Anouk de Zwart, afstudeerscriptie School voor Journalistiek, 2005
Pedofielen zijn smeerlappen die kasten vol kinderporno bezitten, regelmatig seksreizen maken en kinderen misbruiken en zelfs vermoorden. Tenminste, dit beeld krijg je als je tegenwoordig de media volgt. Dat was in de jaren zeventig wel anders. Toen werd het afwijzen van pedofilie bijna als preuts beschouwd en schreven journalisten positief over 'pedo's'. Vanwaar die omslag? "Sinds Dutroux is iedere pedofiel een kindermoordenaar."
Veertien jaar was Dave* toen hij voor het eerst verliefd werd op een jong meisje. Van pedofilie had hij toen nog nooit gehoord. Dat gebeurde pas een paar jaar later toen hij er toevallig een artikel over las.
* (gefingeerde naam)
"Ik was opgelucht dat ik niet de enige was met deze gevoelens", zegt Dave (30).
Toch weten alleen zijn naaste familie en beste vrienden dat Dave pedofiel is.
"Het is te link om het aan de buitenwereld te vertellen. Mensen haten pedofielen. Denken dat ze allemaal gevaarlijk zijn. Sinds Dutroux is iedere pedofiel een kindermoordenaar."
'Pedofiel' is afgeleid van het Griekse 'paidos' en 'philia' en betekent letterlijk 'liefde voor kinderen'. In het oude Griekenland was homoseksuele pedofilie een hele gewone praktijk; kinderslaven werden dan ook naar gelieven gebruikt. Dit weten we onder meer dankzij de filosoof Plato die hier over schreef in zijn werk Symposion.
Tegenwoordig worden dit soort ongelijke seksuele relaties al lang niet meer getolereerd en staan er zelfs straffen op. Seks met kinderen is een taboe en aangezien pedofilie ermee geassocieerd wordt, geldt hiervoor hetzelfde.
Openlijk er voor uitkomen dat je pedofiel bent, was al lange tijd geen aanrader. Maar sinds de massale media-aandacht voor de zaak-Dutroux midden jaren negentig en een aantal daaropvolgende gevallen van seksueel misbruik en moord op kinderen is het zelfs gevaarlijk. Binnen korte tijd groeide de volkswoede jegens pedofielen en werd de roep om radicale maatregelen (chemische castratie, 'naming and shaming') groter. Pedofielen werden de heksen van de twintigste eeuw, de paria's van de samenleving.
Het afwijzen van pedofilie werd toen opeens als preuts beschouwd en journalisten van kranten, opiniebladen en gezinsbladen probeerden in hun artikelen begrip te kweken voor zowel ouderen als jongeren die in pedofiele relaties betrokken waren.
"Het was de tijd van de seksuele revolutie", zegt Gerard Roelofs, psychiater en vice-voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Seksuologie. "Vanaf 1965 kon eigenlijk alles. De katholieke kerk had niets meer voor het zeggen en niemand luisterde meer naar de paus en andere hoogwaardigheidsbekleders die voorheen bepaalden wat deviant en immoreel was en wat wel of niet mocht. Er ontstond een grote seksuele vrijheid die begon met de komst van de eerste anticonceptiepil. 'Ach laten we maar aan seks doen', was toen de gedachte bij de mensen."
Homoseksualiteit, zelfmoord, travestie, transseksualiteit en pedofilie; alle onderwerpen die voorheen een taboe waren, werden vanaf nu in de media besproken en er ontstond een milder oordeel over. Roelofs:
"In 1974 werd in de psychiatrie besloten dat homoseksualiteit geen ziekte is maar een variatie. Toen werd ook pedofilie onder de loep genomen. Psychiaters, psychologen en seksuologen gingen zich afvragen wat er eigenlijk verkeerd aan was. En er ontstond een nieuwe mening: we gaan kijken wat de pedofielen voor kwaad doen. Of ze wel psychische schade aanrichten. Toen bleek dat men er eigenlijk maar weinig van af wist."
Het bekende, liberale 'schadebeginsel' van John Stuart Mill speelde hierbij ongetwijfeld mee, schrijft psychiater dr. Frank van Ree in zijn boek 'Pedofilie, een controversiële kwestie'.
