Wie
de seksualiteit wil beheersen, moet de liefde beheersen, stelt Lex van
Naerssen. Want de meeste mensen weten heel goed waar liefde en seks elkaar
raken en waar ze niets met elkaar te maken hebben. Het is logisch dat vooral
mannen moeite met de grenzen hebben. Zij werden tot voor kort immers
nauwelijks geknuffeld, zeker niet door hun vaders of broers.
Aan het einde van de vorige en het begin van deze eeuw ontwikkelde Sigmund Freud een theorie waarin hij stelt dat de mens een seksuele drift heeft die naar ontlading streeft. Deze theorie wordt ook wel de stoomketeltheorie genoemd. Als de druk te groot wordt moet er stoom ontsnappen anders wordt de ketel vernietigd. Hoe ontsnapt de stroom en waar naar toe? Volgens Freud is het kind polymorf pervers, de stroom kan overal naar toe. Het kind streeft zonder enige remming naar lustbevrediging. De normale volwassene kanaliseert de stroom en streeft de heteroseksuele coïtus. Volwassenen die dat niet doen, werden door Freud pervers genoemd. De psychiatrie die op de Freudiaanse theorie gebaseerd was, rekende pedofilie tot de perversies. Men sprak niet van pedofielen, het ging immers om een afwijkende vorm van lustbevrediging en niet om een karakter of een persoonlijkheid.
Naast
de psychiatrie hebben we te maken met de wet. De wet, in elk geval de strafwet
in Nederland, gebruikt de hele term niet. De wet stelt leeftijdsgrenzen aan
seksueel gedrag: twaalf jaar, zestien jaar, achttien jaar. Een volwassene die
seks heeft met een persoon beneden die leeftijd is strafbaar; er wordt ook
gelet op de relatie tussen die beide personen (ouder-kind,
onderwijzer-leerling, prostituant-prostituee). Hoewel de wet geen gewag maakt
van pedofielen en pedofilie, worden volwassenen die bij zedenzaken betrokken
zijn, wel vaak met die termen aangeduid en als ze georganiseerd zijn spreekt
men van pedofiele netwerken; bijvoorbeeld bij kinderpornografie en
kinderprostitutie.
Een andere invalshoek wordt gehanteerd door mensen die in de beweging van de seksuele hervorming dan wel de seksuele emancipatie zitten. In die kringen is, ongeveer vanaf 1965, het begrip pedofilie gehanteerd als een seksuele voorkeur,de pedofiel is dan een volwassene die (bijna) uitsluitend gericht is op jongeren, zowel in fantasie als in gedrag. En pedofielen hebben, in deze visie, recht op seksuele expressie, zeker als die jongeren of kinderen dat ook willen.
De
vele discussies rond pedofilie zijn nogal onduidelijk omdat de drie genoemde
standpunten niet duidelijk onderscheiden worden, waardoor er uiteindelijk geen
chocola meer van te maken valt.
In de definiëring van psychische stoornissen die met seksualiteit
samenhangen, is in de loop der jaren nogal wat veranderd. Zo verdween
homoseksualiteit in het begin van de jaren zeventig uit het
classificatiesysteem van psychische stoornissen dat door de Amerikaanse
psychiaters werd gehanteerd, waarmee per decreet miljoenen mensen niet meer
psychisch gestoord werden verklaard. Seksverslaving is onlangs uit het systeem
van stoornissen geweerd. Telefoonseks is daarentegen weer wel een stoornis en
internetseks zal ongetwijfeld bij een volgende editie worden ingevoerd. De
strafwet houdt zich bezig met mensen die in meerdere of mindere mate de
maatschappelijke orde bedreigen, van wildplassen tot seriemoordenaars. De
Nederlandse strafwet is, als het over zedendelicten gaat, sinds het midden van
de jaren zestig voortdurend in beweging en zal dat nog wel enige tijd blijven.
Dat komt omdat men in de wet een evenwicht zoekt tussen bescherming van de
persoonlijke integriteit en het recht op seksuele zelfbeschikking. Dat maakt
de discussie over leeftijdsgrenzen zo ingewikkeld. Wanneer kan een mens zelf
zeggen wat zij/hij zelf wil?
