01jun02b Freud actueel (NRC)
NRC 2 juni 2001
Gemma Blok
De ideeën van de tirannieke èn stoïcijnse Sigmund Freud zijn achterhaald, aangepast, aangevuld of verwaterd. Toch heeft hij in de twintigste eeuw velen de weg gewezen in de afdaling naar de krochten van de menselijke geest.
`Nu verzoek ik u zich eens zonder domme preutsheid of valse schaamte te realiseren hoezeer ieder mens zijn geslachtsdeel liefheeft, móét liefhebben omdat hij uiteindelijk daaraan al zijn lust en levensvreugde te danken heeft.' Aldus Georg Groddeck, de excentrieke Duitse arts en psychoanalyticus die de mensheid wilde bevrijden van haar schuldgevoelens over masturbatie, maar door zijn critici werd uitgemaakt voor `ranzige boter'.
Met satanisch genoegen wijdde Groddeck in zijn Boek van het Es (1923) uit over klaarkomende baby's, kleuters die met verzaligde gezichtjes hun poep ophouden, en de bevalling als erotisch hoogtepunt voor de vrouw (`het kind gaat met zijn dikke schedel in de schede, de zetel van het genot van de vrouw, met dezelfde beweging als het lid van de man heen en weer en op en neer, precies even hard en gewelddadig').
Terecht haalt psycholoog Jaap Bos deze Menno Buch van de psychoanalyse eens voor het voetlicht in de onderhoudende, maar specialistische bundel Een eeuw Freud. Met het oog op de geschiedenis. Groddeck is een belangrijke figuur uit de geschiedenis van de psychoanalyse. Niet alleen verkochten zijn boeken veel beter dan die van de meeste andere psychoanalytici, Freud nam ook het concept van het `Es' van hem over: de onbewuste seksuele energie die alle menselijk handelen zou bepalen. Maar hij nam het over in een minder radicale vorm.
Groddeck was ervan overtuigd dat de mens geheel was overgeleverd aan zijn onbewuste driften. Volgens Freud daarentegen waren mensen in staat om enige controle te verkrijgen over hun lagere instincten. Bijvoorbeeld door hun seksuele energie om te buigen naar werk of kunstzinnige activiteit. Of door verborgen emoties boven tafel te halen met hulp van een psychotherapeut.
Ondanks deze verschillen van inzicht genoot Freud van Groddecks drang tot shockeren, die Freud zelf ook had, maar waarin hij minder ver kon gaan, omdat hij druk bezig was om van zijn psychoanalyse een respectabele wetenschap te maken. Maar de twee deelden de nobele wens om het taboe rond seksualiteit te doorbreken. Zo bevolkte Freud zijn boeken met getroubleerde jongemannen, die dwangmatig kleipoppetjes kneden met enorme penissen, of die rondlopen met `suspecte vlekken' op hun broek, tot ze verlost worden door openhartige gesprekken met Freud over `de ultieme verslaving'.
Freud waakte als een bullterrier over zijn baanbrekende leer der psychoanalyse. In de heldere biografie Sigmund Freud. Verkenner van het onbewuste van Margaret Muckenhoupt, staat het bekende verhaal over psychoanalyticus Alfred Adler. Die week af van Freuds heilige weg door te betogen dat naast seksuele ook agressieve verlangens, dus de wil om te heersen, het menselijke gedrag bepaalden. Hij werd prompt geëxcommuniceerd uit de psychoanalytische beweging. Carl Jung, lange tijd Freuds `kroonprins', trof uiteindelijk hetzelfde lot toen hij de spirituele behoeften van de mens een plaats wilde geven.
Tegenstanders van de psychoanalyse werden bepaald moordzuchtig benaderd. Zo staat in de briefwisseling tussen Freud en Jung, onlangs in het Nederlands vertaald, hoe in 1910 ene psychiater Friedlander Freud een bezoek kwam brengen. De man kwam discussiëren over de vraag, of het onbewuste wel bestond. Een schuimbekkende Freud onderwierp zijn kritische bezoeker aan een agressieve instant-therapie van een paar uur. De conclusie luidde dat Friedlander `in wezen een bruut was, iemand die de fase van kwajongensstreken niet ontgroeid was'. De man kermde, schreef Freud triomfantelijk aan Jung. `Hopelijk hebt u hem zo geducht en van harte geroosterd, gevild en gespiest dat de uitwerking van de psychoanalyse hem nog lang zal heugen', slijmde deze terug. Ze besloten dat Friedlander een `beroepsleugenaar en hypocriet, wolf in schaapskleren, praalhans en zwendelaar' was.