"Dit beginsel houdt in dat het enige legitieme doel van machtsuitoefening over een burger in een beschaafde samenleving, de voorkoming van schade aan anderen is."
In de loop der jaren verschenen er publicaties waarin meer gegevens over seks met kinderen en jongeren werd verzameld. Zo publiceerde PvdA-senator Brongersma, zelf pedofiel, in 1987 een uitgebreid werk over pedofilie; 'Jongensliefde: Seks en erotiek tussen jongens en mannen'.
"Er was wel informatie bekend, maar de jongens die contact met pedofielen hadden of hadden gehad, waren nooit ondervraagd", zegt Roelofs. "Een collega van me, Theo Sandfort, heeft toen in 1986 een aantal jongens geïnterviewd en aan hen gevraagd of ze psychische schade hadden ondervonden aan die contacten. Uit die interviews (gepubliceerd in 'Jongens over vriendschap en seks met mannen' ), die na jaren nog eens werden herhaald, bleek dat dit niet zo was."
Pedofielen werden vervolgens puur op hun gedrag beoordeeld, aldus de psychiater.
"Een pedofiel die lichamelijke en psychische schade aanricht is verkeerd bezig. Niet omdat hij een pedofiel is, maar omdat hij schade aanricht."
Dat het pedofiliehoofdstuk milder werd benaderd, bleek ook uit de veranderde definiëring in de Grote van Dale.
Werd pedofilie in de editie van 1971 nog omschreven als 'perverse liefde voor kinderen', waarbij pervers werd aangeduid als 'verkeerd, verdorven, tegennatuurlijk', | |
in 1976 kreeg het de benaming 'overheersende neiging tot geslachtsomgang met kinderen of heel jeugdige personen.' |
Deze definitie is sindsdien niet meer veranderd.
Lang konden de pedofielen echter niet genieten van de - voor hen - positieve beeldvorming want in de jaren tachtig trad er een verharding op in de maatschappij.
Dat had twee oorzaken, vertelt psychiater Roelofs:
"Rond 1980 ontstond er een nieuwe stroming die zei dat seks ook kwaad kan doen. In de eerste plaats kwam dat door de komst van AIDS en daarnaast door incest. Beide hadden natuurlijk negatieve associaties. AIDS de dood en incest als seks die werd opgelegd. De mensen gingen toen beseffen dat er door het seksuele paradijs ook slangen schoven. Toen werd er niet meer positief over seks gepraat. Het werd een 'pas op, pas op'-cultuur; de positieven hadden het maar mooi bij het verkeerde eind gehad, werd gesteld. Dat was natuurlijk koren op de molen voor de conservatieven."
Onderzoeken die uitwezen dat seksuele contacten tussen kinderen boven de twaalf jaar en volwassenen zowel lichamelijk als geestelijk schadelijk zijn, kregen alle aandacht van de media. Daarentegen werden de onderzoeken die het tegendeel uitwezen, praktisch genegeerd door de media. En wetenschappers die zich achter deze uitkomst schaarden, werden bespot door collega's.
Zo ook Roelofs die, net als hoogstens tien collega's, onder meer bepleit dat pedofilie evenals homofilie en heterofilie aangeboren is. De psychiater voelt zich soms een roepende in de woestijn met zijn visie.
"Veel collega's zeggen dat ik niet wijs ben. Weet je zeker dat je je niet vergist?, vragen ze dan. Eigenlijk moet er veel meer onderzoek komen, daar moeten we het van hebben. Maar voor een taboe-onderwerp als pedofilie is geen geld. Niemand wil zich eraan committeren. Het is heilloze weg."
De pedofielen zelf hebben het nog zwaarder, merkt de psychiater in zijn praktijk.
"Ze kunnen er niet mee voor de dag komen, want dan gaat hun kop eraf. Vergelijk het met hoe homofilie zestig jaar geleden werd beschouwd. Zo kun je pedofilie nu zien."
De zaak-Dutroux heeft het allemaal nog moeilijker gemaakt voor de pedofielen, bevestigt Roelofs.
