Trouw, 14 januari 2005
Scholieren met leer- en gedragsproblemen zijn lang niet allemaal gebaat bij de onderwijshervormingen die de afgelopen jaren voor hen zijn uitgevoerd. Zowel basis- als vmbo-scholen klagen dat zij over onvoldoende personeel en expertise beschikken om achterstandsleerlingen de vereiste zorg te bieden.
De Algemene Rekenkamer heeft deze klachten opgetekend in twee onderzoeksrapporten die zij gisteren publiceerde, over de toestand in het vmbo en over het project 'Weer samen naar school'. Uit beide rapporten blijkt dat zowel op het vmbo als op de basisschool één op de vijf leerlingen extra zorg behoeft en dat niet altijd krijgt.
In het vmbo, in 1999 gevormd, zijn de toenmalige mavo en de lts samengevoegd met het voortgezet onderwijs voor leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Het doel van de initiatiefneemster, toenmalig staatssecretaris Netelenbos (PvdA), was dat de minder goede leerlingen zich zouden optrekken aan beter presterende klasgenoten. In het basisonderwijs is tegelijkertijd het project 'Weer samen naar school' uitgevoerd. Dat had als doel de snelle groei van het kostbare speciaal onderwijs te stoppen, door zoveel mogelijk leerlingen die extra zorg nodig hebben een plaats op een reguliere basisschool te bieden.
De Rekenkamer constateert dat de 350 miljoen die jaarlijks in het vmbo beschikbaar is voor extra zorg niet alle problemen wegneemt. Veel scholen geven aan niet voldoende geld te hebben om alle leerlingen met gedrags- en leerstoornissen de benodigde zorg te bieden. Ook zijn niet alle docenten even vaardig in de begeleiding van deze leerlingen. De zorg voor hen gaat volgens de Rekenkamer bovendien ten koste van andere leerlingen.
Door het theoretisch gehalte van het onderwijs is het vmbo voor veel probleemleerlingen te hoog gegrepen. Dat vergroot het risico op voortijdig schoolverlaten, al ontbreekt door gebrekkige administraties het precieze inzicht in de gevolgen.
De Rekenkamer adviseert minister Van der Hoeven (onderwijs) om meer praktijkgericht onderwijs in het vmbo te introduceren. Ook zou zij zich 'moeten bezinnen' op de vraag of elke leerling per se met een diploma zijn schoolopleiding moet afronden. De VVD stelde onlangs wegens de schooluitval op het vmbo al voor deze onderwijssoort op te heffen en te splitsen in een vakwerkschool en een school, vergelijkbaar met de oude mavo, die meer op theorie is gericht en voorbereidt op middelbaar beroepsonderwijs.
In het Rekenkameronderzoek naar 'Weer samen naar school' geven de basisscholen aan dat ze meer personeel willen hebben om de noodzakelijke zorg te kunnen bieden. Een derde van deze scholen zegt bovendien over te weinig expertise te beschikken om de leerlingen met dyslexie, autisme of ADHD te begeleiden. Om toch aan hun taak te kunnen voldoen, zetten scholen andere middelen in, zoals geld voor onderwijsachterstanden of voor klassenverkleining. De Rekenkamer constateert dat scholen daarmee voor het bereiken van het doel van 'Weer samen naar school' afhankelijk worden van andere geldstromen.
Die zorgbehoeftige leerlingen vragen niet zozeer om expertise,
als wel om een aangepast leerklimaat. Het is vrijwel onmogelijk om in een gewone klas een dergelijk klimaat te scheppen; daarvoor is de normale klas te groot.
Ik heb altijd gepleit voor het handhaven van het speciaal onderwijs met haar kleinere klassen en specifiek klimaat waarin de leerlingen zich goed voelen. Markant genoeg ondersteunt de Rekenkamer nu deze gedachte.
"Samen naar school" was een verkeerd idee. Het werkt niet. Dus, politici, geef de kinderen hun speciaal onderwijs terug.
Dr Frans E.J. Gieles