Femke Halsema
GroenLinks Magazine, juli 2001
In de marge van de grote politieke onderwerpen zoals de WAO, het rekeningrijden en beledigde imams, voltrekt zich een piepklein politiek debat. Nee, ik moet preciezer zijn. Ongemerkt en eigenlijk zonder enig politiek debat, lijkt het parlement akkoord te gaan met de strafbaarstelling van 'virtuele kinderpornografie'. Misschien denkt u: terecht dat hieraan geen aandacht wordt besteed. Ik realiseer me dat een politicus die op de barricade klimt tegen uitbreiding van de strafbaarheid van kinderporno snel zakt in de populariteitsindexen. Toch wil ik het er niet bij laten.
Het verschijnsel virtuele kinderpornografie danken wij aan de voortschrijdende technologie. het gaat om kinderpornografische afbeeldingen gemaakt met computermanipulaties. Soms zijn de hoofden van bestaande kinderen uit postordertijdschriften op niet-bestaande lichamen geplakt. Soms zijn de afbeeldingen helemaal gefantaseerd en bestaan de afgbeelde kinderen niet.
Het Openbaar Ministerie dat belast is met de vervolging van het bezit en de verspreiding van kinderpornografie heeft moeite om echt van onecht kindermisbruik te onderscheiden. De nieuwe strafbaarstelling dient dan ook om de bewijsproblemen van het OM te verminderen. Als het wetsvoorstel de kamer passeert dan is kinderpornografie in de toekomst altijd strafbaar, ongeacht of er kinderen zijn misbruikt of niet.
En hier begint mijn probleem. Dat kindermisbruik harde bestraffing verdient behoeft geen betoog. Dat de commerciële exploitatie van kindermisbruik zo mogelijk nog verwerpelijker is, staat buiten kijf. Maar in beide gevallen gaat het om misbruik van kinderen: seksuele handelingen waartegen het kind zich niet kan verzetten.
Bij virtuele kinderpornografie is er iets anders aan de hand. Als de maker het hoofd van een bestaand kind gebruikt voor pornografische handelingen dan tast hij de privacy aan en verdient hij bestraffing voor misbruik van het beeldrecht van dat kind. De wet kent daartoe al een strafbepaling. Maar als een maker pornografische handelingen met een niet bestaand kind fantaseert, moet hij dan ook bestraft worden? Markies de Sade heeft de meest gruwelijke seksuele handelingen beschreven met volwassenen, dieren en kinderen. Nabakov heeft gedetailleerd opgeschreven hoe de hoofdpersoon de liefde bedrijft met de minderjarige Lolita. Naar de maatstaven van de huidige seksuele moraal gemeten hoeven beide auteurs op weinig sympathie te rekenen. Toch zal niemand het in zijn hoofd halen om deze boeken te verbieden. De boeken behoren zelfs tot de wereldliteratuur.
Werkelijke kinderpornografie is allesbehalve kunst. Maar virtuele kinderpornografie heeft gemeenschappelijk met deze twee boeken dat het een product is van de menselijke fantasie. En de menselijke fantasie, hoe gruwelijk en verdorven ook, zou wat mij betreft niet strafbaar mogen worden gesteld.
Wel verdient het OM hulp als zij de commerciële exploitatie van kindermisbruik probeert te vervolgen. Ik kan me voorstellen dat de bewijslast in de toekomst wordt omgekeerd. Niet langer hoeft het OM de bewijzen te leveren, maar de maker van kinderpornografie moet aantonen dat hij kinderen heeft gefantaseerd en niet heeft misbruikt. Kan hij dit aantonen, dan gaat hij vrijuit. Kan hij dit niet, dan hangt hij. Wat denkt u hiervan?
f.halsema@tk.parlement.nl
Femke Halsema is Tweede Kamerlid [van GroenLinks].