Start Omhoog

Rudi van Dantzig

door Arjan Visser 2002-07-06, Trouw

Rudi van Dantzig (Amsterdam, 1932) is choreograaf. Van 1968 tot 1991 was hij artistiek leider bij het Nationaal Ballet. In 1986 publiceerde hij 'Voor een verloren soldaat', de literaire neerslag van een verhouding die Van Dantzig op twaalfjarige leeftijd had met een Canadese soldaat. Het voornemen om een retrospectief programma van zijn werk samen te stellen - inmiddels door het Nationaal Ballet uitgevoerd - viel, door een wrang toeval, samen met het moment waarop bij Van Dantzig lymfeklierkanker werd geconstateerd.

1. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben

,,Later, veel later pas, ben ik gaan nadenken over de vraag waartoe wij hier op aarde zijn, maar ik heb er geen antwoord op gevonden. We zijn erop gezet, dat is alles. Ik begrijp wel waarom mensen uitleg willen geven aan stormen, aan ziekte, aan dood, aan alles wat ons overkomt -en het geeft, hoop ik, ook een groot gevoel van veiligheid een bestemming te kennen - maar mij lukt het niet. Ik krijg brieven van mensen die kruidenvrouwtjes en gebedsgenezers aanbevelen, maar ik vertrouw alleen mijn eigen dokter. 

Laatst kreeg ik twee mensen van het Leger des Heils op bezoek. Ze waren alleraardigst. Toen ze hoorden dat ik kanker had, werden ze nog hardnekkiger in hun overtuiging dat God mij zou kunnen helpen. Ik zei: 'Geloof me nou, waar jullie op hopen, zal niet gebeuren'. Ik ben nuchter, net als mijn ouders. Ik geloof niet in een hiernamaals en áls er een God bestaat, dan zal hij zeker waardering hebben voor mijn wankelmoedigheid. Ik heb gezocht, ook al kon ik het niet vinden. Ik heb het geprobeerd. Zal Hij dan zeggen: blijf jij maar buiten staan?''

2. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is

,,Kijk, hier hangt Jezus. Hij mist een armpje en zijn hoofdje heb ik al een paar keer vast moeten lijmen. Het is eenvoudig en onbeholpen, overweldigend mooi.''

3. Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken

,,Het was niet zozeer de opvoeding; ik deed gewoon mijn ouders na. Zij rookten niet, ik rookte niet. Zij dronken niet, ik dronk niet. Zij vloekten niet, ik vloekte niet. Ik was een volgzaam kind.''

4. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

,,Ik ging vroeger wel eens naar de katholieke kerk op de Admiraal de Ruijterweg. Het licht dat er naar binnen viel, de beelden, maar vooral ook de stilte in die mooie ruimte vond ik indrukwekkend. Ik kom nog steeds graag in een kerk, maar dan het liefst op plek waar het geloof met passie wordt beleden.''

5. Eer uw vader en uw moeder

,,In het laatste jaar van de oorlog kwam iemand van Fokker - het bedrijf waarvoor mijn vader werkte, ook al was hij in die tijd min of meer ondergedoken - bij ons langs om te vertellen dat er een auto met 'Fokker-kinderen' naar Friesland zou vertrekken. 'Ze kunnen bij boeren terecht', zei die man 'en Rudi mag mee'. 

Mijn moeder, die twee maanden eerder was bevallen van haar tweede kind, was met haar zus op hongertocht. Ze zijn, op een fiets met houten banden, tot Utrecht gegaan om iets te eten te vinden. Ik heb altijd gedacht: als mijn moeder thuis was geweest, had ze het nooit goed gevonden dat ik mee ging, maar mijn vader zei: 'Morgen ga je weg'. 

Ik heb geen afscheid van mijn moeder kunnen nemen. Het enige dat mij op de been hield, was de belofte dat ik naar een boerderij zou gaan. Daar kon ik mij wel een voorstelling van maken: Ot en Sien-achtige taferelen, met veel lammetjes en kalfjes. Maar ik kwam terecht in een kale, winderige streek, in een piepklein huisje. Vader, moeder, zeven kinderen. Toen ik binnenkwam, zei 'mem' teleurgesteld dat ze liever een meisje had. Een van hun dochters had kinderverlamming gehad. Ze liep mank, in beugels, en ze wilden voor het kind een vriendinnetje, een meisje om mee te spelen. Wat kregen ze nu weer in de maag gesplitst?''

