Start Omhoog

00mei12a St Over boek van Van Ree

Trouw 12 mei 2000

Frank van Ree, 'Levensbeschouwing en psychiatrie'. Uitgever Swets & Zeitlinger, Lisse.

Een depressie héb je niet

Hij weet nu al hoe sommige collega-psychiaters zullen reageren: Van Ree moet weer zo nodig. Maar Frank van Ree (73), de tegendraadse psychiater uit Bennebroek, is naar eigen zeggen volwassen geworden en schreef een boek dat hij niet eerder had kunnen schrijven. In 'Levensbeschouwing en psychiatrie' breekt hij een lans voor een zielzorg die zich durft te wagen op het verboden grondgebied van dominee en pastoor.

Interview, door Wybo Algra

,,Nu gaan we alle psychiatrische kwalen weer verklaren uit de genen'', verzucht Van Ree. Hij heeft het allemaal meegemaakt. De zestiger en zeventiger jaren, waarin de wortels van geestesziekten in de opvoeding werden gezocht: een schizofrene moeder brengt een schizofreen kind voort. De tachtiger en negentiger jaren met hun exclusieve aandacht voor chemie: depressies en wanen waren het gevolg van een teveel of een tekort aan stofjes die zorgen voor zenuwgeleiding in de hersenen en konden het beste met pillen worden bestreden. En nu dus weer die genen. Nadrukkelijk met de wijsvinger op het restauranttafeltje slaand: ,,Altijd maar weer die eenzijdige benadering. Het is én . . . én.''

Gevolg van die eenzijdige aanpak is een systematische verwaarlozing van religie in de behandeling van psychiatrische patiënten, zegt Van Ree. Neem de psychiater in opleiding die hij begeleidde. Al drie weken was die in de weer met een ernstig suïcidale vrouw. Of ze gelovig was? Deze - in het geheel niet domme - dokter had geen idee, ontdekte Van Ree. ,,Het was gewoon niet bij hem opgekomen daarnaar te vragen. Terwijl het van wezenlijke betekenis kan zijn. Want waar komt dat doodsverlangen uit voort? Een verlangen naar rust, een verlangen naar een weerzien in het hiernamaals?''

In juni verschijnt 'Levensbeschouwing en psychiatrie', zijn 27ste boek. Hierin gaat Van Ree op zoek naar de oorzaken van die blinde vlek voor religie onder zijn vakbroeders. Eigenlijk ging het van meet af aan mis, blijkt uit die speurtocht. Want op de divan van Freud was voor religieuze gevoelens geen plaats. De grondlegger van de hedendaagse psychotherapie, opgegroeid in het Victoriaanse Wenen van de negentiende eeuw, omschreef religie op zijn meest kerkvijandige momenten als collectieve waan, en kerkelijke riten als dwanghandelingen van dwangneurotici. In de spreekkamer negeerde hij het onderwerp kennelijk volkomen. ,,Hij schreef zelf ook dat hij het systematisch afhield'', zegt Van Ree. ,,Eigenlijk ongelooflijk.'' Neemt niet weg dat veel hedendaagse psychiaters er net zo over lijken te denken. ,,Ze kappen het onderwerp af omdat ze het niet als hun terrein beschouwen. Religie is voor de dominee en de pastoor.''

En het gaat mis in de studie geneeskunde. Want van die studie is psychiatrie het verlengstuk, niet van bijvoorbeeld psychologie of sociologie. ,,Het zit heel diep in artsen verankerd dat ze objectief moeten kijken. Hoe groot is het vlekje, is het plat of een beetje verheven? Ze moeten mensen vooral niet vragen of ze het náár vinden dat ze een vlekje hebben'', sneert Van Ree. Het psychiatrie-onderwijs werkt volgens exact dezelfde principes. ,,De psychiatrische patiënt wordt ten tonele gevoerd als iemand die een depressie heeft, niet als iemand die depressief ís. Hij praat niet met zijn overleden vader, nee, hij hééft hallucinaties.''

Zijn eigen vader was chirurg. Die sprak over het ziekenhuis als 'de fabriek', en ging 's avonds nog even naar 'die galblaas' kijken, waarmee hij dan een die dag geopereerde mevrouw bedoelde. Toen Van Ree junior daar wat van zei, noemde zijn vader hem een sentimentele ouwehoer. ,,Hij zei dat die vrouw door die operatie in leven bleef, nergens anders door. En in zekere zin had hij nog gelijk ook. Maar het ging me om de grondhouding.'' Een grondhouding die in zijn latere vakgebied al niet anders bleek te zijn. Hij heeft in de jaren vijftig, toen hij zelf werd opgeleid tot psychiater, nog wel eens een stuk in het universiteitsblad geschreven waarin hij tekeerging tegen de 'schandelijke' wijze waarop de geesteszieken in de collegezaal tentoongesteld werden. Nee, de psychiaters namen hem dat niet in dank af, grinnikt hij.

