01jan24d The Third Wave
Alvin Toffler
(als 'The Third Wave' nog verkrijgbaar)
Veen, uitgevers - Utrecht/Antwerpen
Negende druk 1989
Te veel beslissingen, te snel, te veel ongewone en vreemde problemen.Dat, en niet een of ander 'gebrek aan leiderschap' verklaart de enorme incompetentie van de hedendaagse politieke en gouvernementele besluiten. Onze instituties staan te wankelen ten gevolge van een besluitvormingsimplosie. Omdat ze moeten werken met een ouderwetse politieke technologie loopt de capaciteit voor het produceren van effectieve regeringsbesluiten hard achteruit. 'Als alle beslissingen in het Witte Huis moesten worden genomen,' schreef William Shawcross in Harper's magazine over de politiek van Nixon en Kissinger ten aanzien van Cambodja, 'bleef er weinig tijd over om ze allemaal goed te overdenken.'In werkelijkheid moet het Witte Huis zoveel besluiten nemen - over van alles en nog wat, van luchtvervuiling, ziekenhuistarieven en kernenergie tot een verbod op de verkoop van gevaarlijk speelgoed (!) - dat een van de presidentiele adviseurs mij toevertrouwde: 'We lijden hier allemaal aan toekomstschok!' De uitvoerende organen zijn overigens geen haar beter af. Elk departement bezwijkt bijkans onder de toenemende last van besluiten. Allemaal zijn ze verplicht talloze regelingen door te voeren en dagelijks grote aantallen beslissingen te nemen, en dat alles onder toenemde tijdsdruk. Een recent onderzoek bij het Amerikaanse nationale instituut voor kunstsubsidies bracht aan het licht dat de adviesraad niet meer dan vierenhalve minuut kon besteden aan iedere categorie subsidieaanvragen. ' Het aantal aanvragen is veel groter dan het vermogen van het instituut tot een kwaliteitsoordeel te komen.' Er bestaan maar weinig goede studies over deze krankzinnige toestand op het gebied van de besluitvorming. Een van de beste is de analyse die Trevor Armbrister maakte van het Pueblo incident van 1968, waarbij een Amerikaans spionageschip door de Noord-Koreanen werd geenterd en het tussen de twee landen tot een gevaarlijke confrontatie kwam. Volgens Armbrister had de functionaris van het Pentagon die de ‘risico-evaluatie’ moest uitvoeren ten aanzien van de opdracht van de Pueblo, maar een paar uur om de risico’s af te wegen van 76 verschillende soorten militaire operaties. Hij weigerde vervolgens een schatting te maken van de hoeveelheid tijd die hij had besteed aan de Pueblo. Een van Armbristers aangehaalde citaten zegt echter genoeg. Daarin verklaart een Pentagonfunctionaris: ‘Het is waarschijnlijk zo gegaan, dat hij ’s morgens om negen uur het dossier op zijn bureau kreeg, met de opdracht het voor twaalf uur weer in te leveren. Dat dossier is zo dik als de hele catalogus van het postorderbedrijf Sears en Roebuck. Het is fysiek gewoon ondoenlijk geweest om elke operatie gedetailleerd te bestuderen.’ Niettemin werd onder de gegeven tijdsdruk het risico van de actie met de Pueblo als ‘minimaal’ geclassificeerd. Als deze man van de Defensie Inlichtingendienst het bij het rechte eind had, heeft op die ochtend elke geevalueerde militaire operatie niet meer dan tweeenhalve minuut de aandacht kunnen krijgen. Geen wonder dat de zaken dan spaak lopen. Pentagonfunctionarissen zijn bijvoorbeeld het spoor bijster van zo’n dertig miljard dollar aan buitenlandse wapenorders en ze weten niet of het een kolosale boekhoudfout betreft, of het verzuim om de kopers een rekening te sturen voor het gehele bedrag, of dat het geld helemaal is opgegaan aan andere zaken. Dit miljardengeknoei levert volgens een functionaris van de rekenkamer van de Amerikaanse ministerie van Defensie, ‘een zelfde dodelijke gevaar op als een losgeslagen kanon dat over het dek rolt. Het droeve feit ligt daar, dat we echt niet weten hoe groot de verwarring op dit punt nu eigenlijk is. Het duurt misschien wel vijf jaar voor we het allemaal kunnen uitzoeken.’ Als het Pentagon, met zijn computers en superveilige informatiesystemen, al te groot en te ingewikkeld wordt om in de hand te kunnen worden gehouden, wat moet er dan wel met de regering aan de hand zijn? De oude besluitvormingsorganen vormen in toenemende mate een afspiegeling van de ontregeling in de wereld daarbuiten. Carters adviseur Stuart Eizenstat spreekt van ‘het uiteenvallen van de samenleving in belangengroepen’ en daarmee verbandhoudend, van ‘uiteenvallen van het gezag van het Congres in subgroepen’. Geconfronteerd met deze nieuwe situatie is het voor een president niet langer mogelijk het Congres eenvoudig zijn wil op te leggen. Vroeger kon een zittende president een deal maken met een paar oudere en invloedrijke voorzitters van commissies en verwachten dat zijn wetsvoorstel de nodige stemmen kreeg. Vandaag de dag zijn de voorzitters van de commissies uit het Congres net zomin in staat de stemmen van hun jongere leden te bepalen als de AFL-CIO of de katholieke kerk van hun volgelingen. Het mag dan voor de ouderen en de onder druk staande president nog zo triest zijn, de mensen – en daar horen ook de Congresleden bij – gaan steeds meer zelf denken en nemen minder onderdanig orders in ontvangst.Dat alles maakt het voor het Congres zoals dat er thans nog uitziet, onmogelijk welk onderwerp dan ook nog de nodige aandacht te schenken en op de noden van het land snel te reageren. Verwijzend naar het ‘waanzinnige schema’ staat in een verslag van een orgaan van het Amerikaanse Congres dat toekomstige politieke beslissingen moet behandelen, de volgende levendige beschrijving te lezen: ‘De toenemende complexiteit en de crises die elkaar met lichtsnelheid opvolgen, zoals in een week stemmingen over het vrijgeven van de benzineverkoop, Rhodesie, het Panamakanaal, een nieuw ministerie van Onderwijs, bijstandsuitkeringen, het AMTRAK-project, de verwerking van vast afval, bedreigde diersoorten – dat alles maakt het Congres, eens de plaats waar zaken zorgvuldig en ampel werden besproken, tot een nationaal lachertje.’ Uiteraard bestaan er tussen de geindustraliseerde landen verschillen ten aanzien van de politieke gang van zaken, maar ze staan wel bloot aan dezelfde krachten. ‘Amerika is niet het enige land waar verwarring en stagnatie schijnen te heersen,’ schreef de U.S. News &World Report. ‘Kijk eens naar de Sovjet Unie… Geen reactie op de Amerikaanse voorstellen tot wapenbeheersing. Langdurige vertragingen in de onderhandelingen tussen kapitalistische en socialistische landen ten aanzien van het handelsverkeer. Een warrig aandoende behandeling van de Franse president Giscard d’Estaing tijdens een officieel bezoek. Besluiteloosheid ten aanzien van de Midden-Oostenpolitiek. Tegenstrijdige oproepen aan de Westeuropese communisten om de eigen regeringen te bestrijden dan wel ermee samen te werken… Zelfs binnen het een-partijstelsel is het bijna onmogelijk een duidelijke politieke lijn uit te zetten – of snel op complexe gebeurtenissen in te spelen.’ Een lid van het Britse parlement verklaart in Londen dat de regering ‘zwaar overbelast’ is. Sir Richard Marsch, voormalig minister en nu directeur van de Britse uitgeversorganisatie, verklaart dat ‘de parlementaire structuur de afgelopen 250 jaar nauwelijks veranderd is en gewoon niet is toegerust voor het soort managerbeslissingen dat vandaag de dag noodzakelijk is... Het hele apparaat is volkomen ineffectief en het kabinet is geen haar beter'’ En hoe zit het met Zweden, waar een wankel coalitiekabinet amper in staat is het kernenergieprobleem op te lossen dat de natie bijna tien jaar lang verdeeld heeft gehouden? Of Italie, met zijn