01feb24c Brein is om mee te flirten (dVk)
23 februari 2001 De Volkskrant
- Martijn van Calmthout
Onze enorme hersenen zijn net als de staart van een pauw: een instrument om de andere sekse te bekoren. Dat de evolutie er haar hoogste ontwikkeling mee bereikte, is een bedrijfsongeval, denkt evolutiepsycholoog Geoffrey Miller.
Het verhaal gaat dat Charles Darwin na zijn terugkeer in Engeland een obsessieve afkeer ontwikkelde tegen de pauwen in de Britse tuinen, en vooral de opzichtige staarten van de mannetjes. 'Telkens als ik er een zie', zei hij ooit tegen zijn zoon Francis, 'word ik helemaal beroerd.' Daarvoor had de grondlegger van de evolutietheorie een goede reden. De pauwen leken de spot te drijven met Darwins idee dat natuurlijke selectie elk kenmerk vorm geeft met een doel. Hoe kon de onhandelbare staart de overleving van de pauw bevorderen? Was het niet juist het toonbeeld van frivole verspilling?
In 1871, twaalf jaar na zijn Origin of Species, wist Darwin het antwoord. Hij beschreef het uitgebreid in zijn negenhonderd pagina's dikke boek The descent of man, and selection in relation to sex: seksuele selectie. De noodzaak om bij de vrouwtjes op te vallen vóór het tot paring kan komen, is de oorzaak van de overdreven opzichtige staart van het pauwenmannetje. Wie niet opvalt, wordt niet gekozen en paart niet of veel minder. Volgens Darwin speelde dat procédé van partnerkeuze een grote rol in de evolutie van dieren, naast aanpassing aan de omstandigheden.
'Het idee van de blind voortploegende evolutie, is iets wat me nooit heeft aangestaan', zegt Geoffrey Miller, de 35-jarige Amerikaanse cognitief psycholoog die net Het Parende Brein uitbracht (Uitgeverij Contact).
'Paringsrituelen spelen zo'n enorme rol bij heel veel dieren, dat kost veel energie. In de biologie weet je dan: dit is belangrijk, dit kan eigenlijk geen bijzaak zijn. En als we eerlijk zijn, geldt dat net zo goed bij de mens. We doen wel belangrijk over economie en macht. Maar in feite zijn we gewoon zoogdieren die zich optimaal proberen voort te planten.'
In zijn vuistdikke boek voert Miller die laatste gedachte tot de uiterste consequentie door. Alleen seksuele selectie, zegt hij, verklaart hoe één van de vele soorten primaten in Afrika in betrekkelijk korte tijd opeens een onevenredig groot stel hersenen kon ontwikkelen.
'Hersenen zelf zie je niet, maar gedrag wel, met taal als duidelijkste element. Het afgeven van ingewikkelde signalen, gedichten, van humor, muzikaliteit, verfijnde smaak, getuigt van een interessant stel hersens. Allemaal dingen waarmee de gewone biologie geen raad weet.'
'Dat is lang een probleem geweest in de evolutiebiologie: hoe verhoudt een spectaculair onhandige staart zich tot de conditie van een bepaald exemplaar? De oplossing is eenvoudig. Dat exemplaar kan zich de getoonde luxe kennelijk permitteren. Dat getuigt al van een gezond en rijk gestel. Van goeie genen, zeggen we tegenwoordig.'
'Een kenmerk van seksuele selectie is dat het steeds om kenmerken gaat die a. opzichtige luxe tonen en b. zeer erfelijk zijn. Ik denk dat we ruim voldoende aanwijzingen voor hebben voor erfelijkheid van intelligentie en creativiteit, ja.'
Er zijn heel wat psychologen die juist beweren dat we vooral lichaamskenmerken als volle lippen, grote spieren, een symmetrisch gezicht en pronte borsten associëren met goeie genen en een gezond hormoonhuishouding.
'Dat speelt zeker ook een rol. Maar dat is vooral in de eerste fase van selectie, bij het opmerken van mogelijke partners. Uiteindelijk domineert toch de geest bij onze partnerkeus: de vraag of deze man of vrouw creatief en flexibel is.
'Vooral tijdens de hofmakerij trekken we alle registers open. Dan zijn we poëtisch, creatief, innemend. Alles, letterlijk, wat we maar kunnen verzinnen.'
'Nee, vooral om te tonen waar ons brein toe in staat is. Als signaal van een op en top gezonde kandidaat.'
Doorgaans associëren we de menselijke hersenen met bewustzijn, inzicht en denkvermogen. Is dat niet voldoende om de groei van het brein evolutionair te verklaren?
'Niet de snelle en extreme groei, zoals we die in Homo sapiens zien gebeuren. Onze hersenen zijn echt veel en veel groter dan nodig is voor ons functioneren. Het is die overdrijving die leidt tot het idee van de seksuele selectie, via signalen als taal en gedrag.'
'Het is een verbluffende conclusie, maar het is heel wel denkbaar. Ik denk dat de mens pas gaandeweg de mogelijkheden van zijn brein heeft ontdekt.'
'Als dat zo was, heeft hij het niet opgeschreven. Hij had het over dieren. Over de staart van de pauw, de kam van de haan, de kont van de baviaan, over het lied van de zangvogel, het nest van de prieelvogel. De natuur stikt van de voorbeelden, als je er eenmaal op let.'
'Seksuele selectie heeft vrijwel vanaf de dag dat Darwin haar introduceerde, het tij tegen gehad. Het idee dat seks een centrale rol speelde in de afstamming van soorten, was affreus voor het victoriaanse publiek. Daar had je het niet over. Bovendien hadden heel veel wetenschappers het moeilijk met de rol van de vrouw in het geheel. De vrouw kiest. Terwijl de vrouw toch een ondergeschikte rol had in de schepping.'
'Darwins theorie werd er zelfs mee bestreden. Omdat de rol van de vrouw beperkt móest zijn, kón het in de natuur geen rol spelen. Hooguit in fokprogramma's, ja. Maar daar koos dan tenminste nog de fokker de beste combinaties.'
'Een voorlopige samenvatting van wat we er nu van begrijpen. De laatste decennia is er veel meer aandacht voor gekomen onder serieuze evolutiebiologen. Deels hangt dat samen met de opkomst van de computer, want als je goed wilt begrijpen welke extra rol seksuele selectie speelt, moet je modellen doorrekenen. Zulke modellen zijn ingewikkeld, omdat er allerlei terugkoppelingen in zitten die je met pen en papier nauwelijks kunt doorgronden.'
'Charles Darwin was een genie, een man die alles wat hij zag, kon vertalen in grote theoretische intuďties. Alles doordacht hij op die manier, zelfs zijn eigen huwelijk met Emma Wedgewood, van de gefortuneerde serviesfamilie. Financieel heeft het hem gered, maar over de geestelijke capaciteiten van zijn kinderen was hij eigenlijk niet erg te spreken. Met zo'n vader moest het beter kunnen, dacht hij.'