door Coen Simon
Trouw, 2003-01-07
Over
Religie en erotiek, Balanceren tussen liefde en lust
KSGV-publicatie
(bijdragen Cas Wouters, Frans Vosman, Marjo Buitelaar e.a.
ISBN 9075886209 €13,90.
De dubbelzinnigheid van de seksualiteit: altijd maar weer op zoek naar het evenwicht tussen liefde en lust, daar waar het dierlijke en persoonlijke elkaar raken. En de loskoppeling van seks en voortplanting sinds de jaren zestig heeft de ambivalentie op de spits gedreven.
'Bekijk de photo's van het strandleven maar eens,'' moppert een cultuurcriticus in de jaren dertig. ,,Op zichzelf beschouwd volkomen onschuldig, maar fataal in hun effect, omdat ze, door gebrek aan afstand en eerbied, de liefde hoe langer hoe meer berooven van de poëzie, van den fijnen innerlijken bloei en van geestelijken inhoud. Ze wordt hoe langer hoe meer tot niets dan instinct of tot dubbelzinnige vriendschap.''
In de ogen van deze criticus was met de eerste emancipatiebeweging in de roaring twenties voor de seksen veel gewonnen aan wederzijds begrip, maar helaas vooral 'veel verloren aan geluk'.
Wat voor dubbelzinnigheid en instinctief gedrag moeten man en vrouw nu dan wel niet het hoofd bieden, zonder 'photo's van het strandleven' maar wel met meer dan levensgrote foto's voordelig geprijsde badmode en lingerie open en bloot in de bushokjes. En aan de ongemakkelijke houdingen van de modellen te zien, komt de zinnenprikkeling niet slechts voort uit the eye of the beholder.
Ja, de tijden zijn veranderd. Het is niet per se van deze tijd dat vrouwelijk schoon tot 'consumeren' moet aanzetten, maar wel dat die schoonheid als steeds ondubbelzinniger naakt verschijnt. Onze lustbeleving 'gaat met zijn tijd mee', kun je zeggen. Ondanks vriendelijke waarschuwingen van de kijkwijzer-icoontjes verschuift de beleving en wordt meer 'seks en geweld' op tv steeds normaler. Of ze nu direct tot immorele buitensporigheden leiden of niet, ze voeden in elk geval een niet aflatende normen-en-waardendiscussie tussen de conservatief en de liberaal denkende mens.
Het cultuurfenomeen Marlène Dietrich verdedigde het 'oudste beroep van de wereld' in diezelfde jaren dat de liefde van de poëzie zou worden beroofd en zij deed het met het liederlijke argument: ,,Een land zonder bordelen is als een huis zonder badkamer''.
Dat seksuele normen en waarden onuitputtelijk voer blijven voor de oudste discussie ter wereld wil niet zeggen dat de discussie zinloos is. Volgens de Engelse conservatieve filosoof Roger Scruton, is seks zelfs ,,de toetssteen voor elke serieuze moraalfilosofie''. En daar kan hij wel eens gelijk in hebben. Want seks, redeneert Scruton,
"is het gebied waarop het dierlijke en het persoonlijke elkaar ontmoeten, en waarop de botsing tussen de wetenschappelijke en de persoonlijke visie op de dingen zich het sterkst doet voelen.''
In het seksuele verlangen wordt de mens prangend geconfronteerd met zijn tweeslachtige aard, die cultuur én natuur belichaamt. Het seksuele genot kan niet op dezelfde natuurlijke wijze worden geconsumeerd als een boterham. Hoe afgelikt ook, liefde wordt altijd bedreven in een reactie op een ander.
Het genot, benadrukt Scruton, is immers door de aanraking van één ongewenste vinger om zeep te helpen. En dat komt niet door die vinger, maar door de persoon die eraan vastzit. In de menselijke seksualiteit doet niet alleen de natuur van een lustobject ertoe, maar ook altijd zijn of haar cultuur, dat wat diegene tot persoon maakt.
Omdat cultuur altijd aan verandering onderhevig is, veranderen daarbij ook de 'personen' die het seksueel met elkaar moeten zien uit te houden. De anticonceptiepil kon in één klap de man van toekomstig vader tot ongecompliceerde sekspartner maken.
Het is vanwege dit constante veranderen van de cultuur, dat de eeuwige discussies over zeden en lichte zeden nooit definitief kunnen worden beslecht.
Het Katholieke Studiecentrum voor Geestelijke Volksgezondheid (KSGV) sloot onlangs aan bij de onuitputtelijkheid van het onderwerp door zijn essaybundel, 'Religie en erotiek', de ondertitel 'balanceren tussen liefde en lust' mee te geven.
