door Gerard Spong en Oscar Hammerstein, VN 29 september 2001
De Nederlandse
overheid maakt misbruik van haar macht. Ze knaagt aan de mensenrechten.
Onder het mom van handhaving van rust en orde.
'Vooral het recht op privacy moet het ontgelden'
0p 4 november 1950 werd in het Palazzo Barberini in Rome het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) ondertekend. De opstellers beschouwden de bescherming van de individuele vrijheid tegen machtsmisbruik door de overheid als de belangrijkste doelstelling van het verdrag. De Franse afgevaardigde Teitgen bracht in dit verband de onheilspellende woorden van Montesquieu in herinnering: 'Wie macht heeft, is geneigd daar misbruik van te maken.'
In Nederland was het verdrag de eerste vijfentwintig jaar vooral een 'sleeping beauty'. In de late jaren zeventig kwam daar verandering in. Sinds die tijd gaat er vrijwel geen (straf)proces voorbij of artikel 6 EVRM - waarin de minimumvoorwaarden voor een eerlijk proces geformuleerd zijn - komt ter sprake. Ook op andere onderdelen van het verdrag is nu een gestage erosie van de mensenrechten zichtbaar. Het gevaar dreigt van twee kanten. Aan de ene kant schenden politie en justitie de mensenrechten keer op keer, en leggen rechten zo zuinig mogelijk uit Aan de andere kant vaardigt de wetgever een stroom dubieuze wettelijke voorschriften uit Vooral het recht op privacymoet het ontgelden, maar ook het recht op ~en eerlijk proces staat onder druk.
Zo zijn we kennelijk al gewend aan de onmenselijke situatie van gedetineerden in de Ebi in Vught - de penitentiaire inrichting waar ieder menselijk contact tot vrijwel nul is gereduceerd. De nieuwe Wet bijzondere opsporingsmethoden (van 27 mei 1999) laat van het recht op privacy weinig over. Er zijn nu ruime mogelijkheden om kijkoperaties uitte voeren, telefoongesprekken, faxen, en e-mail verkeer af te tappen en zelfs vertrouwelijke gesprekken tussen een advocaat en zijn cliënt met een richtmicrofoon af te luisteren. Omstreden opsporingsmethoden die aanleiding waren voor een parlementaire enquête, worden een paar jaar later door de leden van de Tweede Kamer zonder weerstand tot wet.verheven. Zelfs zonder verdachte te zijn, kan iemand in het geheim maandenlang geobserveerd worden.
Ook de omkering van de bewijslast in de zogenaamde pluk-ze-zaken (het ontnemen van wederrechtelijk voordeel) en de weigering om een vrijgesproken verdachte een recht op schadevergoeding en vergoeding van de rechtsbijstand toe te kennen, is zorgelijk. Steeds vaker worden strafzaken met behulp van deskundigen beslecht. Het openbaar ministerie kan naar eigen goeddunken deskundigen raadplegen, maar de rechter wil niets weten van een recht op contra-expertisevoor de verdachte. Hier is sprake van ongelijkheid van wapenen.
Zo gretig als de .wetgever de vele, door de enquêtecommissie Van Traa bekritiseerde, opsporingsmethoden heeft gelegaliseerd, zo indolent is hij als het gaat om de legalisering van de mensenrechten. Een wettelijk voorschrift waarin een berechting binnen een redelijke termijn wordt gegarandeerd, is er nog altijd niet. En in Nederland wordt, in tegenstelling tot vele andere landen, niet aanvaard dat het recht op bijstand van,een raadsman ook van toepassing is bij een (eerste) politieverhoor. Juist in die fase worden vaak belangrijke beslissingen genomen. Bovendien wordt, door de bureaucratisering in huizen van bewaring en gevangenissen, een bezoek van een advocaat aan een gedetineerde cliënt erntig bemoeilijkt. Het vergaren van dna-profielen van iedereen die tot een gevangenisstraf van vier jaar of meer is veroordeeld, vormt een aanzienlijke uitholling van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam en het recht op privacy.
Op wetgevend niveau doet zich voor de burger een andere angstaanjagende ontwikkeling voor. In het wetsvoorstel van 17 september 1999 tot wijziging van de gemeentewet wordt voorgesteld om de 'figuur' van de 'bestuurlijke ophouding' in te voeren. Dat betekent dat een burgemeester de bevoegdheid krijgt om in het kader van de handhaving van de openbare orde -groepen mensen vast te houden. Het maakt daarbij niets uit of een burger zich toevallig in een groep demonstranten ophoudt. Met dit voorstel warden het recht op persoonlijke vrijheid van de burger(artikel 5EVRM) en het recht op vereniging en vergadering aangetast. Dit juridische wapen zal zeker in stelling warden gebracht bij het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima op 2 februari aanstaande.
