Esther Rosenberg, NRC 20 feb. 2004
Bij complexe zedenzaken spelen therapeuten een ,,zorgwekkende'' rol, zeggen experts die het OM adviseren. Vermeende slachtoffers worden gestuurd bij het doen van aangifte.
Een voorbeeld. Moeder doet aangifte van seksueel misbruik van haar dochter. Het misbruik zou zijn gepleegd door haar ex-man, van haar eerste tot haar vierde levensjaar. Vader en moeder voeren in die tijd diverse juridische procedures. Sinds de omgangsregeling zou de dochter agressiever zijn en er zouden problemen zijn bij het verschonen van de luier. Moeder voert zeer geregeld gesprekken met haar dochter over wat haar vader bij haar zou hebben gedaan, speelt met haar dochter de situaties na en laat haar er tekeningen over maken. Als het meisje vier jaar is en tegen haar moeder praat over seksuele handelingen die vader en zij met elkaar zouden verrichten, doet moeder aangifte.
Het is zomaar een voorbeeld uit de rapportage van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken over 2001 en 2002. Een voorbeeld van een zedenzaak waarbij de manier waarop de aangifte van seksueel misbruik tot stand komt is beïnvloed, in dit geval door de moeder. Maar soms ook door een welwillende rechercheur die met het slachtoffer meevoelt en niet goed doorvraagt over wat aan de aangifte vooraf is gegaan. En die sturende vragen stelt, en een familielid bij de verhoren laat zijn, familie die later een rol blijkt te hebben gespeeld bij de wijze waarop de aangifte tot stand is gekomen.
Met name bij kinderen is vaak ,,heel duidelijk sprake van directe beïnvloeding door derden'', aldus de expertisegroep. Er is zelfs een bureau dat gespecialiseerd is in het voorbereiden van kinderen op studioverhoren. Het bureau heeft volgens de groep een ,,ondeskundige werkwijze''.
Een fragment uit zo'n studioverhoor van een zevenjarig jongetje van wie moeder vermoedt dat opa hem heeft misbruikt: Jongen: ,,Ik denk dat-ie mij geslagen heb.'' Vrager: ,,Want hoe weet jij dan dat opa aan jouw piemeltje heeft gezeten?'' Jongen: ,,Dat heeft mama verteld.''
De expertisegroep is in 1999 ingesteld door het college van procureurs-generaal om te voorkomen dat mensen die van seksueel misbruik worden beschuldigd al te lichtvaardig worden aangehouden.
In de jaren '80 en '90 werd al gauw aangenomen dat als iemand aangifte deed van seksueel misbruik `er wel iets van waar moest zijn'. Van valse aangiftes werd nauwelijks melding gemaakt. Na roemruchte zaken over seksueel misbruik in de jaren tachtig en negentig, zoals in Epe, werd kritischer naar die aangiftes gekeken.
De landelijke expertisegroep moet door officieren van justitie worden geconsulteerd bij ingewikkelde of onduidelijke zedenzaken. Deze maken slechts een klein deel uit van alle zedenzaken. Het complexe is dat vaak pas na jaren aangifte wordt gedaan. En in die tussentijd hebben vermeende slachtoffers met derden gepraat, die er ook een mening over hebben.
De expertisegroep keek daarom behalve naar de aangifte, ook naar wat aan die aangifte vooraf is gegaan. En dan blijkt dat een aangifte regelmatig wordt gedaan in geval van echtscheidingen, conflicten in de familie, psychosociale problemen van degene die aangifte doet, of in streng gelovige gezinnen. De dossiers vermelden regelmatig spanningen en conflicten binnen het gezin of zelfs jarenlange familievetes met beschuldigingen over en weer. In de helft van de zaken was sprake van een echtscheiding, ruzies over de omgangsregeling speelden dan vaak een belangrijke rol.
Sturing vond vaak ook plaats door therapeuten. Over die therapeuten zegt de expertisegroep: ,,Gezien de verwoestende bijdrage die enkele therapeuten leverden aan zaken die door de Expertisegroep zijn beoordeeld, de verstrekkende gevolgen voor de betrokkenen en het ontbreken van enige vorm van correctie, constateert de Expertisegroep dat hier sprake is van een zorgwekkende situatie.'' Uit de folder van een betrokken alternatieve therapeut blijkt dat men tijdens zijn sessies altijd stuit op ontbrekende `stukjes' in het bewustzijn. ,,De inhoud van deze stukjes is altijd traumatisch'', zo adverteert de therapeut.
De expertisegroep zegt ,,soms getroffen'' te zijn door het onprofessionele gedrag van enkele hulpverleners. Zoals in het geval van een twintigjarige aangeefster die samen met haar behandelend psychotherapeut per auto haar vroegere leraar achtervolgt. Zij verdenkt hem ervan haar in het verleden te hebben misbruikt. Ze wachten hem op bij school, hij gaat er `als een speer' vandoor. ,,Hij vertoonde vluchtgedrag. Mijn therapeut was dit ook opgevallen.''