Frits Abrahams, Column, NRC 29 juni 2004
Voor het eerst in de voetbalgeschiedenis betraden kinderen na afloop van een belangrijke,
internationale wedstrijd het veld. Het gebeurde na Nederland-Zweden op het Europees kampioenschap in Portugal. Op de televisie zagen we
vooral het zoontje van keeper Van der Sar, uit latere beelden bleek dat het halve elftal zijn kinderen had laten overkomen.
Leuk. Geschikt voor vertederende plaatjes in de media - zijn die tenminste nog ergens goed voor. Bovendien was de
afloop reuze feestelijk. Pa kan de beslissende penalty ook missen, waarna het volk op de tribune hem overdrachtelijk verscheurt, maar daar hebben we de jeugdpsychiater voor.
Interessant is vooral de trend die hier zichtbaar werd. Die trend zou ik willen noemen: de we-nemen-ons-kind-overal-mee-naar-toe-gewoonte.
Waar je ook komt, overal zie je kinderen opduiken. Presentaties, recepties, feesten,
voorstellingen, rouwplechtigheden - het kind wordt onder de arm meegenomen en liefst op de eerste rij gestald.
Het gebeurt in de eerste plaats om praktische redenen,vermoed ik. Je partner valt uit, het lukt niet meteen een oppas te vinden en je wilt toch naar die bijzondere bijeenkomst toe.
Misschien hebben ouders ook meer dan vroeger de behoefte hun kind te showen. Het hebben van kinderen was ooit een vanzelfsprekendheid, nu wordt het meer gezien als een verdienste waar je trots op kunt zijn, ook omdat het kan verwijzen naar een stabiele relatie.
Een en ander kan grote gevolgen hebben voor de bijeenkomsten waar het kind onder de gasten is. Dit geldt in het bijzonder voor de sprekers op dergelijke bijeenkomsten.
De spreker heeft thuis, terwijl zijn eigen kindertjes veilig op bed lagen, een fraaie redevoering voorbereid. Alles zit op zijn plaats: de kwinkslagen, de ernstige noten, de ontroerende anekdotes. De spreker gaat voor de spiegel staan en repeteert zijn redevoering nog eenmaal. Hij geniet van zichzelf. Hij beseft dat hij in zijn binnenste een talent koestert dat voor de buitenwereld te lang verborgen is gebleven.
De grote dag is aangebroken. Daar staat hij dan, het gehoor aan zijn voeten.
Hij heeft zijn eerste zinnen uitgesproken als ergens vooraan een heldere kinderstem opklinkt. De omstanders reageren vertederd. Aardig, zo'n kindje op zo'n serieuze bijeenkomst. De spreker lacht ook geamuseerd en zet zijn verhaal voort.
Hij kan nog niet voorzien dat een zware worsteling begonnen is. Het kind onderbreekt hem om de haverklap, het bauwt telkens zijn laatste woorden na of begint zomaar een jengelend gesprek met het plafond. De vader en/of moeder staat erbij en doet niets.
De spreker is machteloos. Een cabaretier zou er zijn voorstelling vooronderbreken, met woedende spot, maar de spreker moet het gezellig houden. We zijn hier immers met z'n al1en lankmoedig onder elkaar. Dus staat de spreker nog een kwartiertje te sterven, terwijl niemand ingrijpt.
Sprekers van Nederland, neem voortaan een scherp geslepen bijl mee naar uw spreekbeurten,en aarzel niet de ouders van lastige kinderen te doorklieven. Stop daarna hun kindertjes lekker onder de wol.