Bijna honderd jaar later wordt dit oordeel veelvuldig over Freud zelf geveld. Niet zonder reden. Hij heerste als een tiran, liet zich regelmatig denigrerend uit over zijn cliënten en over vrouwen, en hield zichzelf en zijn collega's de hand boven het hoofd in enkele onwelriekende affaires rond misgelopen behandelingen. Nobody's perfect, zou men kunnen denken, en zeker niet iemand die een controversieel nieuw gedachtegoed wil vestigen. De onthullingen over Freud zijn echter extra schrijnend omdat hij te boek stond als lichtend voorbeeld van, aldus Jaap Bos, `morele moed en superieure ironie'. Een klassiek geworden verhaal beschrijft bijvoorbeeld Freuds vlucht uit Wenen in 1938, toen de antisemitische grond hem te heet onder de voeten werd. De nazi's eisten dat hij een verklaring ondertekende dat hem geen haar was gekrenkt. Freud gehoorzaamde, maar voegde een zinnetje toe: `Ik kan iedereen de Gestapo van harte aanbevelen'.
Deze anekdote is typerend voor de stoïcijnse levenshouding die Freud voorstond en die nog steeds inspireert, al hield Freud zich er zelf niet altijd even netjes aan. De boze buitenwereld, maar ook de woest kolkende binnenwereld der emoties, moesten volgens de aartsvader der psychoanalyse dapper tegemoet worden getreden met behulp van de ratio en een gezonde dosis humor. Dat betekende: eindeloze zelfreflectie, niets ontziende zelfonthulling, en nauwkeurige bestudering van het gedrag van andere mensen. Zo kon de algehele desillusie van het leven in ieder geval zo volledig mogelijk worden doorgrond.
Eén van Freuds bekendste boeken, De psychopathologie van het dagelijks leven (1901), dat onlangs in pocketvorm verscheen, staat dan ook vol anekdotes uit zijn eigen leven en dat van zijn collega's. Honderden `Freudiaanse versprekingen' en andere kleine vergissingen passeren de revue. Daaruit zouden verdrongen gevoelens af te leiden zijn. Een man bijvoorbeeld die, al spelend met zijn kind, het kleintje per ongeluk bijna tegen het plafond gooit, blijkt het kind onbewust dood te wensen. Dan pas zou hij namelijk kunnen scheiden van zijn vrouw, die hij niet meer liefhad. Het enthousiasme dat de analytici van het eerste uur bezielde, druipt van de pagina's.
Voor wie de psychoanalyse had ontdekt, werd het leven niet snel meer saai. De gedragingen van mensen konden tot op het bot worden afgekloven. Het schijnbaar futiele dagelijkse bestaan werd sappig voedsel voor de geest. Freud zelf voelde zich `als koning Salomo, die de taal der dieren verstond.'
Deze Freudse megalomanie is irritant, maar ook vertederend door zijn totale gebrek aan valse bescheidenheid, en bovendien aanstekelijk. Freuds levensproject om de mensheid op te voeden `tot realiteit' spreekt nog steeds velen aan. `Mensen zullen moeten toegeven', schrijft hij in één van zijn prachtige cultuurfilosofische essays, De toekomst van een illusie (1927), `dat ze volstrekt hulpeloos zijn en dat ze heel geringe radertjes zijn in het mechanisme van de wereld'. Infantiele vormen van troost, zoals geloof en bijgeloof, moesten worden afgeschaft. Nuchter leven was beter dan troost scheppen uit het bitterzoete gif van valse illusies.
Of men nou wel of niet een tweedehands auto van Freud zou kopen, zeker is dat zijn erfenis zijn persoon verre overstijgt. Hij bood niet alleen een invloedrijke wereldvisie, maar ook talloze handgrepen om het innerlijk bespreekbaar en begrijpelijk te maken. Al zijn veel van zijn ideeën inmiddels achterhaald, aangepast, aangevuld of verwaterd, Freud wees de weg in de massale afdaling naar de krochten van de menselijke geest die tijdens de twintigste eeuw werd ondernomen. In de woorden van de Nederlandse psychoanalytica Iki Halberstadt-Freud: `Zo zonder omhaal de eigen introspectie publiek maken was in zijn [Freuds] tijd nog niet eerder vertoond. Hoe bijzonder dat was, kunnen we ons in deze tijd van bekentenisdrang en zelfonthulling nauwelijks nog voorstellen.'
Brieven S. Freud/C.G.Jung. Vert. Wilfred Oranje en Paul Beers. Lemniscaat/Boom, 374 blz. f44,50 J. Bos: Een eeuw Freud. Met het oog op de geschiedenis. Boom, 200 blz. f38,55 Sigmund Freud: De psycho- pathologie van het dagelijks leven. Over vergeten, versprekingen, misgrepen, bijgeloof en vergissingen. Vert. Thomas Graftdijk. Boom, 342 blz. f44,95 Margaret Muckenhoupt: Sigmund Freud. Verkenner van het onbewuste. Vert. Janke Olthof. Boom, 159 blz. f25,-