,,Mem was groot en dik. Ze had een geweldige stem, maar sprak een taal die ik nauwelijks verstond. Ze was ook hardhandig: wie niet luisterde kreeg een knal. De eerste nacht in Friesland begon ik weer in mijn bed te plassen. Ik was verdrietig, had geen idee of ik er een maand, een jaar of voor altijd moest blijven. Ik begreep wel dat ik weg moest. Er was geen eten. En dan was er ook dat kleine broertje nog... Nee, ik heb nooit gedacht: ze moeten mij niet, maar ik heb wel altijd gevoeld dat er iets mis was met mij.''

,,De oorlog ging voorbij, ik mocht terug naar Amsterdam en er werd niet meer over gesproken. Ik werd zwijgzaam, leefde in mijn eigen wereld.''

,,Toen ik dertien of veertien was, ben ik op zoek gegaan naar - ja, wat zocht ik eigenlijk? Sporen. Mijn moeder werkte buitenshuis en mijn broertje lag in het ziekenhuis. In een kast, onder de lakens, vond ik een stapeltje brieven met een roze lint eromheen. Het waren de brieven die mijn moeder naar mijn vader had gestuurd toen hij tijdens de oorlog in Duitsland tewerk was gesteld. Ik maakte er één open en las: 'Ik weet dat je heel erg kritisch op Rudi bent, dat je teleurgesteld bent omdat hij moeilijk leert, niet technisch is en met poppetjes speelt, maar ik ben heel gelukkig met hem'. 

Ik werd er helemaal naar van. Het was zo'n enorme dreun... Vooral de bitterheid waarmee mijn moeder sprak. Ik kwam erachter dat mijn ouders helemaal niet zo gelukkig waren als ik had gewild en gedacht. Ik schaamde mij dat ik dingen over hen te weten was gekomen, ik had last van de gedachte dat ik tussen hen in stond. En toch weet ik dat ze veel van elkaar hebben gehouden. Het laatste wat mijn moeder tegen mij heeft gezegd was: 'Zal je pappie niet in de steek laten?'''

,,Aan het eind van zijn leven kreeg ik van hem het stapeltje brieven met het roze lint. Ik heb er nooit over gesproken, ook op dat moment niet. Voor mij was het beeld dat mijn vader van mij had de bevestiging van mijn eigen gedachten. Ik was ervan doordrongen een mislukking te zijn. Ik zag mijzelf weer met mijn vader aan tafel zitten. Hij maakte mijn huiswerk. Meetkunde, algebra - ik probeerde het wel, maar het ging volledig langs mij heen. Ik snapte er niets van. Ik zweeg, mijn vader werd bits en zei dan: 'Als je het niet kan, doe ik het wel weer voor je'. Ik was een grote tegenvaller.''

,,Mijn ouders hadden beiden alleen de lagere school doorlopen, maar ze hebben vreselijk hun best gedaan om iets te bereiken. Mijn vader zat avond aan avond te studeren om een beetje hogerop te komen bij Fokker. Dat is hem ook gelukt, maar hij heeft daarmee het gezinsleven min of meer opgeofferd want ik herinner mij hem de eerste jaren van mijn jeugd alleen maar als een figuur die 's avonds, over zijn papieren gebogen, onder een bureaulamp zit te lezen. 

Mijn ouders kochten ook boeken en er hingen reproducties van schilderijen van Van Gogh aan de muur. Dat had niemand bij ons in de buurt.
Ze kozen bewust voor het communisme. Daar kwam ik achter toen iemand mij vertelde dat De Waarheid, die bij ons werd bezorgd, een communistische krant was. 
Mijn vader kon goed tekenen en schrijven. Hij heeft nog een tijdje met de vader van Karel en Gerard van het Reve voor een blaadje gewerkt. Toen ik Gerard daar over in een brief vertelde, schreef hij terug: 'Zeik toch niet zo, ik ben niet geïnteresseerd in mijn vader'. Ja, ik was dat wel, ondanks alles. Je hebt gelijk hoor, hij schoot tekort. 

Maar deden veel ouders dat in die tijd niet op het emotionele vlak? Ik heb toch een enorme bewondering voor mijn ouders, voelde mij zeer verbonden. Ze hebben mij nooit iets opgedrongen. Ik ging er klakkeloos van uit dat zij de ware weg volgden. Veel van de idealen die zij toen voorstonden, doen het bij mij nog altijd goed.''