Het ging de goede kant op in de psychiatrie, de laatste jaren. Maar ja, nu zijn het dus de genen die roet in het eten gooien. Met daarbij - een funeste combinatie - een psychiatrie die steeds meer gedomineerd wordt door efficiëntie, met het bijbehorende streven naar steeds kortere behandelingen. Al geldt dat niet voor iedereen. De mensen met psychosociale problemen, zoals posttraumatische stress of onverwerkte rouw, zijn veelal overgenomen door psychologen en komen daar bepaald niet slecht aan hun trekken, zegt Van Ree. ,,Om het sarcastisch te zeggen, als je jeuk aan je neus hebt, kun je al in een praatgroep. En is er een brandje op een schip, dan vliegt er een team psychologen naartoe, ook al ligt het in Zanzibar. Dat kost schéppen geld.''

De overblijvers bij de psychiater: de schizofrenen, de manisch-depressieven. De mensen met zware, nog altijd moeilijk behandelbare psychiatrische aandoeningen. ,,De zorg voor hen schiet erbij in. Er zwerven heel veel psychotische mensen door de stad en daar kijkt geen mens naar om. Een beroerde, scheve situatie'', vindt Van Ree. Want juist bij deze mensen, bij de geestelijke nood zo groot is, komen onvermijdelijk de existentiële vragen op. De 'waarom'-vragen waaraan anderen misschien nooit toekomen. En juist bij deze mensen kost het tijd daarop in te gaan, omdat het zo ingewikkeld is contact met hen te leggen. Niet iedereen kan dat. Zijn eigen opleider, Roel Hommes, slaagde er wel in, zelfs bij de patiënten die door iedereen als volkomen krankzinnig werden beschouwd.

Met Hommes, een psychiater van gereformeerde huize, deed Van Ree pogingen door te dringen in de belevingswereld van mensen met wanen en hallucinaties. Daartoe experimenteerden ze midden jaren vijftig met LSD. Van Ree beschrijft uitvoerig de uitwerking van zes piepkleine blauwe pilletjes op zijn eigen geest. De warm gloeiende, stralende kleuren, als een veld met donkerrode dahlia's in de ondergaande zon. Een klein, glinsterend stofdraadje dat de proporties van een reuzenkristal aannam in een ongekend mooie, doodstille wereld. Uiteindelijk was het alsof hij één was geworden met de kosmos.

Alsof - want een zekere afstand bleef er. Zodra de pilletjes waren uitgewerkt, stelde de jonge psychiater zich weer dezelfde vragen als altijd. Eeuwigheid, oneindigheid, scheppen uit het niets, gods wil: het zijn voor hem slechts lege omhulsels, schrijft hij, die het niet-weten verhullen. De 'kinderlijke gelovigheid' in zijn jeugd werd gevolgd door een al even 'kinderlijk materialisme' als jong-volwassene. Daarna doolde hij jarenlang door oosterse tuinen, om te worden wat hij nog steeds is. Een agnost - een niet-weter - en een humanist.

Die laatste levensovertuiging tekende zijn ervaringen tijdens een ander experiment, twintig jaar later. Hij liet zich toen drie dagen lang vrijwillig opsluiten in een kast in een Amsterdams schoolgebouw. Ditmaal geen opgaan in het heelal, wel visioenen van een berglandschap met prachtige alpenbloemen en vlinders. Het soort landschap waarin een goede vriendin graag vertoefde, en Van Ree met haar. Kort daarvoor had ze een dodelijke val gemaakt tijdens een gezamenlijke wandelvakantie. De zinsbegoochelingen tijdens de totale afzondering gingen over rouw en lijfsbehoud, en over relaties met anderen. Een godsbeleving kwam aan dit alles niet meer te pas.

De experimenten met LSD en totale afzondering beschouwt hij als psychotische ervaringen zoals, zo stelt hij zich voor, ook psychiatrische patiënten die ervaren. ,,Die ervaringen worden gekleurd door de wijze waarop je in het leven staat'', zegt hij stellig. ,,De verliefde zal hallucinaties op het relationele vlak hebben, de atheïst ervaart misschien razernij. En een religieus iemand zal de eenwording met God ervaren.'' Zoals Roel Hommes, wiens eerste LSD-trip een intens religieuze ervaring was die hij ook nadien bleef zien als een teken van God. Hij probeerde daar al tijdens die trip over te vertellen, maar Van Ree vond dat hij wartaal sprak en zei dat ook: Roel, je praat echte onzin. Het leidde tot een woedeaanval die Van Ree pas achteraf kon verklaren. Zoals hij ook pas later iets meer begon te begrijpen van de voorheen vaak overklaarbare woedende reacties van psychiatrische patiënten op schijnbaar onbeduidende opmerkingen van hun psychiater. ,,Ik ben hierdoor voorzichtiger geworden'', zegt hij. ,,Het was voor mij reden om me meer rekenschap te geven van wat ik deed. Ik hield mensen door mijn onbegrip onnodig op een afstand. Sindsdien heb ik er van alles aan gedaan om die afstand te verkleinen.'' Waarom het toch nog zolang duurde voor hij deze ervaringen aaneensmeedde tot een consistente visie op levensbeschouwing en psychiatrie? ,,Ik had het niet helder voor ogen. Mijn volwassenheid heeft zich voltrokken toen ik achter in de zestig was. Toen kreeg ik mijn eigen identiteit, om het modieus te zeggen. Daarvoor was het een rommeltje waar ik geen structuur in wist aan te brengen.''

Frank van Ree, 'Levensbeschouwing en psychiatrie'. Uitgever Swets & Zeitlinger, Lisse.

12 mei 2000, © dagblad Trouw

 

Start Omhoog