01jan25b De derde golf
Geboren uit de bevrijdingsdroom van de Tweede Golfrevolutionairen, was een op volksvertegenwoordiging gebaseerde regering een verbazingwekkende stap voorwaarts vergeleken met de vroegere machtsstructuren, een technologische triomf die op zijn eigen wijze nog groter was dan de uitvinding van de stoommachine of het vliegtuig. Dergelijke regeringssystemen maakten een ordelijke wijze van opvolging mogelijk zonder de noodzaak van een dynastie. Het maakte terug-vanaf-de-basis mogelijk en verschafte een arena waarin de strijd tussen de verschillende groeperingen op vreedzame wijze kon worden gevoerd. De regels van besluitvorming bij meerderheid van stemmen en het een-man-een-stem-systeem gaven de armen de kans een verbetering van hun levensomstandigheden af te dwingen van de machtstechnici die de integratiemachine van de samenleving bedienden en zo bezien kon dan ook worden gesproken van een humaniserende doorbraak in de geschiedenis. Toch heeft dit stelsel vanaf het prille begin zijn beloften niet waar kunnen maken. Zelfs met een flinke portie verbeeldingskracht kon nooit worden gesproken van daadwerkelijke controle door het volk, hoe ook gedefinieerd. Noch bracht het echt verandering in de onderliggende machtsstructuur van de geïndustrialiseerde naties – met haar subelites, elites en superelites. In plaats van kortwieken van de macht van de leidinggevende elites ontwikkelde de officiële machinerie van de volksvertegenwoordiging zich juist tot een van de sterkste integratiemiddelen waardoor die elites aan de macht konden blijven. Verkiezingen vervulden ook, onverschillig door wie ze werden gewonnen, voor de elite een belangrijke culturele functie. Voor zover iedereen stemrecht bezat, verschaften ze de mensen een illusie van gelijkheid. Stemmen betekende een massaal geruststellingsritueel, dat het volk het idee gaf dat het keuzeproces op systematische wijze, met machinale regelmaat en dus rationeel tot stand kwam. Verkiezingen gaven de burgers het idee dat ze nog steeds de baas waren, dat als ze wilden hun leiders desgewenst ook naar huis konden sturen. Zowel in kapitalistische landen als in socialistische landen bleken deze rituele geruststellingen vaak even belangrijk als de werkelijke uitkomst van de verkiezingen. Overal programmeerde de integratie-elite de politieke machinerie op een andere manier, door bijvoorbeeld het aantal partijen vast te stellen op de wijze van kiezen. Toch kon men het verkiezingsritueel – volgens sommige meer en farce – overal aantreffen. Het feit dat in de Sovjet Unie en de Oosteuropese landen de verkiezingen welhaast routinematig meerderheden van 99 of 100 procent opleverden , suggereerde dat de noodzaak het volk gerust te stellen in de centraal planmatig geleide samenlevingen minstens net zo sterk werd gevoeld als in de vrije wereld. Verkiezingen verschaften de protesten aan de basis een legale uitlaatklep. Bovendien bleven, ondanks alle pogingen van democratische hervormers en radicalen , de integratie-elites vrijwel permanent aan de knoppen van het gekozen regeringssysteem. De vraag hoe dat mogelijk was heft een veelheid van theorieën opgeleverd, waarvan de meeste evenwel de mechanische aard van het systeem over het hoofd zagen. Als we de politieke systemen van de Tweede Golf niet met de ogen van de politieke wetenschapper maar met die van de ingenieur bezien, worden we plotseling getroffen door een kenmerkend element dat doorgaans onopgemerkt blijft. Een werktuigkundige maakt gewoonlijk onderscheid tussen twee fundamenteel verschillende soorten machines. De ene soort functioneert met tussenpozen en staat bekend als batch-processing,- de andere draait continu door (continous)-flow). De bekende stansmachine is een voorbeeld van de eerste soort. De stanser stopt er na elkaar stalen platen in, die vervolgens in de vereiste vorm worden geslagen. Als de stapel platen op is, stopt de machine tot er weer nieuwe voorraad is aangevoerd. De olieraffinaderij is een voorbeeld van de tweede categorie. Eenmaal opgestart, blijft