 288 Amerikaanse bisschoppen. Die wilden een signaal afgeven door voortaan ieder lid van de clerus tegen wie `een geloofwaardige aanklacht' is ingediend uit het ambt te ontheffen en indien nodig te excommuniceren. Maar de paus deinst terug voor een zo rigoureuze aanpak omdat het de kerkhiërarchie aan het wankelen kan brengen. Hij wil koste wat kost voorkomen dat leken (in het bijzonder vrouwen) greep krijgen op de patriarchale machtskolommen die de kerk al zo'n tweeduizend jaar schragen. 

Het conservatisme van Rome laat onverlet dat verontruste parochianen aan de basis van de kerkgemeenschap actie ondernemen. Onder druk van vooral vrouwen hebben de Nederlandse bisschoppen in 1995 de instelling Hulp , Recht in het leven geroepen, die slachtoffers van seksueel misbruik binnen de kerk bijstaat. Er bleek een grote behoefte te bestaan aan een centraal meldpunt dat door vertrouwenspersonen wordt gerund. 

Als een echo van de affaires in de Verenigde Staten bereikte het aantal meldingen in 2002 een piek van 47. Daarna daalde het naar twaalf in 2003 en twee tot nu toe in 2004. Het gaat bij deze meldingen voornamelijk om oude zaken die door publiciteit opnieuw naar boven komen. Behalve professionele opvang biedt Hulp , Recht ook advies bij het doen van aangifte binnen het kerkrecht of het civiel recht. Ook daders kunnen in principe bij het meldpunt van Hulp , Recht aankloppen, maar zij blijken niet geneigd om zich vrijwillig `aan te geven'. 

Ontuchtige geestelijken in Nederland - al dan niet vervolgd door justitie of de kerkelijke rechtbank - zijn voor hulp aangewezen op de reguliere gezondheidszorg. Of zij kunnen in retraite gaan in het klooster. Tot nog toe richt de aandacht voor de daders van seksueel misbruik zich op de preventie. In een poging priesterlijk wangedrag voortaan te voorkomen hebben de bisdommen van Utrecht en Breda de therapeutische dramagroep `Wilde Kastanje' ingeschakeld. Deze buitenkerkelijke organisatie heeft een rollenspel ontwikkeld waarin de valkuilen voor pastoraal werkers inzichtelijk worden gemaakt. Aan de hand van een casus zetten de acteurs een levensecht tafereel neer waarbij de grenzen tussen troost, intimiteit en ontucht worden afgetast. 

Binnen de kloosterorde van de broeders van de Onbevlekte Ontvangenis timmert Johan Muijtjens op zijn manier aan de weg. Hij gelooft dat de verandering van onderop moet komen, niet van de paus. Binnen zijn eigen congregatie heeft hij de kwestie van het seksueel misbruik bespreekbaar gemaakt. Muijtjens: 

,,De kerk, dat zijn haar leden. Van hen moet de vernieuwing komen. We gaan niet met de armen over elkaar zitten wachten op instructies uit Rome.'' 

Bij zijn werk als vertrouwensman (`ik vorm de vormers') ervaart broeder Muijtjens de catechismus niet als beknellend. Hij toont zich een pragmaticus, geen dogmaticus. 

,,We verachten de catechismus niet, maar hebben er in de praktijk geen boodschap aan.''

Muijtjens gelooft ook niet dat het celibaat er de oorzaak van is dat sommige geroepenen ,,hun handen niet thuis kunnen houden''. Hij is voor de afschaffing van de celibaatsverplichting, niet van het instituut als zodanig. Vanuit zijn kloosterkamer (met een schrijftafel, een zithoek, een bed en een crucifix) heeft hij een panoramisch uitzicht over de stad. 

,,Ook een gehuwde man kan een goede priester zijn'', zegt hij. ,,Maar voordat het Vaticaan dat accepteert, zal er nog heel veel water door de Maas moeten stromen.'' 

Wat volgens Muijtjens hoge prioriteit verdient is modernisering van de priesteropleidingen.

,,Zolang we emotioneel onderontwikkelde seminaristen afleveren, blijft het dweilen met de kraan open'', zegt hij. 

De afgelopen jaren is er wel iets veranderd, maar nog niet genoeg. 

,,Seksualiteit blijft lastig bespreekbaar. Het heersende idee is nog altijd `als je niet aan zelfbevrediging doet, zit je goed'.'' 

Het toelaten van vrouwen tot het priesterambt zou de nodige sensibiliteit aan dit tot dusver exclusieve mannenbolwerk toevoegen, maar de paus weigert de discussie hierover aan te gaan. Met als gevolg dat seminaries en kloosterordes zich nog altijd gemakkelijk tot `gay subcultures' (volgens onderzoeker Richard Sipe is een op de drie priesters homoseksueel) ontwikkelen. 

Zieke geesten 

Muijtjens deelt de visie van Sipe (wiens boeken hij in de kast heeft staan) dat de kerk gebukt gaat onder een `pathologisch patroon': er zijn bepaalde zieke structuren in de kerk die bepaalde zieke geesten aantrekken. 

,,Het zijn inderdaad vaak labiele personen die zich aanmelden. Zij zoeken zekerheid bij het instituut en willen niet dat je het bekritiseert. Want dan stort hun hele identiteit in elkaar.'' 

Vooral in Afrika, Azië en Latijns-Amerika, waar tegenwoordig de nieuwe broeders van de Onbevlekte Ontvangenis worden gerekruteerd, is het zaak ,,streng te selecteren aan de poort''.

Muijtjens merkt dat gelovigen zich vaak door de armoede en onderontwikkeling geroepen voelen tot de missie Gods, waarbij niet zelden de materiële vooruitzichten (een stenen huis met stromend water) en de statussymbolen (een jeep die hoog op zijn wielen staat) de doorslag geven. ,,Het celibaat neemt men dan op de koop toe.'' 

Toch beseft Muijtjens dat hij geen ijzer met handen kan breken. Eens probeerde hij twee Maastrichtse medebroeders aan te spreken op geuite beschuldigingen van seksueel misbruik, maar dat gesprek wilde niet vlotten. 

,,Zij ontkenden finaal'', zegt Muijtjens. ,,Het ging om oude mannen van boven de 75 jaar. Ik zag de paniek in hun ogen en ineens dacht ik, nee, dit moeten we laten rusten. Zij hebben de mentale kracht niet meer om op zulke ingrijpende beschuldigingen te reageren. Het zij zo.'' 

Zolang we emotioneel onderontwikkelde seminaristen afleveren, blijft het dweilen met de kraan open

Start Omhoog