In een van de bijdragen in de bundel, naar aanleiding van het KSGV-jaarcongres schetst socioloog Cas Wouters, met dertig jaargangen van het vrouwentijdschrift Opzij in de hand, onze grillige zoektocht naar een 'bevredigende lustbalans'. Het gejammer over de aanstootgevende 'photo's van het strandleven' is een voorbeeld uit zijn onderzoek.
Wouters laat ermee zien dat de beleving van seksualiteit in een samenleving steeds heen en weer slingert tussen een verlangen naar de liefde en een angst voor de lust. Het verlangen naar liefde ontstaat doordat de vrijgekomen lust, na een verschuiving van een seksueel taboe om nieuwe spelregels vraagt. (Op de 'seks-om-de-seks' periode volgde een roep om 'zachte seks')
Vrijheid op seksueel gebied maakt niet alleen gelukkig maar roept ook altijd angsten op. Denk aan de grote vrijheid die we tegenwoordig hebben in het kiezen van een partner. Dat lijkt fijn, maar dan is het wel je eigen schuld als je niet de goede partner hebt. Voor de hand ligt dan nu de behoefte om weer ouderwets te trouwen. En zo ontstaat het door Wouters bedoelde slingeren tussen veilige liefde en vrije lusten. Maar in dit geslinger lijkt de balans toch steeds vaker door te slaan naar de negatieve kanten van de bevrijding.
Wouters:
"Tegelijk met de vermindering van ongelijkheid en het krachtiger worden van gelijkheidsidealen zijn intieme verhoudingen meer afhankelijk geworden van ieders zelfregulering.''
En het sombere resultaat:
"Meer verlangens, meer strijdige verlangens en dus per saldo minder vervulling of bevrediging ervan... tenzij mensen er (opnieuw) in slagen om met de contradicties op speelse manieren om te gaan.''
Het is te horen: Wouters heeft zijn twijfels.
De loskoppeling van seks en voortplanting in de afgelopen dertig jaar heeft de ambivalente aard van de seksualiteit op de spits gedreven. De 'natuur' is er nagenoeg uit verdwenen en seks is verworden tot ieders eigen 'culturele' project. En daarin schuilt waarschijnlijk het grote probleem, niet in de diepte van het decolleté, maar in de diepe kloof tussen de natuurlijke en de culturele kant van 'het nummertje'. Want als ieders seksualiteit een individueel project is, dat alleen hij of zijzelf tot een bevredigend einde kan brengen, dan is goede seks een niet te volbrengen utopie. Seks is niet cultureel maakbaar, maar blijft altijd afhankelijk van natuurlijke grillen.
Wouters wijst in dat verband ook op de steeds grotere behoefte aan 'ongecompliceerde seks' van de prostitutie en de one-night stand, naast de veeleisende 'goede seks in een goede relatie'. Deze pessimistische feiten geven conservatieven als Scruton romantische poten om op te staan. Het terug willen van oude seksuele gewoonten heeft in hun ogen dan ook niets met een conservatieve angst voor de lust te maken. Volgens hen kunnen alleen huwelijkse voorwaarden goede seks garanderen.
Dat het theoretisch in elk geval niet gemakkelijk is om uit de culturele spagaat tussen hoer en huwelijk te stappen, wordt duidelijk in het vuistdikke 'The Philosophy of Sex', een essaybundel onder redactie van de Amerikaanse professor Alan Soble (zelf al bijna dertig jaar bezig is met deze eigenaardige tak van de filosofie). Behalve het verweer tegen de aanvallen van prostitutie as such is er de bijdrage van Irving Singer, die een poging doet aan de moralisering van seks een einde te maken. Wie seks ziet als iets wat hoe dan ook door dwingende regels beteugeld dient te worden kan voor hetzelfde geld in een huwelijk als bij de hoeren terechtkomen.
Voor de achttiende-eeuwer Immanuel Kant bijvoorbeeld was seks een zelfzuchtige bedoening, die alleen aan de strakke teugels van een huwelijk niet tot excessen leidt. Kerkleraren als Augustinus en Thomas van Aquino stonden prostitutie juist oogluikend toe, om het zuivere huwelijk te redden.
Wie over normen en waarden van ons seksuele gedrag wil praten moet, volgens Irving,
"seks zien als een van de manieren waarop een mens contact zoekt, en communiceert met een ander''.
En zo'n ander zie je nu eenmaal nooit alleen als een lichaam, maar ook als een persoon.