terrorisme en telkens weerkerende politieke crises – waar men zelfs geen kans ziet een regering te vormen die het een half jaar uithoudt? We zien ons geconfronteerd met een nieuwe en dreigende waarheid. De politieke krampen en crises kunnen niet worden weggenomen door leiders – sterk of zwak, dat doet er niet toe – zolang diezelfde leiders zijn gedwongen te werken met ontoereikende, ineengestorte en overbelaste instituties. Een politiek stelsel moet niet alleen besluiten kunnen nemen en die uitgevoerd zien te krijgen. Het moet op de juiste schaal kunnen opereren, in staat zijn ongelijke stukken beleid te integreren en tegelijk de diversiteit in de samenleving kunnen weergeven en daarop reageren. Falen op een van deze punten is vragen om rampzalige gevolgen. Onze problematiek speelt zich niet langer af rond zaken als ‘links versus rechts’, of ‘sterk’ of ‘zwak’ leiderschap; het huidige systeem van besluitvorming is zelf tot een gevaar uitgegroeid. Het is waarlijk verbazingwekkend dat onze regeringen op het moment nog steeds functioneren. Geen enkele directeur haalt het in zijn hoofd om een bedrijf te leiden aan de hand van een organisatieschema, nog met een ganzeveer geschreven door een of andere achtiende-eeuwse voorvader wiens enige managementservaring bestond uit het hebben van een boerderij. Evenmin als een vlieger die goed bij zijn hoofd is, een supersonische straaljager zou willen vliegen met de antieke navigatiemiddelen en instrumenten van Bleriot of Lindbergh. En toch is dat zo ongeveer wat er op politiek gebied aan de hand is. De snelle veroudering van het politieke systeem van de Tweede golf, en dat in een wereld die uitpuilt van de kernwapens en griezelig dicht aan de rand van een economische ineenstorting verkeert, vormt een levensgevaarlijke bedreiging voor de hele samenleving. Voor outsiders en insiders, armen en rijken, net zogoed als voor het niet-geindustraliseerde deel van de wereld. Het onmiddellijke gevaar voor ons allen ligt immers niet zozeer in het weloverwogen gebruik van de macht door de machthebber, maar in het niet overwegen van neveneffecten van besluiten, geproduceerd door politiek-democratische machines die zo gevaarlijk verouderd zijn dat zelfs de beste bedoelingen dodelijke gevolgen kunnen hebben. Onze zogenaamde ‘hedendaagse’ politieke stelsels zijn kopieën van modellen, uitgevonden voor de opkomst van van de fabriek. Voor het conservenblikje, de koelkast, het gaslicht of de fotografie, voor de schrijfmachine, de telefoon en voor de eerste vlucht van Orville en Wilbur Wright. Maar ook voordat auto en vliegtuig de afstanden deden inkrimpen, radio en televisie hun geestelijke alchemie gingen bedrijven en Auschwitz de dood industraliseerde. Het tijdperk van voor de kernraket en het zenuwgas, voor computers, kopieermachines, de pil, de transistor en de laserstraal. Ze werden ontworpen in een intellectuele wereld die we ons bijna niet meer voor kunnen stellen – nog voor Marx, Darwin, Freud en Einstein. Dit, de veroudering van onze fundamenteelste politieke en gouvernementele instituties, vormt het belangrijkste politieke vraagstuk van vandaag. Terwijl we door de ene crises na de andere staan te wankelen op onze benen, zullen er nieuwe Hitlers en Stalins onder het puin vandaan kruipen. Ze zullen ons zeggen dat het moment is aangebroken om onze problemen tot een oplossing te brengen – door niet alleen afstand te doen van onze aftandse instituties, maar ook van onze vrijheid. Wie tijdens de race naar het tijdperk van de Derde Golf de menselijke vrijheid wil vergroten, krijgt dat niet voor elkaar door slechts de bestaande instituties de hand boven het hoofd te houden. Net als de Amerikaanse pioniers tweehonderd jaar geleden zullen wij nieuwe moeten uitvinden. - - -