Marc van Bijsterveldt & André de Jong
OK 21, september 1989
Mensen die werk maken van hun pedoseksuele
voorkeur stuiten spoedig op de grenzen van het strafrecht en komen daardoor
mogelijk in aanraking met de Jeugd- en Zedenpolitie. Het korps JZP van de
Gemeentepolitie Amsterdam is gehuisvest in een verlopen pand aan de Overtoom.
Onlangs meldde de krant nog dat de celaccommodatie van dat bureau tot de
slechtste van ons land behoort. Zedenmisdadigers: U bent gewaarschuwd!
Binnen de Werkgroep Pedofilie Amsterdam rees de behoefte om eens een kijkje te
gaan nemen in het bakstenen pand van waaruit Amsterdam Vice het Sodom
van de beschaafde wereld in het oog houdt.
Op 23 juni van het vorig jaar was na afloop van de forumdiscussie die de werkgroep i.s.m. Vereniging MARTIJN had georganiseerd, contact gelegd met leden van het korps JZP. Met het hoofd van de JZP, de heer Roosjen, maakten we een afspraak voor een nader gesprek.
Op 25 januari 1989 zijn twee van ons op bezoek geweest op het bureau. We werden ontvangen door een drietal heren, onder wie de heer Roosjen. De bedoeling van het gesprek was een eerste kennismaking met elkaars organisatie. We wilden in dit stadium nog niet in discussie gaan over onze verschillen van mening over 'het probleem' pedofilie. We hadden daartoe besloten na overleg met de secretaris van de landelijke werkgroep pedofilie van de NVSH, die vaker met vergelijkbare bijltjes heeft gehakt.
Onze 'beste vrienden' waren vriendelijk en welwillend, en zeer geïnteresseerd in wat we hun te vertellen hadden. Uit hun woorden maakten we het volgende op: ze leken de indruk te houden dat onze werkgroep een uitwisselingsmogelijkheid bood om de laatste trucs om tot ontucht met kinderen te kunnen overgaan uit te wisselen: de Open Avond als ontmoetingspunt voor 'brothers in crime'.
Deze komplotangst zou kunnen voortkomen uit het 'netwerksyndroom': pedofielen zijn georganiseerd in netwerken die kinderen uitwisselen en porno maken. Pedo's willen uiteindelijk alleen seks.
Dit lijkt bevestigd te worden door een ander syndroom waar we op stuitten: 'Ome Daan', de typische pedofiel. Ome Daan is die aardige man die alle kinderen van de straat in zijn huis laat en waar je alles mag. Maar op een gegeven moment wil Ome Daan 'meer', en de kinderen laten dat gebeuren, onder het motto: voor wat hoort wat. Vriendschap tussen kinderen en volwassenen die in hun verhouding met wederzijds respect erotiek of seksualiteit beleven, dat wilde er niet in.
Belangrijk criterium om over te gaan tot vervolging was het leeftijdsverschil. 'Hoe groter het leeftijdsverschil, des te harder we lopen,' was het credo. En, zoals één van ons later treffend opmerkte, dat geldt voor ons evenzo... Boven de 14 of 15 jaar vond men het 'eigenlijk geen pedofiel meer'. In dergelijke gevallen zal men niet zo snel tot vervolging overgaan.
Onze gastheren vroegen ons of wij ervoor zouden voelen om 'in de leeuwenkuil te stappen', m.a.w. zouden wij bereid zijn ten overstaan van het gehele korps ons verhaal te houden en in te gaan op vragen. We hebben welwillend geantwoord op deze vraag. Inmiddels hebben we overlegd met een lid van het afdelingsbestuur van de NVSH, en daaruit hebben we geconcludeerd dat we, indien mogelijk, van de geboden ingang gebruik moeten maken, maar wel strikt onder onze voorwaarden. Het risico is namelijk reëel dat we als pispaal gebruikt worden door de verzamelde medewerkers van de Jeugd- en Zedenpolitie. Voorlopig zijn we al zeer blij met het feit dat we kunnen praten met 'de tegenpartij'.
