door Martin van der Laan, Trouw 19 juli 2004
Misschien zijn de hersenen van autisten wel doof en blind voor geluiden en expressies uit de mensenwereld. Tot deze bevinding komen neuropsychologen na een onderzoek onder autistische mannen.
Wat is vanzelfsprekender dan het onmiddellijk herkennen van een stem als stem? We kúnnen er niet anders dan een stem in horen: het geluid ervaren als het hoorbare gezicht van een ander mens, schreven neuropsychologen eens. Nu moeten zij in een online artikel in Nature Neuro Science (18 juli) erkennen dat sommige autistische mensen in die stem niet meer dan een ontzield geluid horen, een geluid zónder stem.
Waarin schuilt het onvermogen van autisten om in de gedaanten om hen heen wikkende en wegende medemensen te zien? Het lijkt erop of de sociale waarneming ontbreekt, of alle informatie die de sociale omgeving moet kleden en kleuren aan autistische mensen voorbijgaat. Misschien moet je dat letterlijk nemen, en zijn hun hersenen werkelijk doof en blind voor geluiden en expressies uit de mensenwereld.
Dat is in elk geval wat de neuropsychologen nu denken te zien in het brein van vijf autistische mannen. Zij lieten hen - en gezonde vrijwilligers - tientallen opnamen horen, van variërende stemgeluiden tot allerlei omgevingsklanken. En registreerden daarbij nauwgezet waar het brein al dat geluid verwerkte. Onze hersenen hebben daarvoor niet één centraal oor, maar sturen de diverse geluiden door naar specifieke klankexperts.
Klinkt er iets, dan zie je her en der fakkels aangaan in het brein. Voor stemmen luistert dan een apart gebiedje in een van de groeven aan de zijkant van onze hersenen mee om te concluderen dat er iemand praat. En dat gebied lichtte bij de gezonde proefpersonen onmiddellijk op als ze een stem hoorde, maar bij de autistische mannen nauwelijks. Terwijl er in de hersenactiviteit bij het horen van andere geluiden weinig verschil was tussen de twee groepen. Nu zweeg bij beiden het 'stembreintje'.
Amper! Geluiden hoorden ze wel, maar slechts af en toe (op 8 procent van de opnamen) herkenden ze gepraat. De andere mannen bleken volkomen trefzeker in het onderscheid van de klanken, waarvan 51 procent uit vocale geluiden bestond.
Nee, eerder afwijkend geluisterd, zonder een cerebraal oor voor stemmen. En ontsluieren de neuropsychologen hiermee het geheim van autisme? Nee, denken ze zelf, maar misschien wel een radertje in een groter geheel dat hapert: het sociale brein. Binnen het netwerk van miljarden zenuwcellen lijken de sporen die moeten leiden naar een samenhangend beeld van het mensentoneel elkaar maar moeilijk te kunnen vinden.
De haperingen zijn divers. Begin jaren negentig lieten Britse psychologen overtuigend zien dat autisten die in intellectueel opzicht goed mee konden, moeite hadden om zich gezichten te herinneren die ze op foto's hadden gezien. Onoplettendheid, dacht men aanvankelijk, maar hun geheugen voor foto's van allerhande gebouwen bleek dik in orde. Hier ontbrak een antenne voor het meest typerende aan een mens: zijn uiterlijk. En soms ging zelfs het gezicht van hun eigen moeder in hun blik verloren.
Net als bij het luisteren gold: ze keken wel, maar ze keken anders. Naar delen van het gezicht vooral, niet naar Jan of Piet. Misschien maakt het begrijpelijk waarom sommige autistische mensen geen moeite hebben om een gezicht op zijn kop te herkennen. Kijk eens naar uzelf in uw paspoort, omgedraaid. Dat is een heel ander soort kijken, van een onpersoonlijke aard.
De sociale voelspriet tast bij autisten ook herhaaldelijk mis bij het beoordelen van gezichtsuitdrukkingen of van emoties in de stem. Kwaadheid kan, in hun ogen en oren, opluchting worden. Verwondering zien ze als ergernis, verdriet als geamuseerdheid. Dit vreemde misgokken beschreef de psychiater Simon Baron-Cohen twee jaar geleden in het Journal of autism and developmental disorders (2002 vol. 32, nr. 3).
Die verwrongen sociale perceptie kwam datzelfde jaar nog illustratiever aan het licht in een onderzoek onder autistische mensen en lijders aan het syndroom van Asperger. Het is lastig om deze twee geestesgesteldheden van elkaar te onderscheiden, maar aan beide wordt een gebrek aan empathie, aan het begrijpen en invoelen van de andere mens, toegeschreven.
Wíj snappen het allemaal onmiddellijk, blijkt uit de studie in Brain (augustus 2002). Twee simpele geometrische figuurtjes - een kleine en grote driehoek - fladderen eerst lukraak over een beeldscherm, maar dan zitten ze elkaar plotseling achterna. Ze jagen en vechten, zien we direct. En even later zoeken ze toenadering tot elkaar, dansen om elkaar heen, flikflooien... Hier, waar de antropomorfe mens met zijn vermenselijkte blik knikt en glimlacht, lijken de autistische en Asperger-mens van de overzijde van een brede vaart toe te kijken. Met een vraagteken op het gezicht.
Ook bij deze proefpersonen werd de verwerking in het brein gemeten. Het blijft ontzettend moeilijk om daar iets uit te concluderen, maar de onderzoekers kregen de indruk dat hersengebieden die normaal zo'n sociaal gebeuren met elkaar bepraten, bij autistische mensen vaak in isolement hun werk doen.
Ze mentalizen zo'n tafereeltje niet, heet het voor de Brit. Ze proeven de intentie niet, vooral niet als de ontmoeting resulteert in een aai of mep. Alsof dat in hun perspectief ontbreekt. En dan zijn we weer bij het waarom daarvan. De neuropsychologen schrijven in Nature Neuroscience heel koud over 'afwijkende verwerking van sociaal relevante informatie'. Dát is wat ze zien in het brein: dat autistische mensen niet alleen moeite hebben om de klank van stemmen te interpreteren, maar zelfs om in stemgeluid een stem van iemand te horen.
Maar daarmee weten ze nog niet waar het haperen van de sociale voelspriet begint. Bij het niet horen of het niet zien, dus bij een mankement in de waarneming? Ze vermoeden eerder een veel diepere aarzeling in het sociale brein, een brein dat nimmer de aanleg meekreeg om uit de intonatie woede te horen of de aanraking van een hand als een streling te ervaren. Alleen in zo'n wereld kunnen stemgeluiden zonder stem klinken.