De seksuele emancipatiebeweging houdt zich bezig met de vrijheid van de burgers om zelf te bepalen wat ze met hun lichaam doen al dan niet in consensus met anderen. Het vrijgeven van porno, de liberalisering van de abortus en de emancipatie van homoseksualiteit, behoren tot haar belangrijkste wapenfeiten. Het uitwerken van het verschijnsel pedofilie als een seksuele voorkeur heeft ooit in de context van seksuele hervorming en emancipatie plaats gehad, al ziet men daar ook de stroming die spreekt van ouder-kindrelaties of intergenerationele relaties. Met al deze drie partijen gaat het op dit moment slecht. De psychiatrie is verdeeld in biologische en sociale psychiatrie. Wetgevers en uitvoerders van de wet zijn het niet eens over de meest adequate benadering van zaken waarbij kinderen en jongeren betrokken zijn. En in de seksuele emancipatiebeweging bestaat een groeiende bereidheid om ‘devianten’ het lidmaatschap van de beweging te ontzeggen. Deze algehele sociale chaos wordt door sociologen wel aangeduid als gebrek aan sociale cohesie. Dat klopt ook wel een beetje. Toen ik in 1954, als dertienjarige, in Nederland arriveerde, was het een nogal slaperig lande en vooral een standenmaatschappij waarin bijna iedereen zijn plaats kende. Nu is Nederland een heterogene lappendeken waarin de meningen je om de oren vliegen. Persoonlijk voel ik me daar beter bij en ik ben nog steeds liever niet vrouw in Afghanistan, homoseksueel in Zimbabwe of kind in Zuidoost Azië, sociale cohesie of niet. Het is voor mij ook wel duidelijk waar ik in deze Nederlandse lappendeken sta. Als klinisch-psycholoog heb ik een wat ambivalente houding tegenover het classificatiesysteem van seksuele stoornissen in de psychiatrie. Met wat we tegenwoordig over de hersenen weten, zou het systeem helemaal overboord moeten worden gezet.
Een goed systeem houdt rekening met de indeling in mentale functies: denken, geheugen, emoties en leidt daaruit stoornissen af. Als burger, die om de vier jaar zijn stem uitbrengt, ben ik teleurgesteld over de discussies over de zedenwetgeving van de laatste tien jaar. Men sleept zich van de ene affaire naar de andere en ontwijkt de belangrijkste problemen rond seks in de wet: incest, prostitutie en vrouwenhandel. Als sympathisant van de NVSH (vereniging voor seksuele hervorming) en het COC (de belangenvereniging voor homoseksuelen) heb ik heimwee naar de tijden toen het nog ergens over ging. Het gekibbel over pedofilie als seksuele voorkeru met recht op ex[pressie irriteert me. Heb ik als biseksueel recht op seks met vrouwen en mannen? Dat hangt natuurlijk van die vrouwen en mannen af, niet van mijn voorkeur. Heb ik als pedofiel recht op seks met kinderen? Dat hangt natuurlijk van die kinderen af. En wat zijn dat voor kinderen?
De
psychiatrie ziet de normale ontwikkeling van een kind in gevaar komen door een
aantal biologische en sociale factoren. Er zijn psychische afwijkingen bij een
kind die overduidelijk voor een groot deel genetisch bepaald zijn, zoals
zwakbegaafdheid en autisme. Er zijn sociale factoren die de geestelijke
gezondheid van het kind bedreigen zoals armoede en oorlog. Door gebrek aan
goede voeding zullen miljoenen kinderen als volwassenen een lagere
intelligentie hebben dan hun genen mogelijk maakten. Door armoede worden
miljoenen kinderen gedwongen tot kinderarbeid, prostitutie en criminaliteit.
Door burgeroorlogen raken vele kinderen in depressies en angsten. Het is de
taak van psychiatrie om daarin, waar mogelijk, veranderingen te brengen. Het
geld dat nu besteed wordt aan medicamenteuze behandeling van ‘pedofielen’,
en aan elektroshocks en dergelijke, kan beter voor andere doeleinden besteed
worden. Want de effecten van dit soort behandelingen zijn ook nog een dubieus.
Wat de
rechtsorde betreft zijn er verschillende problemen. De huidige wetgeving
garandeert kinderen een goede bescherming, maar uiteindelijk kan die
bescherming niet echt effectief zijn tegenover seksueel misbruik door ouders
en bekenden. Het gezin is, statistisch gezien, de meest gewelddadige omgeving
die we kennen. Fysieke en psychische mishandeling zijn mogelijk zonder dat de
omgeving kan ingrijpen. Hetzelfde geldt, in mindere mate, voor basisscholen
waarin ook kinderen elkaar terroriseren. Ook daar hebben we geen echte
oplossingen voor. Daarnaast is er, de zaak Dutroux is daar een voorbeeld van,
bij de opsporing en vervolging geen duidelijk beleid bij politie en justitie.
In Nederland lijkt de situatie beter dan in België, maar het is een fragiel
en gradueel verschil. Wat de seksuele bewegingen betreft, die houden zich
meestal ver van de seksualiteit van het kind. De sociale positie van vrouw en
de homoseksueel zijn uitputtend behandeld, die van kinderen komt niet veel
verder dan algemene theorieën die geen praktische consequenties hebben.