"Pedofielen hebben echt moeten onderduiken vanwege de affaire-Dutroux. De genuanceerde denkwijze die er nog enigszins was, heeft door hem een enorme klap gekregen. Je kan zeggen dat die tien jaar achteruit is gezet."
De media hebben hierbij een grote rol gespeeld. Mede dankzij de massale aandacht voor Dutroux, laaide de volkswoede namelijk hoog op.
"Kranten, tijdschriften, televisieprogramma's en radio moeten allemaal verslag doen van de werkelijkheid, en die is al erg genoeg", zegt de psychiater. "Maar dat moeten ze wel onbevooroordeeld en genuanceerd doen. Daar was echter in veel Belgische maar ook in Nederlandse kranten waaronder met name De Telegraaf geen sprake van. Er verschenen paginagrote verhalen over Dutroux waarin hij steevast een pedofiel werd genoemd. Op die manier kreeg pedofilie een hele slechte naam en ontstond er een grote angst voor pedofielen."
En dat terwijl Dutroux niet eens een pedofiel is, zegt Roelofs.
"Hij is gewoon een gevaarlijke crimineel."
Dat uitwassen de pers halen, snapt de psychiater wel. Maar de werkelijkheid moet niet veranderd worden, vindt hij.
"Jaarlijks worden zo'n vijfenvijftig kinderen door hun ouders vermoord en gemiddeld twee door mannen die dan steevast pedofielen worden genoemd. En juist die twee zaken krijgen dan de meeste aandacht."
"Geef nooit de boodschapper de schuld", reageert 'allround' mediadeskundige Robert Vinkenborg op Roelof's uitspraken. "Ik vind dat de Nederlandse media onbevooroordeeld zijn in de zaak-Dutroux. Hen valt niets te verwijten. Oké, sommige media zoals De Telegraaf zouden zich wat zorgvuldiger kunnen uitdrukken, maar dat is het enige. Dat de media zoveel aandacht aan Dutroux hebben besteed is logisch. Want het was nieuw, waar én maatschappelijk relevant. De mensen hebben er vervolgens zelf een duiding aan gegeven; een enorme woede."
Dat pedofilie een taboe is, ligt ook niet aan de media, vindt Vinkenborg.
"De werkelijkheid heeft ervoor gezorgd dat wij er anders over zijn gaan denken dan in de jaren zestig en zeventig. Dat mensen pedofilie niet accepteren komt doordat het gebaseerd is op ongelijkwaardigheid en omdat het kinderen - blijkens onderzoeken - veel lichamelijke en vooral psychische schade toebrengt."
De media treffen echter wel degelijk blaam, stelt ook psychiater en auteur dr. Frank van Ree in zijn boek 'Pedofilie, een controversiële kwestie':
"Het gevoel van onzekerheid en onveiligheid dat in Nederland en meer nog in België en de Verenigde Staten is ontstaan, hangt ongetwijfeld samen met de grote nadruk waarmee berichten over verkrachtingen en moord in de media naar voren worden gebracht. Bij veel mensen is er een soort diffuse angst voor en boosheid tegen 'de' pedofielen en 'de' pedoseksuelen ontstaan. De onrust gaat gepaard met de roep om intensievere opsporing, verzwaring van straffen en andere maatregelen."
Peter Vasterman, mediasocioloog en docent aan de School voor Journalistiek in Utrecht, bevestigt dit.
"Door Dutroux en de commercialisering van de media is sinds het midden van de jaren negentig de aandacht van kranten en televisieprogramma's voor wat ik 'het grote pedogevaar' noem, explosief gestegen. Er ontstond een ware hetze tegen pedofielen waarbij alles op één hoop werd gegooid."
Doordat de media sterk gericht zijn op het incident en hierbij - met grote koppen en veel details - inzoomen op het jonge slachtoffer, ontstaat er vooral bij ouders angst voor 'loslopende pedofielen'.
En dat is niet terecht, vindt Vasterman.
"Natuurlijk moeten de media niet bagatelliseren, maar ze moeten wel terughoudender worden en de verhoudingen in perspectief plaatsen. Het meeste seksueel misbruik vindt namelijk nog steeds plaats in het gezin, door familieleden of andere bekenden. Maar dat wordt door alle ophef rondom pedofielen bijna vergeten."
