door Wilma Kieskamp, Trouw 22 juli 2005
Paniek over seksueel kindermisbruik overviel Nederland in de jaren negentig.
Onderzoekster Esther Hendriksen dook in de krantenarchieven. En concludeert:
het was geen mediahype, maar eerder een middeleeuwse volksvertelling in een
tijd van grote zedenangst.
Vrijwel niets werd aan de verbeeldingskracht van de krantenlezer overgelaten,
begin jaren negentig. Ook in deze krant stonden alle details uit de
verklaringen die Jolanda van B. uit Epe, destijds 22 jaar, bij de politie had
afgelegd. Verklaringen die, bleek tijdens de rechtszaak, op controleerbare
punten vaak niet waar konden zijn.
Een fragment uit het verslag van de rechtszaak in deze krant. Gedetailleerd
kreeg de lezer gepresenteerd wat Jolanda beweerde: ”(...) Ze zegt dat ze werd
vastgebonden op bed, waarna haar ouders met een schroevendraaier of met
schoppen en trappen de vliezen braken. (...) In 1984 of 1985, zegt Jolanda, is
er een levende tweeling geboren, die zij John en Sanne noemde. De kinderen
werden na de bevalling op haar buik gelegd en terwijl zij geblinddoekt was,
doodgestoken. Een vriendin zegt dat zij destijds bij de familie thuis was en
hoorde hoe de dokter werd geroepen en later zag hoe in de gootsteen bloed werd
weggewassen en bloederige pakketjes werden weggebracht.”
Jolanda beweerde dat haar ouders eigenhandig minstens vijf baby's hadden
vermoord, en dat ze jarenlang was verkracht door een satanisch netwerk op de
Veluwe, dat ook nog aan kannibalisme deed.
Was het waar? Ondanks de gerezen, grote twijfels, werden haar ouders
veroordeeld tot vier jaar cel. De verwarring was daarmee compleet.
Geheugenexpert professor Wagenaar (getuige-deskundige in de zaak) noemde
onlangs het vonnis nog een gerechtelijke dwaling 'vergelijkbaar met de
Puttense moordzaak'. Hij pleit voor herziening.
Esther Gerritsen heeft de krantenartikelen over de zaak nog eens op een rij
gezet. Vaak wordt die berichtgeving achteraf geduid als een typische
mediahype. Maar Hendriksen heeft bewust niet onderzocht of de verslaggeving
achteraf juist of onjuist was. Ze wilde die op een heel andere manier
bekijken. Zo vond ze inderdaad een alternatieve verklaring voor de enorme
opwinding.
,,Wie beweert dat de media de zaak destijds hebben opgeblazen, veronderstelt
sensatiezucht. Maar daar geloof ik niet in. Ook kwaliteitskranten als Trouw en
NRC Handelsblad brachten zeer veel details. Bewust heb ik juist die serieuze
media onderzocht. Wat bepaalde hun keuzes? Zo kwam ik op een andere
verklaring. Volgens nieuwe inzichten moeten we de media namelijk niet zozeer
zien als brengers van feiten, maar als 'vertellers'. Journalisten zijn
vertellers van onze gezamenlijke maatschappelijke angsten en geneugten.
Precies dat hebben ze in de Eper incestaffaire gedaan. De hele berichtgeving
leest achteraf niet als een mediahype, maar als een moderne variant van een
middeleeuwse volksvertelling”, zegt Esther Hendriksen.
Juist in de jaren negentig was de westerse wereld in de ban van een enorme
zedenangst, brengt ze in herinnering. De kranten zagen dat als een belangrijk
ondewerp. ”Incest was voor het eerst bespreekbaar. Nederland was vervolgens
echter opgeschrikt door extreme zedenzaken: de Bolderkar-affaire, Oude Pekela,
Epe.
”Opeens waren er berichten over het bestaan van satanische netwerken. Dat
alles voedde de angst dat vrouwen en kinderen niet meer veilig zouden zijn in
deze samenleving. Een heel oude angst. Vroeger werden zulke angsten ook al
bezworen door er gruwelverhalen over te vertellen. Vooral als je achteraf de
hele berichtgeving op een rij zet, valt op hoeveel overeenkomsten er zijn met
die oude volksverhalen.”
In Trouw en NRC Handelsblad zag ze het verhaal zich ontrollen: een verhaal met
een heldin (de eigenzinnige Jolanda) met medekruisvaarders (hulpverleners),
een heldin bovendien die tegenslagen moet overwinnen (Jolanda beweerde dat de
politie óók in het complot zat), die op ongeloof stuit (al snel ging de
berichtgeving in de kranten alleen nog maar over de vraag wie haar geloofden
en wie niet). En dan ook nog een heldin die klassieke gruwelen meemaakte, naar
ze beweerde: kindermoord en verkrachting.
,,Feiten speelden een ondergeschikte rol, het ging erom of je haar geloofde of
niet, ook in de media, die zelf daarbij vooral in het begin geen standpunt
wilden innemen. Dat is wel verklaarbaar. Er heerste in de jaren negentig een
grote postmodernistische terughoudendheid rond seksueel misbruik. We wisten
dat de mensheid tot alles in staat is. We wilden slachtoffers niet afvallen.”
Toen Jolanda uit haar heldenrol viel door geen kritische vragen te dulden,
veranderde de berichtgeving definitief van toon.
Esther Hendriksen wil zelf geen uitspraken doen over wat achteraf 'waar' of
'onwaar' was aan de beschuldigingen. Wel haalt ze nog een opvallende
gelijkenis aan:
”In deze zaak is gebleken hoe effectief oude demonologieën
(geloof in demonen, red.) nog steeds zijn. De plastische verhalen over
walgelijke babymoorden die Jolanda vertelde, lijken precies op de beroemde
'Blood Libel Myth', een folkoreverhaal van duizenden jaren oud, dat inspeelt
op de indringende angst dat zelfs kinderen, het symbool van onschuld, niet
meer veilig zijn in deze wereld.”