6. Gij zult niet doodslaan

,,Het klinkt misschien een beetje raar, maar ik heb drie tot vier keer geprobeerd om zelfmoord te plegen. Na één van die keren heb ik een tijdje contact gehad met een psychiater, maar dat waren onbenullige sessies waarin ik eerder zijn psychiater speelde dan hij de mijne. Hij was toch de figuur geweest tegen wie ik had kunnen vertellen wat mij in Friesland was overkomen, maar het kwam er gewoon niet uit. Steeds weer waren relaties de aanleiding, het lukte mij maar niet te ontdekken wat ik van het leven - en van het leven met iemand - kon verwachten. 

Ik kon geen uitweg vinden, ik kon geen ruzie maken, ik liet mij alles aanleunen. De boel kookte over. Het zou mij nu niet meer kunnen overkomen, maar ik moet je wel eerlijk zeggen dat ik, toen ik te horen kreeg dat ik kanker had, mijn arts onmiddellijk heb gevraagd naar de mogelijkheden van euthanasie. Het is heel onchristelijk, maar de gedachte afhankelijk te worden van andere mensen vind ik onverdraaglijk.''

7. Gij zult niet echtbreken

,,Ik denk vol liefde en dankbaarheid terug aan de mensen met wie ik een verhouding heb gehad. Ik heb geprobeerd een band met ieder van hen te houden, maar het is mij niet gelukt om mij aan één man te binden. Voor mij stond het werk voorop. De dans was mijn redding. De wanhopige dingen, die zelfmoordplannen; het gebeurde allemaal voor en in de begintijd van mijn artistiek leiderschap. 

Daarna werd ik opgezogen door de verantwoordelijkheid die ik voelde voor de groep. Ik kwam helemaal niet meer aan dat soort gedachten toe. En andere mensen, wist ik, konden mij er toch niet bij helpen. Ik moest het alleen doen. De mensen die ik om mij heen verzamelde, waren net zo gesloten als ik. Ja, ik heb mij eenzaam gevoeld, maar aan de andere kant: blijkbaar heb ik toch een manier gevonden om ermee te leven.''

8. Gij zult niet stelen

,,Mijn vader verzamelde postzegels, Russische, van voor de oorlog. Grote lappen, met allerlei kleurtjes. Hij had ze min of meer aan mij gegeven, maar het deed mij niet zoveel. Op een dag, ik was een jaar of zeven, had een jongen bij mij in de klas een magneet meegenomen. Het was zo'n rood hoefijzer, met metaalkleurige uiteinden. Ik vond het fascinerend: een toverding waar van alles zomaar aan bleef kleven. Die jongen wilde zijn magneet wel ruilen voor mijn Russische postzegels. Toen mijn vader erachter kwam, was hij diep geschokt. Waarom had ik het niet met hem besproken? Ik denk dat hij het erg vond dat het verleden, zijn verleden, niets voor mij betekende. Ik vond het zo naar dat ik hem had teleurgesteld, dat ik besloot de ruil ongedaan te maken. Maar de juffrouw had mijn magneet al afgepakt - waarschijnlijk omdat ik er tijdens de les mee had gespeeld. Ik weet nu nog hoe ik het vreselijke besluit nam om de magneet dan maar uit de kast te gaan pikken. Ik wachtte tot de klas leeg was, graaide de magneet van de plank, stopte hem in mijn sok - ik voel het nóg! - en bood hem later aan het jongetje aan: 'Ik wil mijn postzegels terug. Ze zijn van mijn vader'. Ja, hij heeft ze gegeven...''

,,Gek hè? Dat zoiets meer dan zestig jaar later als eerste voorbeeld in mij opkomt. Blijkbaar heeft die ene daad, het pikken, het opstaan tegen het gezag van de juffrouw, zo'n indruk op mij gemaakt dat ik het daarna nooit meer heb willen meemaken.''

9. Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste

,,Het was geen geheim, het was eerder een leugen, een ontkenning. Mijn moeder moet gevoeld hebben dat er iets met mij aan de hand was, maar ik heb er nooit over willen praten. Dat deed ik pas twintig jaar na de oorlog. Ik had het druk in die tijd, veel zorgen, fijne zorgen, die mij ervan weerhielden om veel na te denken over het verleden. Maar toen, op een dag, ging ik terug naar Friesland omdat de vader van het gezin was overleden. Ik stond daar op de dijk langs het IJsselmeer en zag al die plaatsen terug - Laaxum, Warns, Het Rode Klif - en alles waaide weer over mij heen...''

