Start Omhoog

Veroordeeld door een oude peuk

Met nieuwe technieken kunnen onopgeloste zaken worden opgelost

Jos Verlaan, NRC 20 februari 2004

DEN HAAG, 20 FEBR. Het initiatief-wetsvoorstel van D66 om de verjaringstermijnen van ernstige misdrijven te laten vervallen of te verlengen, biedt slachtoffers meer mogelijkheden om de daders alsnog veroordeeld te krijgen.

Een vrouw was in haar jeugd zes jaar lang seksueel misbruikt door haar oom, maar ze durfde pas twintig jaar later aangifte te doen. De man bekende tegenover de zedenpolitie het seksueel misbruik. Maar tot strafrechterlijke vervolging kwam het niet. Het delict was te lang geleden gepleegd. Ook in een door de vrouw aangespannen civiele procedure speelde de verjaringstermijn een cruciale rol. De vrouw claimde een schadevergoeding wegens geleden materiële en immateriële schade. Maar de rechter kwam door het verstrijken van de verjaringstermijn niet eens toe aan het horen van getuigen of overlegde getuigen- en deskundigenverklaringen.

Met steun van het Clara Wichman Instituut ging de vrouw eind 2002 in beroep. Volgens haar was de verjaringstermijn nog net niet verstreken. En zelfs als dat wel het geval zou zijn, had haar oom `misbruik van recht' gepleegd door na het afleggen van een bekentenis alsnog een beroep op die verjaring te doen. In hoger beroep kwam het niet tot een uitspraak omdat partijen tot een schikking kwamen.

Volgende week stuurt het Tweede-Kamerlid Boris Dittrich (D66) een initiatiefwetsvoorstel naar de Kamer om de verjaringstermijnen in het wetboek van strafrecht aanzienlijk te verhogen. Bij misdrijven waar levenslang op staat, wordt die zelfs geheel geschrapt. Bij misdrijven waar een maximumstraf van tien jaar voor staat, wordt de verjaringstermijn verlengd van vijftien naar twintig jaar. Veel misdrijven van seksueel misbruik vallen in die categorie.

Voor verkrachting van minderjarigen bijvoorbeeld, geldt een maximumstraf van twaalf jaar met een verjaringstermijn van vijftien jaar. In 1994 besloot de Tweede Kamer om bij deze categorie delicten de verjaringstermijn in te laten gaan op het moment dat het slachtoffer meerderjarig wordt. Vaak duurt het lang voordat minderjarige slachtoffers eraan toe zijn om aangifte te doen, aldus een medewerkster van het Clara Wichmann Instituut. ,,Het besluit om juridische stappen te zetten wordt in de praktijk meestal genomen als het slachtoffer tussen de dertig en de veertig jaar oud is. Als de verjaringstermijn verhoogd wordt, neemt dat een drempel weg bij het doen van aangifte, temeer daar de verjaringstermijn in het wetboek van strafrecht ook maatgevend is voor civiele zaken.''

D66 beoogt met het initiatiefwetsvoorstel de oplossing van oude zaken alsnog mogelijk te maken. Bij het opstellen van het wetboek van strafrecht in de negentiende eeuw waren bekentenissen en getuigenverklaringen eigenlijk de enige mogelijkheid om misdrijven op te lossen. Inmiddels bieden DNA-testen en andere geavanceerde opsporingsmethoden de mogelijkheid om ook na het verstrijken van een groot aantal jaren opsporingsonderzoek op te starten.

Daarnaast moet het wetsvoorstel de positie van slachtoffers van ernstige misdrijven versterken. Indien nieuwe feiten aan het licht komen, of, zoals bij seksueel misbruik, er belemmeringen zijn weggenomen om aangifte te doen, hebben de slachtoffers het recht om ook na langere tijd nog te kunnen rekenen op (her)opening van onderzoek.

Met name DNA-onderzoek biedt de politie de mogelijkheid om oude zaken te heropenen. Zo kon de politie in Den Haag eind vorig jaar de verdachte aanhouden van een moord in juli 1995. de zaak werd in 2002 heropend omdat DNA-technieken perspectieven boden. Eerder dat jaar kon de politie om diezelfde reden een verdachte aanhouden. In 2000 besloot het ministerie van justitie al om een inventarisatie te maken van onopgeloste moord- en zedenzaken, gezien de grote mogelijkheden die DNA-onderzoek nu biedt. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft een computerprogramma dat onderzoekers in staat stelt het DNA-profiel van twee of drie mensen tezamen (een zogenoemd mengprofiel) te vergelijken met dat van de verdachte, maar ook met DNA-gegevens in de centrale databank.

DNA-technieken worden ook steeds verfijnder. Was voorheen ten minste een flinke bloedvlek nodig voor een DNA-test, nu kan wat speeksel op een sigarettenpeuk een doorbraak veroorzaken in het opsporingsonderzoek. Een jarenlang door de recherche bewaarde sigarettenpeuk was in de Groninger moordzaak op Anne de Ruyter de Wildt en Annet van Reen het breekijzer dat zorgde dat de hoofdverdachte prompt bekende.

Start Omhoog