Van Ree stoort zich er vooral aan dat alle pedofielen in de media over één kam worden geschoren.
"Onder hetero- en homoseksuelen komen misdadigers voor. Voor pedofielen en ebofielen (voorkeur voor al rijpende jongens, AdZ) geldt hetzelfde. Maar doordat de media voortdurend berichten over criminele handelingen en doordat geweldloze en prudente omgangsvormen geen aandacht krijgen, ontstaat een volledig misvormd beeld."
De psychiater wijt dit verkeerde beeld met name aan het grote kennistekort dat bij journalisten bestaat over pedofilie. Zo worden de meeste begrippen niet goed of zelfs helemaal niet omschreven. Pedoseksuelen - mannen of vrouwen die daadwerkelijk seks hebben met kinderen - worden bijvoorbeeld steevast pedofielen genoemd. Om over ebofielen en parthenofielen (voorkeur voor al rijpende meisjes, AdZ) nog maar te zwijgen. Hetzelfde geldt als een kind is verkracht. De dader wordt dan ook regelmatig pedofiel genoemd.
Vooral dit gegeven zit de pedofielen erg dwars blijkens artikelen op de website van Martijn; de 'vereniging voor acceptatie van ouderen-kinderen relaties. Objectiviteit en duidelijkheid is wat de pedofielen van de media wensen. En in het algemeen natuurlijk acceptatie. Al beseffen ze dat dit er in het huidige klimaat nog lang niet in zit.
"Ik zou dolgraag tegenover iedereen open en eerlijk willen zijn over mijn pedofiele gevoelens", zegt Dave. "Dan pas kan ik echt mezelf zijn, hoef ik mijn geheim voor de buitenwereld niet meer als een last mee te dragen. Maar ik verwacht niet dat het beeld over pedofielen opeens positief zal omslaan. Dat is niet erg realistisch. Ik denk dat ik dat niet meer ga meemaken."
- Gerard Roelofs, psychiater in Maastricht
- Dave* (gefingeerde naam), wil anoniem blijven
- Robert Vinkenborg, 'allround' mediadeskundige
- Peter Vasterman, mediasocioloog en docent SvJ
- 'Pedofilie, een controversiële kwestie': analyse van een maatschappelijk vraagstuk van dr. Frank van Ree. Verschenen in 2001 bij uitgeverij Swets&Zeitlinger.
- 'Kinderporno, pedofilie en tienerseks', door Pauline Bax, De Groene, 1 februari 1995
- 'Schaf verwarrend begrip 'pedofilie' af', door Frans Gieles,Utrechts Nieuwsblad,23 februari 1997
- 'De pedofiel als zondebok', auteur onbekend [Dit is Ds Hans Visser - FG] , Hervormd Nederland, 27 februari 1999
- 'Pedofobie', door Ellen de Visser, De Volkskrant, 19 maart 1999
- 'Niet elke pedofiel is een smeerlap', door Sjors van Beek en Jasper Groen, Dagblad De Limburger, 8 augustus 1999.
- 'Pedoseksueel behandelen of niet', door Yasha Lange, NRC Handelsblad, 14 augustus 1999
- 'De verloren onschuld van de pedofiel', door Edith van Zalinge, Het Parool, 19 augustus 1999
- 'Zure vruchten uit de jaren zeventig', door Margriet Oostveen, NRC Handelsblad,28 oktober 1999
- 'Particuliere zedenpolitie', door Reindert Brongers, Hervormd Nederland, 4 maart 2000
- 'Stop de heksenjacht op pedofilie', door Frank van Ree, Trouw, 5 augustus 2000
- 'Pedovrije gemeente', door Carla Joosten, Elsevier, 19 augustus 2000
- 'Stille samenzwering', door Mariël Croon, NRC Handelsblad,30 september 2000
- 'In de hoek gedrukt', door Rob Gollin en Bas Mesters, De Volkskrant, datum onbekend
Op het stuk rust Copyright (C) 2004 Anouk de Zwart.