We laten ons gezicht zien en proberen aan te geven waar we voor staan. (MvB)
Het tweede gesprek werd gevoerd tussen drie leden van de werkgroep en het hoofd van de JZP, de heer Roosjen. Hij vertelde ons het één en ander over het opsporings- en vervolgingsbeleid.
Jaarlijks komen er zo'n 70 gevallen van ontuchtigheid met minderjarigen terecht in de dossiers van het bureau. Voornamelijk gaat het hier om gevallen van familie-seks, slechts in enkele gevallen om seks tussen een minderjarige en een 'pure pedofiel'.
Als de statistieken andere cijfers zouden doen vermoeden komt dit doordat men, om 'missers' te voorkomen, de verdachte meerdere artikelen ten laste legt. Zo komen art. 247 en 249 zaken (in het kort: 'ontucht met beneden zestienjarige' en 'ontucht met misbruik gezag') op één en dezelfde ontuchthoop terecht. De laatste drie jaar is het aantal zaken in dezen, door de JZP te behandelen, verdubbeld.
Iedere tip die binnenkomt wordt in eerste instantie serieus genomen. Hoe gedetailleerder de informatie is en hoe meer moeite de tipgever zich getroost heeft om deze informatie over te brengen, des te groter is de kans dat er zal worden overgegaan tot nader onderzoek. Nader onderzoek komt in beginsel neer op het stiekem observeren van de verdachte. Een anonieme tip is, in dit soort zaken, 'in principe geen goed verhaal'.
Het belangrijkste punt bij de bepaling of een zaak naast observatie voor vervolging in aanmerking komt, is de leeftijd van de minderjarige. Hoe jonger het kind, hoe geringer de mate van veronderstelde vrijwilligheid. In eerste instantie zal het onderzoek zoveel mogelijk 'om het kind heen' uitgevoerd worden. Dit houdt in dat contact gezocht zal worden met vrienden, onderwijzers en eventueel de vertrouwensarts. Andere kinderen worden slechts dan intensief bij het onderzoek betrokken, als er aanwijzingen zijn dat ook zij verregaand contact hebben met de verdachte. Bij huiszoeking zullen alle 'interessante dingen' worden meegenomen; dus ook namen en adressen van groot en klein.
Eenmaal op het bureau aangekomen wordt de verdachte maximaal zes uur vastgehouden voor verhoor. Bij gevaar voor herhaling of wanneer de gemoederen in de buurt dit eisen - m.i. in de praktijk altijd van toepassing op de 'pure pedofiel' - zal worden overgegaan tot inverzekeringstelling of zelfs inbewaringstelling. Zodra een verdachte in verzekering gesteld wordt, gaat een bericht uit naar de 'vroeghulp': deze regelt een advocaat voor de verdachte en zorgt ervoor dat een reclassering&ambtenaar op bezoek komt; dit om,eventueel de vrijwillige hulpverlening bij de zaak te betrekken. In de praktijk zal er zo'n 24 uur voorbij gaan voor de vroeghulp aan haar taak begint.
Als in het belang van het onderzoek verhoor van het kind nodig blijkt, dan zal het kind tezamen met zijn ouders uitgenodigd worden. Ook als ouders verhoor van hun kind niet nodig achten, omdat ze bijvoorbeeld het contact tussen hun kind en de verdachte als waardevol zien, is dit voor de JZP geen reden om van verhoor af te zien.
Het verhoor van het kind gebeurt door één van de drie op het bureau aanwezige specialisten (twee mannen en een vrouw). Vanachter een spiegelruit kijken andere politiemensen en de ouders mee. Mocht het nodig geacht worden, dan zal een aanvullend verhoor geregeld worden met een orthopedagoog.
