[Verwey-Jonker Instituut]
Ned. Dagblad 28 mei 2005
De jongere allochtone vader voedt zijn kinderen steeds losser op. Hij luistert meer, is minder autoritair en willen nauwer betrokken zijn bij de opvoeding. Dat blijkt uit een onderzoek door het
Verwey-Jonker Instituut onder Chinese, Marokkaanse en Creools-Surinaamse vaders. De resultaten zijn gistermiddag overhandigd aan de Amsterdamse wethouder Achmed Aboutaleb.
De onderzochte groep is klein, maar er zijn wel trends aanwijsbaar. De verschillen tussen allochtone en autochtone vaders worden kleiner, al verdwijnen ze niet. Migrantenvaders zijn niet erg tevreden over het resultaat van de Nederlandse opvoeding. Zij vinden dat de kinderen te weinig respect tonen voor hun ouders en veel te assertief zijn.
Maar allochtone vaders willen wel meer tijd besteden aan hun kroost, meer met ze praten, naar ze luisteren, zich minder autoritair opstellen.
Dat heeft invloed op de ontwikkeling van de kinderen, menen de onderzoekers. En op de moeders, want de houding van de vaders maakt dat die vaker buitenshuis kunnen gaan werken en zich zo kunnen ontplooien.
De onderzoekers vonden de vaders nog niet erg geëmancipeerd. Chinese vaders blijken zo hard en lang te werken dat zij relatief weinig vrije tijd hebben om aan hun kinderen te besteden. Marokkanen en Creools-Surinamers zitten zichzelf dwars: hun opvattingen over mannelijkheid maakt het hen nog wel eens moeilijk een begrijpende, emtioneel betrokken vader te zijn.
Ook de moeders kunnen vaders in hun nieuwe rol belemmeren. Zij hebben er nog wel eens moeite mee de regie thuis uit handen te geven.
Uit het onderzoek blijkt tot slot dat de migrantenvaders menen dat ze de opvoeding prima aankunnen, ook in de nieuwe, meer westerse vorm. Toch hebben ze af en toe behoefte aan kennis en steun.
Het Verwey-Jonker instituut pleit daarom voor laagdrempelige ondersteunig voor de vaders, bijvoorbeeld via onderlinge uitwisseling van informatie en ervaringen.