Frits
Bruinsma, Psychiater, in: Tijdschrift voor Seksuologie, juni 2002
Pedofilie,
pedoseksualiteit, seksueel misbruik van kinderen, seksuele kindermishandeling..
ontucht met kinderen, seks met kinderen, misbruik van macht of vrijwillige seks?
Gaat het hierbij om hetzelfde en is er alleen sprake van een verschillende
interpretatie? En is het nu de media over dat 'maatschappelijk vraagstuk'
dagelijks zijn gaan berichten nog mogelijk om eventuele verschillen objectief
vast te stellen?
De
psychiater Frank van Ree heeft getracht om in de maatschappelijke polarisatie
een evenwicht te vinden. Door degenen die zich een slachtoffer van seksuele
kindermishandeling voelen, zal zijn poging worden ervaren als een-trap-na die
hen niet helpt bij de verwerking. De volwassenen die seks met kinderen hebben
zonder zich schuldig te maken aan geweld of overduidelijk machtsmisbruik, zullen
zich daarentegen meer herkennen. Wellicht heeft Van Ree gedacht om met
ogenschijnlijk objectieve informatie de publieke opinie te kunnen beïnvloeden.
Zo dat het geval is, komt dat op mij nogal naïef over. Ik ben dan ook bang dat
hij het morele gelijk tegen zich zal krijgen. En dat is jammer, want daardoor
komen we niet meer toe aan de vraag of, en zo ja in welke gevallen, er sprake is
van seksueel misbruik van kinderen, en tot welke directe en latere gevolgen dit
kan leiden.
Een
belangrijke referentie voor de stelling dat er bij
pedoseksueelcontact-zonder-geweId sprake is van vrijwillige seks zonder dat dit
later gevolgen heeft, is voor Van Ree de meta-analytische studie van Rind,
Bauserman en Tromovitch (1998). Helaas laat hij na om de nadelen te noemen van
zo'n meta-analyse gebaseerd op studies die alleen werden uitgevoerd bij
collegestudenten. (Op grond van een soortgelijk argument heeft Van Ree op
bladzijde 58 overigens wel kritiek op het onderzoek van Nel Draijer uit 1988.)
Uit
het promotieonderzoek van Sandfort uit 1988 is ons allang bekend dat met name
jongens, in dezelfde leeftijdsperiode als die van de collegestudenten, seksuele
ervaringen in de jeugdjaren - ook die met ouderen - meestal als positief
ervaren. Overigens met de kanttekening dat die jongens op één van de
vragenlijsten wel vaak aangaven last te hebben van vage psychosomatische
klachten, zonder dat zij dit in verband brachten met die eerdere seksuele
ervaringen.
Van
Ree heeft veel kritiek op de eerste inventariserende publicatie van Finkelhor
uit 1979. Voor een deel is dat terecht, bijvoorbeeld met betrekking tot het feit
dat de eerste negatieve signalen en klachten van seksueel misbruik alleen van
patiënten afkomstig waren. Overigens baseert ook Van Ree zich - behalve op de
door hem gebruikte literatuur - op eigen klinische praktijkervaringen, zonder
daar vraagtekens bij te zetten
De
aanhangers van de stelling dat er bij seksueel gedrag tussen volwassenen en
kinderen per definitie sprake is van machtsmisbruik, moeten zich de kritiek
aantrekken dat daaraan allerlei gevolgen worden verbonden zonder dat het begrip
'macht' is geoperationaliseerd en zonder dat de dynamiek van het machtsmisbruik
is aangetoond. Weliswaar hebben Finkelhor en Browne (1985) in hun traumagene
model wel een systematiek proberen aan te brengen in de verschillende klachten
en symptomen van slachtoffers - waaronder ook de cluster machteloosheid -, maar
nader wetenschappelijk onderzoek inzake de betrouwbaarheid en validiteit van dit
model heeft, voor zover mij bekend, nooit plaatsgevonden.
Van
Ree is geen seksuoloog. Dat blijkt uit de door hem beschreven casuïstiek en ook
uit zijn onduidelijkheid in het onderscheid tussenpedofilie en pedoseksualiteit.
Zo beschouwt hij pedofilie op bladzijde 16 -17 als een (erotische, en niet
seksuele?) voorkeur voor kinderen, en pedoseksualiteit als (lichamelijke) seks
met kinderen. Maar later gebruikt hij de term 'pedofilie' toch echt als
aanduiding van seksueel gedrag met kinderen en niet van de erotische of seksuele
voorkeur. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de bladzijden 60 - 65 - waar hij
schrijft over 'pedofilie' bij vrouwen -, aan bladzijde 92 - waar hij
onderzoekers verwijt geen onderscheid te maken tussen 'pedofilie' en 'efebofilie'
(in plaats van 'pedo-' en 'efeboseksualiteit') -, alsook aan de titel van het
boek. Dit is van belang, omdat aanvankelijk natuurlijk niet de pedofiele
oriëntatie een controversiële kwestie was. Dat is het pas geworden nadat de
gevolgen van pedoseksuele gedragingen duidelijk werden.
In
het laatste hoofdstuk gaat Van Ree nader in op kinderprostitutie en commerciële
kinderporno. Deze uitweiding stelt hem in de gelegenheid die verschijnselen aan
de kaak te stellen als "misbruik en uitbuiting". Van Ree rechtvaardigt
echter "pedofilie, eventueel met seksuele ervaringen" als hij op
bladzijde 125 schrijft over "de mogelijke oplossing van een verhuizing voor
dié pedofiele, parthenofiele en efebofiele mensen die toch hun verlangens
willen verwerkelijken naar een andere cultuur, waar zulke taboes niet of in veel
mindere mate bestaan".
In
onze samenleving, zo schrijft Van Ree, hangen de klachten van de kinderen bij
seks-zonder-geweld met een volwassene samen met de "geheimhouding vanwege
de consequenties binnen onze rechtsstaat en gezien de publieke opinie en
reacties". Gevolg.is dat "het kind vroeg of laat in een isolement
wordt geplaatst". Zo'n eenzijdige uitspraak over onze samenleving als
schuldige zal hem beslist niet door iedereen jn dank worden afgenomen. Daarom
zal het boek van Van Ree naar mijn mening niet bijdragen aan de door de
schrijver gewenste oplossing. De maatschappelijke polarisatie zal, zo vrees ik,
door zijn boek alleen maar toenemen.
Frits
Bruinsma, psychiater
Draijer, N. (1988). Seksueel misbruik van meisjes door verwanten, Een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gezinsachtergronden, de emotionele betekenis en de psychische en psychosomatische gevolgen. Ministerie van Sociale Zaken, Den Haag.
Finkelhor,
D. (1979). Sexually victimize dchildren. The Free Press, New Vork.
Finkelhor,
D., & A. Browne (1985). The traumatic impact of sexual abuse: A
conceptualization. American Journal of Orthopsychiatry 55: 530-541.
Rind,
B., R. Bauserman, & P. Tromovitch (1998). A
meta-analytic examination of assumed properties of child abuse using college
samples. Psychological Bulletin, 124: 22-53.
Sandfort,
Th.G.M. (1988). Het belang van de ervaring. Over seksueel gedrag in de vroege
jeugdjaren en seksueel gedrag en belevingen op latere leeftijd. Homostudies,
Utrecht.