Hilbert Meijer, Nederlands Dagblad 11 november
2005
GRONINGEN - Basisvorming en tweede fase brengen meer stoornissen aan het licht. Zo'n 2 procent van de basisschoolkinderen en 5 procent van de
leerlingen in het voortgezet onderwijs heeft last van depressieve gevoelens die dieper gaan dan een 'dipje'. Maar leerkrachten herkennen
die problemen vaak niet.
Nog geen tien jaar geleden werden kinderen zelden depressief verklaard. Van de drieduizend kinderen die in 1996 bij Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Accàre van het Academisch Ziekenhuis Groningen werden aangemeld, kregen slechts 46 de diagnose 'depressief'. Nu is dat een veelvoud, zegt Margo
Lambers van Accàre.
,,We weten nog niet zo lang dat kinderen depressief kunnen zijn.''
Kinderdepressies worden nog steeds slecht onderkend, zegt ze. Ook
specialisten zijn daar niet goed in; ze zijn er niet op gericht.
Is depressiviteit na hoogbegaafdheid, autisme en ADHD het volgende gebied dat in het onderwijs ontgonnen wordt? Nee, stelt het Steunpunt
voor zorg en begeleiding van het Gomarus College en Menso Alting College in Groningen. Gisteren wijdde het Steunpunt een drukbezocht congres aan
deze problematiek, dat in februari wordt herhaald.
Een toenemend aantal kinderen kampt met sociaal-emotionele problemen doordat zij te weinig structuur in hun leven hebben. Dat zou sneller
komen bovendrijven door alle nieuwe vormen van onderwijs, waarin het gestructureerde, klassikale leren naar de achtergrond verdwijnt.
Kinderen met angsten voelen zich minder veilig in basisvorming en tweede fase (bovenbouw havo/vwo), waar zelfredzaamheid onmisbaar is.
Bovendien neemt het aantal echtscheidingen nog steeds toe,
,,voor een kind hoofdtrauma nummer één'', stelt Jan Hindrik Loonstra van het Steunpunt. ,,Dat heeft een enorme impact op een kind.''
Het ene kind uit dat met druk en oncontroleerbaar gedrag, het andere trekt zich terug en
verzandt in angsten en fobieën.
De drukke leerlingen worden in de klas wel opgemerkt, maar de stillen niet. Loonstra spreekt daarom van een verborgen problematiek, waar
leerkrachten moeilijk vat op krijgen.
Heim Meijerink, voorzitter van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming, vindt het eigenaardig dat dit thema zo weinig aandacht krijgt.
,,De meeste mensen realiseren zich niet waar je het over hebt, tot het je eigen kind betreft.''
Onder wetenschappers en onderwijskundigen is de depressiviteit onder kinderen en jongeren inmiddels aardig uitgeplozen.
,,Maar dat staat in schril contrast tot wat er in de klas gebeurt'', aldus Meijerink gisteren tijdens het symposium. ,,De afstand tussen deskundigen en de werkvloer is levensgroot.''
,,Een kind kan jaren bij je op school zitten en in de examenklas pas
aangemeld worden met gevoelens van depressiviteit'', beaamt Loonstra.
,,Dan blijkt soms dat hij die gevoelens ook op de basisschool al had.''
Graag zou hij zien dat docenten hun blikrichting wijzigen, zodat de stille leerlingen met problemen eerder opgemerkt worden. Tegelijk waarschuwt hij dat leerkrachten geen problemen moeten zoeken waar ze niet zijn.
,,Anders ziet u morgen misschien wel heel veel depressieve kinderen.''
De Nijmeegse ontwikkelingspsycholoog dr. Cees de Wit vindt dat depressiviteit niet op één hoop geveegd mag worden met allerlei andere stoornissen bij kinderen, zoals ADHD en autisme. Voornaamste probleem is naar zijn zeggen dat ouders makkelijk hulp halen als hun kind autistisch is, maar daar bij depressiviteit veel meer moeite mee hebben. Vaak beschouwen ze zichzelf - terecht of ten onrechte - als veroorzaker van de klachten. ,
,Daarom kan een school hier een buitengewoon belangrijke rol in spelen'', meent hij.
Aan een depressie liggen altijd een veelheid aan oorzaken ten grondslag,
zegt De Wit. Het kan genetisch bepaald zijn, maar dat hoeft niet. Gebrek aan liefde en acceptatie en een ondergeschikte positie kunnen bijdragen
aan neerslachtige gevoelens. Vooral gezinnen waar een van de ouders of een broertje of zusje ziekelijk is en alle aandacht opeist, vormen een
risicogebied. Kinderen die zich in huis altijd gedeisd moeten houden, altijd moeten helpen en zich altijd moeten aanpassen, zijn
kandidaat-depressieven, aldus De Wit. ,
,Vaker dan u denkt ontwikkelen broertjes en zusjes van een kind met een ziekte een depressief patroon.''