Noch de psychiatrie, noch het recht, noch de emancipatiebewegingen beschermen het kind echt in haar psychoseksuele ontwikkeling. Ik zou willen dat dit een opinie was, maar het is helaas een feit. De pedofiel is in deze situatie een zondebok, die ‘normale’ volwassenen afleidt van hun primaire verantwoordelijkheid: er voor zorgen dat de fysieke en psychische gezondheid van jongen mensen gegarandeerd is. Hoe staat dat met de seksualiteit van het kind? Het is vreemd dat er zo weinig mensen op gewezen hebben dat de eerste liefdesrelaties van het kind een pedofiele structuur hebben. Freud ging ons voor. En al geloven er niet veel mensen meer in de universaliteit van het oedipuscomplex, er zijn voldoende bewijzen voor de stelling dat voor het kind de primaire liefdesrelatie, een relatie met een volwassene is die zich onder andere uit in een lichamelijke hechting; kussen, knuffelen en stoeien. Al vrij snel, maar wel als de basis voor emotionele binding al gelegd is, volgen liefdesrelaties met leeftijdsgenoten. Vanaf het vierde, vijfde levensjaar wordt er lichamelijk contact met hen nagestreefd. Nog later, zo rond het twaalfde, komt daar een zekere partnerselectie bij. Niet iedereen doet het met iedereen, men doet het met iemand die er leuk uitziet, betrouwbaar is en afhankelijk van de sekse, voldoet aan bepaalde specifieke sociale eigenschappen. Het kind en de jongere streven niet, zoals Freud dacht, naar seksuele lustbevrediging maar naar fysiek contact dat als prettig wordt ervaren.
Als de
seksuele revolutie van de jaren zestig iets heeft teweeggebracht dan is het
dat we daar nu normaler over doen dan in de eerste helft van deze eeuw. In
deze ontwikkeling hoeft het kind niet beschermd te worden. Het geeft al
geleerd wat bescherming is in de relatie met de ouders. Wat mij bij een aantal
van mijn cliënten is opgevallen, is dat ze in hun eigen jeugd zo’n primaire
liefdesrelatie hebben moeten missen en dat ze daardoor, niet zelden met een
zekere wanhoop, zoeken naar grenzen tussen seks en liefde. Bij een normale
ontwikkeling is dat niet zo, de meeste mensen weten heel goed waar liefde en
seks elkaar raken of samenvallen een waar ze niets met elkaar te maken hebben.
Het is ook niet zo vreemd dat vooral mannen zo’n probleem hebben met die
grenzen; die werden tot voor kort
in hun vroege jeugdjaren zelf nooit geknuffeld, laat staan door hun vader of
oudere broers. En bij sommige vrouwen ziet men hetzelfde, die leerden in hun
vroege jeugd niet wat liefde maar wel wat seksueel misbruik was.
Het
probleem van de pedofiele geaardheid, ik spreek hier van pedofiele fascinatie,
is dat door een volwassene naar die grenzen wordt gezocht bij een kind. Of
door zelf in een relatie een kind te wroden. Een extreem voorbeeld is het
zogenaamde luier-fetisjisme, waarbij een volwassen man in een seksueel contact
letterlijk een baby speelt. Een ander opvallend verschijnsel bij mijn
mannelijke clienten is dat ze zelden alleen gefanscineerd zijn door kinderen
maar ook experimenteren met sadisme, masochisme, exhibitionisme, voyeurisme,
telefoonseks en pornografie. Ze zijn in Freudiaanse termen nog steeds polymorf
pervers. Dat is bij een volwassene een psychische stoornis die gecombineerd is
met een grote subjectieve lijdensdruk. Het is ook heel moeilijk behandelbaar,
zelfs bij jonge mannen van zestien tot vijfentwintig. Deze mannen hebben geen
pedofiele geaardheid of fascinatie of identiteit. Ze hebben geen seksuele
identiteit, seks heeft voor hen geen duidelijke betekenis.
Identiteitsverwarring kan in een enkel geval ook gepaard gaan met pure
kwaadaardigheid, de wraak op een gemiste jeugd en het uitleven daarvan op
weerloze kinderen. In mijn praktijk kwam dat niet veel voor, maar de variant
bestaat. Daarnaast zijn er ook pedofielen in de zin die de huidige psychiatrie
eraan geeft: een langdurige exclusieve seksuele en erotische fascinatie voor
kinderen beneden de dertien jaar. Daar zit niet een psychiatrisch, maar een
maatschappelijk probleem. Het mag niet en het zit er, na bijna dertig jaar
discussie over de zedenwetgeving, ook niet in dat het in de toekomst wel mag.
Dat probleem moeten we als samenleving humaan oplossen en niet door het
stigmatiseren en registreren van deze mensen. Wie de seksualiteit wil
beheersen moet de liefde beheersen. Beide zijn sterke emoties, maar normaal
gesproken leren mensen het eerste met de liefde omgaan. Er is bij therapeuten,
vooral uit forensische hoek, een sterke tendens om tegenwoordig bij
behandeling van seksuele delinquenten de slogan ‘no cure but control’ te
hanteren. Dat mag waar zijn voor mensen die gewelddadige contacten hebben met
vrouwen en kinderen. Het is een zinloze benadering bij mannen die niet
gewelddadig zijn, maar vooral ongelukkig. Uit mijn ervaring weet ik dat het
sociaal werk hier een betere aanpak heeft dan de psychiatrie.
Lex
van Naerssen
Dr. A.X. van Naerssen is universitair
hoofddocent in de klinische psychologische aspecten van de seksualiteit aan de
Universiteit van Utrecht.