,,We kwamen uit Warns gelopen, daar ging ik naar school. De andere kinderen liepen voor mij uit. Er stopte een auto. Een jonge soldaat klopte op het portier en gebaarde dat ik mee mocht rijden. Ik had hem al eens eerder gezien, hij maakte deel uit van een groepje Canadezen of Amerikanen dat in het dorp een brug aan het bouwen was. Het gekke is: ik voelde dat er iets niet klopte. Terwijl we niet eens met elkaar konden praten. Er was geen taal, geen samenspraak. Hij was in het begin ook niet handtastelijk. En toch wist ik dat ik niet in had moeten stappen. Ik had nee moeten zeggen, weg moeten rennen. 

We reden naar een stil plekje. Daar heeft hij mij gezoend en - weet je, ik heb er nog altijd moeite mee om er de juiste woorden voor te gebruiken. Ik was, ook toen al, wankelmoedig: natuurlijk was ik bang, maar het had ook iets eervols om uitverkoren te worden door één van onze bevrijders. Ik had het mijn vader zo vaak horen zeggen: 'Als de Engelsen komen, is de oorlog afgelopen!' 

Het heeft ongeveer twee weken geduurd en niemand heeft het gemerkt. Ik kon niet zeggen dat ik het niet wilde, maar hij heeft wel gemerkt dat ik bang was. Het moest ook altijd stiekem gebeuren, op plekken waar niemand was, gehaast, meegetrokken... En toch had hij ook iets aardigs, iets kwetsbaars. Uit een klein dorpje ergens in een ander werelddeel, zo in het onbegrijpelijke geweld terechtgekomen. 

Meisjes in Friesland waren, zoals ik het mij herinner, totaal onbenaderbaar voor die jongens - nee, nee, ik probeer hem niet te verdedigen, maar ik probeer je uit te leggen hoe het kwam dat hij voor mij koos en niet voor een meisje. Het enige dat ik hem heb kwalijk genomen, is dat hij ineens was vertrokken. De meester zei: 'De soldaten zijn weg'. Ik ben naar de brug gehold, naar het weiland waar de tentjes stonden, maar alles was leeg. Ik voelde mij verlaten. Er was een grote afhankelijkheid; ik had toch het idee dat hij me thuis zou brengen. En als er niemand meer zou zijn, had ik altijd die soldaat nog om voor mij te zorgen.''

,,Toen ik daar op die dijk stond, een volwassen man inmiddels, wist ik: ik moet het gaan vertellen. Misschien heb ik er ooit wel eens iets over losgelaten, maar om een of andere reden heeft niemand willen doorvragen. 

Anderhalf jaar na mijn bezoek aan Friesland overleed mijn moeder. Op dat moment besloot ik het op te schrijven. Voor haar. Mijn autobiografische roman: Voor een verloren soldaat. 

Ik weet niet hoe ze erover gedacht zou hebben, misschien had ze het toch gênant gevonden. Het exemplaar dat ik aan mijn vader had gegeven vond ik na zijn dood tussen zijn spulletjes terug. Toen ik het opensloeg, vond ik overal briefjes. Daar stond op hoe ik het beter had kunnen formuleren. Geen enkele opmerking over de inhoud, alleen maar commentaar op taaltechnische dingen. Ik verbaas mij er nog altijd over. Hoe is het toch mogelijk? Ik doorbreek in dat boek een groot stilzwijgen en hij besteedt er geen letter, geen woord aan. Het enige dat hij me had willen zeggen, was: het kan beter. Of misschien wel: ík kan het beter. Kennelijk had ik hem ook daarin nog teleurgesteld.''

10. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is

,,Uws naasten tijd, mag dat ook? Ik heb nog van alles te vertellen, maar moet ik nu - mijn eenzaamheid verwensend - met pen en papier aan een tafeltje gaan zitten of ga ik -wat ik het liefst doe - de natuur in om stil te genieten? Het is een vreselijke keuze. Ik hoop dat iets mij het gevoel zal geven dat ik nog tijd voor beide heb.''

Start Omhoog