Kritiek van PvdA-Kamerlid op onderzoek zedenzaak Oude Pekela
De Volkskrant, 1 februari 1988
Van onze verslaggever
DEN HAAG Het PvdA-kamerlid Roethof heeft zaterdag scherpe kritiek geleverd op de kinderpsychiater prof. dr G. Mik. Deze heeft tientallen kinderen in Oude Pekela onderzocht die seksueel misbruikt zouden zijn. Volgens Roethof, de nestor van de Tweede Kamer, draagt Mik bij tot moralisering van het ergste soort.
Roethof meent dat de bescherming van het kind tot maat van alle dingen wordt verheven door een koppeling van obscurantistische, christelijke gedachten aan die van de nieuwe, spraakmakende gemeente.
"Op grond van de opvatting dat een kind überhaupt geen erotische gevoelens heeft of daarover mag beschikken, leidt dat tot moralisering van de in mijn ogen ergste soort.", zei Roethof.
"Als iemand als Mik in de zaak Oude Pekela een emotioneel betoog houdt over de perversiteiten de er met kinderen zijn gepleegd, zonder daarover specifiek te zijn, draagt ook hij daartoe bij, zij het ongetwijfeld onbedoeld."
Het PvdA-kamerlid sprak zaterdag in Utrecht op de lustrumbijeenkomst van de belangenvereniging van pedofielen, Martijn. Volgens Roethof waait de morele verrechtsing in de Verenigde Staten naar Nederland over. De overheid neemt onvoldoende a{stand van de seksuele gedragingen van haar burgers, meent hij. De bescherming door de overheid van de keuzevrijheid op seksueel gebied, het zogeheten zelfbeschikkingsrecht, noemde Roethof de eerste voorwaarde voor een open, pluriforme samenleving.
"Ik verwerp een publieke moraal."
Het kabinet moet snel met een bevredigende zedelijkheidswetgeving komen, meent Roethof. Het uitblijven daarvan brengt een mate van rechtsonzekerheid met zich mee waarvan de tekenen dagelijks uit krantenberichten zijn af te lezen, betoogde hij.
" Tal van problemen rijzen door opgerekte delictsomschrijvingen, andere door tegenstrijdige opvattingen over wat wel en wat niet iemands wil vertegenwoordigt."
Behalve door de morele verrechtsing zijn er nog vier [vijf] ontwikkelingen, door Roethof syndromen genoemd, die een goede wetgeving blokkeren.
[1] Zo
veronderstelt de wetgever dat in de meeste relaties een situatie bestaat van
overwicht en onderschikking en
[2] dat de strafrechter bij misbruik van overwicht moet ingrijpen.
"Een dubieus uitgangspunt", meent Roethof. "Seks behoort tot het dagelijks leven en dat mag je niet vanuit je angst voor excessen benaderen, ook als overheid niet."
[3] Een derde blokkerende ontwikkeling is volgens Roethof de angst voor discriminatie.
" Wie de vrije samenleving wil, moet ook haar risico's aanvaarden. Het stadium van morele censuur gaat intreden als het COC van kardinaal Simonis via de rechter eist dat hij discriminerende uitlatingen jegens homoseksuelen terugneemt. De mogelijkheid te kwetsen is het zout van een democratische samenleving."
[4] Een vierde blokkerende ontwikkeling is de overtuiging dat sommige minderheidsgroepen moeten worden ontzien. Er zou weinig vakliteratuur en kunst overblijven als men bij elke gelegenheid zou moeten afwegen of bepaalde groepen mogelijk gegriefd zouden kunnen worden, betoogde Roethof.
"Ik deel dan ook de ernstige bezwaren tegen inbeslagnames van erotische kinderafbeeldingen door de Amsterdamse politie. Daargelaten dat de afbeeldingen mij niets doen, althans niet prikkelen, acht ik de inbeslagnames in strijd met de resultaten van de discussie in de Tweede Kamer enkele jaren geleden."
[5] Een vijfde blokkerende ontwikkeling komt tot uiting bij hen die strenge straffen als een bijdrage zien tot de bestrijding van relatieproblemen. Roethof denkt daarbij vooral aan klachten die soms na vele jaren stilzwijgen alsnog in behandeling worden genomen of aan gevallen van verkrachting waarop veroordeling volgt terwijl niettemin de relatie voortduurt.
Op de lustrumbijeenkomst van Martijn in Utrecht betoogde voorzitter B. Roelofsma dat alle publiciteit over incest en kinderporno zeer nadelig heeft gewerkt voor de beeldvorming over pedofielen.
"Maatschappelijke aanvaarding valt pedofilie als een gewone seksuele variatie lijkt dan ook nog heel ver weg."
De verenging Martijn js opgericht in 1982 en wil erotische relaties tussen kinderen en volwassenen bespreekbaar maken. De in Amsterdam gevestigde organisatie zegt ook te streven naar acceptatie van zogeheten "ouderen-jongerenrelaties". De verenging, die elke twee maanden het tijdschrift ",0. K." uitgeeft en maandelijks de knipselkrant "Persfocus", telt 385 leden.
Volgens Roelofsma is nog nooit wetenschappelijk aangetoond dal een pedofiele relatie schadelijk is voor het betrokken kind.
"Daarom worden pedofielen op valse gronden vernederd en vervolgd", meent Roelofsma. "Voorwaarde is vanzelfsprekend wel dat het kind de relatie vrijwillig aangaat, niet onder druk staat, en zich er op elk gewenst moment aan kan omtrekken."
Wel schadelijk is zijn inziens de maatschappelijke afkeuring van het seksuele contact.
"Hoe vaak gebeurt het niet, dat het kind de relatie voor de ouders verzwijgt omdat het weet dat deze die nooit zullen goedkeuren. Ook met vriendjes of vriendinnetjes valt er meestal niet over te praten. Desondanks houden zelfs deze relaties - hoe moeilijk de omstandigheden ook zijn - vaak jarenlang stand."
De voorzitter pleitte zaterdag voor een goede Algemene Wet Gelijke Behandeling die ook pedofielen tegen discriminatie beschermt. Hij vreest wat betreft overigens het ergstte.
"Er worden al pogingen ondernomen om de zinsnede 'discriminatie op grond van seksuele geaardheid' te vervangen door 'discriminatie op grond van homoseksuele geaardheid'. Daarmee zouden dan pedofielen mooi buiten de deur kunnen worden gehouden."
Roelofsma keerde zich tegen pedofielen die zich ergerlijk opdringerig gedragen.
"Het kan niet ontkend worden dat er inderdaad heel veel kinderen worden misbruikt en mishandeld, zowel geestelijk als lichamelijk. Ik denk aan de vele gevallen van incest, waarbij naar de wil van het kind niet gevraagd wordt. Maar ook heel wat pedofielen gaan lang niet altijd vrijuit. Die kunnen zich soms ergerlijk opdringerig gedragen. Seksuele nood is geen vrijbrief om alles te grijpen wat voorhanden is."