In het verlengde hiervan ligt het preventief fouilleren zonder verdenking van een strafbaar feit zullen burgers gefouilleerd kunnen warden. Het is duidelijk dat hier voornamelijk gebruik van zal warden gemaakt tegen betogers en iedereen die er niet gezagsgetrouw uitziet, zoals op dit moment Arabisch uitziende mensen van wie vermoed wordt dat ze terroristen zijn. De prijs voor veiligheid en ordehandhaving is dus het inleveren van het recht op privacy en persoonlijke vrijheid.
In het EVRM is het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer omschreven. Daar valt ook de mogelijkheid om als homo te leven onder. Maar dit recht op privacy is plotseling niet meer geldig als het recht op vrijheid van godsdienst in het geding is. De Hoge Raad heeft op 9 januari 2001 in de strafzaak tegen het Tweede-Kamerlid Leen van Dijke een ingrijpende beslissing genomen. Als je het maar in de context van je godsdienst doet, mag je, op grond van dit arrest, homo's straffeloos beledigen.
De Hoge Raad heeft kennelijk over het hoofd gezien dat ook onze mohammedaanse medeburgers van deze vrijheid gebruik kunnen maken. De strafrechtelijke vervolging van de .Rotterdamse imam ElMoumni, waar een belangrijk deel van de samenleving om vraagt, wordt door de ondoordachte beslissing van de Hoge Raad bemoeilijkt. Het valt te vrezen dat homo's. in toenemende mate het slachtoffer zullen worden van quasi-religieuze, kwetsende uitlatingen.
Vaak wordt in dit verband beweerd dat hier sprake zou zijn van een botsing tussen twee grondrechten: dat van vrijheid van godsdienst en het recht op privacy. Maar dat is niet zo. De tegenstelling is vals. Het recht op vrijheid van godsdienst wordt namelijk niet aangetast als van de godsdienstuitdragers wordt verlangd dat zij hun beledigende taal voor eigen parochie bewaren. In hun eigen kerk of moskee zijn ze vrij om hun, voor anderen kwetsende, godsdienstopvattingen te uiten.
In een samenleving waarin de rechtsstaat stevig is verankerd, zal justitie degenen die de mensenrechten (zoals het recht op leven; artikel 2 EVRM) aantasten, strafrechtelijk vervolgen. Overheden die rechten in gevaar brengen, dienen hier geen uitzondering op te zijn. In een zichzelf respecterende rechtsstaat kan niet aanvaard worden dat de staat zich aan opzettelijke levensberoving schuldig maakt. Strafrechtelijke vervolging van de Volendamse en Enschedese gemeente wegens dood door schuld is dus niets meer of minder dan het respecteren van het belangrijkste mensenrecht.
Zolang de Hoge Raad blijft vasthouden aan zijn veel bekritiseerde Pikmeer-arrest, waarin kortweg is beslist dat een overheid alleen vervolgd kan worden voor handelingen zolang die geen exclusieve overheidstaak behelzen, is maar een conclusie mogelijk: het recht op leven krijgt niet de bescherming die het verdient.
Het recht op privacy lijkt een van de meest bedreigde mensenrechten. Het is een enigszins vaag recht, omdat het zich uitstrekt over tal van persoonlijke leefgebieden. Het omvat het privé-leven in al zijn facetten: gezins- en huiselijk leven, fysieke en morele integriteit en identiteit, eer, vrijwaring van publicatie van persoonsgebonden gegevens en bescherming van zulke gegevens. Het seksuele leven, medische gegevens, zaken als euthanasie, abortus, maar ook de vrijheid om zich te verplaatsen vallen eronder.
Ook hier moet gewaarschuwd worden voor een valse tegenstelling. Meer veiligheid wordt, anders dan de overheid vaak beweert, niet verkregen door een deel van de privacy op te offeren. Aanvullende terroristenwetgeving is volstrekt overbodig en creëert slechts een schijnveiligheidsgevoel.
Via strafbaarstellingen als het plegen van voorbereidingshandelingen, deelname aan een criminele organisatie, de wapenwetgeving, is een potentiële terrorist op dit moment al voor vele jaren in de gevangenis op te bergen.
Uit het voorgaande komt het beeld naar voren van een overheid die onder het mom van criminaliteitsbestrijding en het handhaven van rust en orde haar macht misbruikt door de mensenrechten uit te hollen. Dat doet zich zowel op uitvoerend, recht sprekend en wetgevend niveau voor. De drie machten mogen dan volgens het idee van Montesquieu gescheiden zijn, diens waarschuwing: 'Wie macht heeft, is geneigd daar misbruik van te maken'; is nog steeds actueel.
Gerard Spong en Oscar Hammerstein zijn strafpleiters.