Start Omhoog

Boekbespreking

Ree, F. van (2001). Pedofilie; een controversiële kwestie. Analyse van een maatschappelijk vraagstuk. Lisse: Swets & Zeitlinger, 146 pag., 22,45. 

Frits Bruinsma, Psychiater, in: Tijdschrift voor Seksuologie, juni 2002

Pedofilie, pedoseksualiteit, seksueel misbruik van kinderen, seksuele kindermishandeling.. ontucht met kinderen, seks met kinderen, misbruik van macht of vrijwillige seks? Gaat het hierbij om hetzelfde en is er alleen sprake van een verschillende interpretatie? En is het nu de media over dat 'maatschappelijk vraagstuk' dagelijks zijn gaan berichten nog mogelijk om eventuele verschillen objectief vast te stellen?

De psychiater Frank van Ree heeft getracht om in de maatschappelijke polarisatie een evenwicht te vinden. Door degenen die zich een slachtoffer van seksuele kindermishandeling voelen, zal zijn poging worden ervaren als een-trap-na die hen niet helpt bij de verwerking. De volwassenen die seks met kinderen hebben zonder zich schuldig te maken aan geweld of overduidelijk machtsmisbruik, zullen zich daarentegen meer herkennen. Wellicht heeft Van Ree gedacht om met ogenschijnlijk objectieve informatie de publieke opinie te kunnen beïnvloeden. Zo dat het geval is, komt dat op mij nogal naïef over. Ik ben dan ook bang dat hij het morele gelijk tegen zich zal krijgen. En dat is jammer, want daardoor komen we niet meer toe aan de vraag of, en zo ja in welke gevallen, er sprake is van seksueel misbruik van kinderen, en tot welke directe en latere gevolgen dit kan leiden.

Een belangrijke referentie voor de stelling dat er bij pedoseksueelcontact-zonder-geweId sprake is van vrijwillige seks zonder dat dit later gevolgen heeft, is voor Van Ree de meta-analytische studie van Rind, Bauserman en Tromovitch (1998). Helaas laat hij na om de nadelen te noemen van zo'n meta-analyse gebaseerd op studies die alleen werden uitgevoerd bij collegestudenten. (Op grond van een soortgelijk argument heeft Van Ree op bladzijde 58 overigens wel kritiek op het onderzoek van Nel Draijer uit 1988.)

Uit het promotieonderzoek van Sandfort uit 1988 is ons allang bekend dat met name jongens, in dezelfde leeftijdsperiode als die van de collegestudenten, seksuele ervaringen in de jeugdjaren - ook die met ouderen - meestal als positief ervaren. Overigens met de kanttekening dat die jongens op één van de vragenlijsten wel vaak aangaven last te hebben van vage psychosomatische klachten, zonder dat zij dit in verband brachten met die eerdere seksuele ervaringen.

Van Ree heeft veel kritiek op de eerste inventariserende publicatie van Finkelhor uit 1979. Voor een deel is dat terecht, bijvoorbeeld met betrekking tot het feit dat de eerste negatieve signalen en klachten van seksueel misbruik alleen van patiënten afkomstig waren. Overigens baseert ook Van Ree zich - behalve op de door hem gebruikte literatuur - op eigen klinische praktijkervaringen, zonder daar vraagtekens bij te zetten

De aanhangers van de stelling dat er bij seksueel gedrag tussen volwassenen en kinderen per definitie sprake is van machtsmisbruik, moeten zich de kritiek aantrekken dat daaraan allerlei gevolgen worden verbonden zonder dat het begrip 'macht' is geoperationaliseerd en zonder dat de dynamiek van het machtsmisbruik is aangetoond. Weliswaar hebben Finkelhor en Browne (1985) in hun traumagene model wel een systematiek proberen aan te brengen in de verschillende klachten en symptomen van slachtoffers - waaronder ook de cluster machteloosheid -, maar nader wetenschappelijk onderzoek inzake de betrouwbaarheid en validiteit van dit model heeft, voor zover mij bekend, nooit plaatsgevonden.

Van Ree is geen seksuoloog. Dat blijkt uit de door hem beschreven casuïstiek en ook uit zijn onduidelijkheid in het onderscheid tussenpedofilie en pedoseksualiteit. Zo beschouwt hij pedofilie op bladzijde 16 -17 als een (erotische, en niet seksuele?) voorkeur voor kinderen, en pedoseksualiteit als (lichamelijke) seks met kinderen. Maar later gebruikt hij de term 'pedofilie' toch echt als aanduiding van seksueel gedrag met kinderen en niet van de erotische of seksuele voorkeur. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de bladzijden 60 - 65 - waar hij schrijft over 'pedofilie' bij vrouwen -, aan bladzijde 92 - waar hij onderzoekers verwijt geen onderscheid te maken tussen 'pedofilie' en 'efebofilie' (in plaats van 'pedo-' en 'efeboseksualiteit') -, alsook aan de titel van het boek. Dit is van belang, omdat aanvankelijk natuurlijk niet de pedofiele oriëntatie een controversiële kwestie was. Dat is het pas geworden nadat de gevolgen van pedoseksuele gedragingen duidelijk werden.

In het laatste hoofdstuk gaat Van Ree nader in op kinderprostitutie en commerciële kinderporno. Deze uitweiding stelt hem in de gelegenheid die verschijnselen aan de kaak te stellen als "misbruik en uitbuiting". Van Ree rechtvaardigt echter "pedofilie, eventueel met seksuele ervaringen" als hij op bladzijde 125 schrijft over "de mogelijke oplossing van een verhuizing voor dié pedofiele, parthenofiele en efebofiele mensen die toch hun verlangens willen verwerkelijken naar een andere cultuur, waar zulke taboes niet of in veel mindere mate bestaan".

In onze samenleving, zo schrijft Van Ree, hangen de klachten van de kinderen bij seks-zonder-geweld met een volwassene samen met de "geheimhouding vanwege de consequenties binnen onze rechtsstaat en gezien de publieke opinie en reacties". Gevolg.is dat "het kind vroeg of laat in een isolement wordt geplaatst". Zo'n eenzijdige uitspraak over onze samenleving als schuldige zal hem beslist niet door iedereen jn dank worden afgenomen. Daarom zal het boek van Van Ree naar mijn mening niet bijdragen aan de door de schrijver gewenste oplossing. De maatschappelijke polarisatie zal, zo vrees ik, door zijn boek alleen maar toenemen.

Frits Bruinsma, psychiater

Literatuur 

Draijer, N. (1988). Seksueel misbruik van meisjes door verwanten, Een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gezinsachtergronden, de emotionele betekenis en de psychische en psychosomatische gevolgen. Ministerie van Sociale Zaken, Den Haag.

Finkelhor, D. (1979). Sexually victimize dchildren. The Free Press, New Vork.

Finkelhor, D., & A. Browne (1985). The traumatic impact of sexual abuse: A conceptualization. American Journal of Orthopsychiatry 55: 530-541.

Rind, B., R. Bauserman, & P. Tromovitch (1998). A meta-analytic examination of assumed properties of child abuse using college samples. Psychological Bulletin, 124: 22-53.

Sandfort, Th.G.M. (1988). Het belang van de ervaring. Over seksueel gedrag in de vroege jeugdjaren en seksueel gedrag en belevingen op latere leeftijd. Homostudies, Utrecht.

  Start Omhoog