Uit: Psy; jaargang 7 - nummer 14 - 19 December 2003
Meisjes die zedendelicten begaan, mishandelen tijdens de daad ook vaak hun slachtoffers. Verkrachting lijkt voor meisjes vooral een geweldsmiddel, concludeerde psycholoog Jan Hendriks vorige maand in het Tijdschrift voor Criminologie.
Esther was vijftien toen haar vriendje het uitmaakte omdat hij een nieuw vriendinnetje had. Op een dag lokte Esther dit meisje samen met een vriendin mee naar een afgelegen plaats, en dwong haar daar onder bedreiging van stokken en een mes om zich uit te kleden en een tandenborstel in haar vagina te stoppen. Vrienden van Esther, die toevallig voorbijkwamen, werden aangemoedigd om het slachtoffer te verkrachten.
Esther is een van de ruim dertig meisjes, die vanaf 1994 in verband met een zedendelict voor de rechter verschenen. Haar verhaal staat wat Jan Hendriks betreft model voor veel zedenzaken waarbij meisjes zijn betrokken. Als behandelaar in De Waag, onderdeel van de Van der Hoevenkliniek, merkte hij dat er maar mondjesmaat literatuur over minderjarige vrouwelijke zedendelinquenten beschikbaar was. Daarom besloot hij tot een eigen analyse van een tiental beschikbare dossiers, waarvan hij de resultaten combineerde met literatuuronderzoek.
In een aantal opzichten komen zijn bevindingen overeen met eerder gerapporteerde feiten. Zo is de helft van de daders jonger dan dertien, zijn de meeste meisjes thuis mishandeld, op school regelmatig gepest en hebben zij een relatief laag IQ. Het voornaamste verschil met jonge mannelijke zedendelinquenten is dat de gezinsachtergrond van de meisjes negatiever is en dat hun psychische problemen ernstiger zijn. Nieuw is dat Hendriks naar het motief van de daders heeft gekeken. Er zijn meisjes die - vaak tijdens het oppassen - uit nieuwsgierigheid met de aan hen toevertrouwde kinderen gaan 'spelen'. Ernstiger zijn echter de gevallen waarin verkrachting gepaard gaat met soms grof geweld. In die gevallen moet het motief volgens Hendriks niet zozeer worden gezocht in de seksuele sfeer, maar meer in boosheid, agressie en de behoefte om wraak te nemen voor wat meisjes zelf is aangedaan.
Met zijn publicatie wil Hendriks vooral laten zien dat de meisjes in kwestie veel beschadigder zijn dan vaak wordt aangenomen.
"Tot nu toe worden deze meisjes bij gebrek aan kennis van zaken min of meer op dezelfde manier behandeld als jongens-zedendelinquenten. Als ik heb duidelijk gemaakt dat deze meisjes een heel andere behandeling nodig hebben, dan is alleen dat wat mij betreft al winst."