Wij kregen een stuk te zien, dat overigens volgens de heer Roosjen op dit moment geen beleidsstuk van de JZP te Amsterdam is, en dat getiteld is: 'Verhoor technische en tactische tips m.b.t. de pedofiel en kind (slachtoffer)'.
Daaruit het volgende:
Welke sexuele handelingen zijn er gebeurd?
Dit punt is van belang om de relatie in te schatten die ze hebben: wie doet wat en wie stelt de regels?
De punten 2 tot en met 6 geven meer inzicht in welke betekenis de relatie
voor hen heeft (gehad).
Pedagogisch aspect.
Dit aspect werd in de interviews door de mannen veel genoemd: ze vonden het leuk om de jongens iets te leren. Sommige jongens vinden het ook leuk om iets te leren. Bijna allemaal zijn ze gewoon nieuwsgierig.
Esthetisch aspect.
Mannen: het kind ziet er voor mij sexy en aantrekkelijk uit, daarom doe ik het. De jongens noemden dit aspect vrijwel niet.
Seksueel aspect.
Afgestemd op genitaliën en klaarkomen. Dit aspect komt zowel bij mannen als bij jongens veel voor. In vrijwel alle relaties staat dit aspect voorop.
Geborgenheidsaspect.
Dit aspect werd vaak door jongens uit één-oudergezinnen genoemd. Ze zoeken liefde, aandacht en vriendschap.
Materieel aspect.
Dit aspect wordt door de jongens veel genoemd. Ze verrichten de seksuele handelingen voornamelijk voor geld of goederen.
Maak van het verhoor van de pedofiel en het kind ieder een grafiek en zet deze tegen elkaar af De relatie zal minder problematisch zijn indien de profielen op elkaar lijken, dus wanneer de accenten op dezelfde aspecten liggen.
De contacten van de JZP met andere instanties
zijn o.a. het bureau van vertrouwensartsen, de centrale RIAGG-dienst, de
vroeghulp, de kinderbescherming en het adviesbureau voor jongeren en ouders.
Deze laatste drie instanties regelen de nazorg van de kinderen.
Eigenrichting (het zelf rechtertje gaan spelen door burgers) komt volgens de
heer Roosjen alleen dan voor als de politie zaken niet serieus neemt. Als
eigenrichting vaak voorkomt schort er iets aan het beleid van de politie.
Publiciteit zal de JZP nooit zelf zoeken. Echter als er om informatie omtrent een zaak gevraagd wordt, zal zij er niet omheen draaien; tegelijkertijd toch weer altijd trachtend oververhitte publicaties tot normale proporties terug te brengen.
Als alle tot nu toe in beslag genomen kinder- c.q. kinderblootfoto's voor het hof voor vervolging in aanmerking zouden moeten komen, zou dit gigantisch veel overwerk opleveren voor de JZP en voor de CRI (daar worden al dit soort foto's geïnventariseerd). Het is dan ook niet te hopen dat dit 'proefballonnetje' van het Openbaar Ministerie helemaal heel blijft.
Wel zouden volgens de heer Roosjen de criteria in de wet enigszins veranderd moeten worden. Op dit moment is het maken van kinder- c.q. kinderblootfoto's nog een zuiver economisch delict, hetgeen wil zeggen dat de maker pas te vervolgen is als hij deze foto's gaat verspreiden of verhandelen. Maar zedelijk gezien gaat het natuurlijk om de context waarin de productie heeft plaatsgevonden. Met andere woorden, als modellen urenlang hebben moeten poseren op een toch ietwat onsmakelijke wijze (van de ene spannende kledij in de andere gehesen worden, 'met een in de bilnaad getrokken broekje'), dan zou dit op zich ook al vervolgbaar moeten zijn.
Nog meer proefballonnetjes? Maar al met al leven pedofielen hier in Amsterdam, gezien het feit dat het hier om een bij de wet verboden gedrag gaat, toch in luilekkerland!? (AdJ)