het proces doorgaan en vierentwintig uur per dag blijft de olie vloeien. De multinationale wetgevingsindustrie met haar periodieke verkiezingen is een klassieke batch-processor. Op vastgestelde tijdstippen mag er worden gekozen uit een aantal kandidaten, waarna de democratiemachine weer wordt uitgeschakeld. Daartegenover staat de continue invloed van de diverse belangengroepen, baantjessjacheraars en pressiegroepen. Zwermen lobbyers, afkomstig uit het zakenleven, overheidsorganen en ministeries wenden zich tot onderzoekcommissies, hebben zitting in stuurgroepen, ontmoeten elkaar op dezelfde recepties en diners, drinken hun cocktail of wodka in Washington of Moskou, reizen heen en weer met informatie – en zeggenschap – en beinvloeden aldus continu het besluitvormingsproces. Kortom, de elites construeerden een krachtige continous-flow-machine ter samenwerking (maar soms ook tegenwerking) met de democratische batch-processor. Alleen door deze twee machines naast elkaar te zien, beginnen we te begrijpen hoe in de multinationale wetgevingsindustrie de macht werkelijk werd uitgeoefend. Zolang het meedeed aan het verkiezingsspel had het volk op zijn hoogst slechts met tussenpozen de kans zijn tevredenheid of ontevredenheid met wat de regering deed te laten blijken. De machtstechnici konden op het regeringshandelen echter een continue invloed uitoefenen. Tenslotte werd in het systeem van volksvertegenwoordiging nog een veel sterker mechanisme voor sociale controle ingebouwd. Het kiezen van enkelen om anderen te vertegenwoordigen creëerde namelijk weer een nieuwe elite. Toen de arbeiders bijvoorbeeld nog vochten voor het recht zich te organiseren, werden ze geschoffeerd, beschuldigd van pogingen tot samenzwering, geschaduwd door spionnen van de baas of door politie of gehuurd geteisem in elkaar geslagen. Ze waren buitenstaanders die helemaal niet dan wel onvoldoende in het systeem waren vertegenwoordigd. Toen de vakbonden eenmaal niet meer weg te denken waren, leidde dat tot de opkomst van een nieuwe groep integreerders – de vakbondsbonzen – die de arbeiders niet zozeer vertegenwoordigde, maar tussen hen en de elites van zakenleven en overheid een bemiddelende functie vervulde. De George Meany’s en George Seguy’s werden ondanks hun retoriek zelf sleutelfunctionarissen van de integratie-elite; de leiders van de nep-vakbonden in Rusland en Oost-Europa zijn nooit anders dan machtstechnici geweest. Theoretisch moest de noodzaak om opnieuw te worden gekozen garanderen dat de volksvertegenwoordigers eerlijk bleven en bleven opkomen voor hen die zij vertegenwoordigden. Nergens echter voorkwam dit dat ze werden opgenomen in de machtsstructuur en overal werd de kloof tussen vertegenwoordigers en vertegenwoordigden steeds groter. De op volksvertegenwoordiging gebaseerde regeringsvorm – wat ons als democratie is voorgehouden – was kortom een stukje industriële technologie om de ongelijkheid in stand te houden. De vertegenwoordiging was slechts schijn. Als we samenvattend nog even terugblikken, zien we een beschavingsvorm die sterk afhankelijk is van fossiele brandstoffen, fabrieksmatige produktie, het oudergezin, de vennootschap, algemeen onderwijs en massamedia; alles gebaseerd op een breder wordende kloof tussen produktie en consumptie en allemaal geleid door een aantal elites die het geheel moeten integreren. In dit stelsel was het op volksvertegenwoordiging gebaseerde regeringsstelsel het politieke equivalent van de fabriek. Het was ook een fabriek, bestemd voor de produktie van collectieve integratiebesluiten. Net als de meeste fabrieken werd het van boven af geleid. Net als de meeste fabrieken ook is het nu snel aan het verouderen, ten offer vallend aan de aanstormende Derde Golf. Als de politieke structuren van de Tweede Golf steeds meer uit de tijd raken en onmachtig zijn om aan de complexe problemen van onze tijd nog iets te doen, ligt een deel van het probleem, zoals we nog zullen zien, bij een andere belangrijke institutie van de Tweede Golf: de nationale staat.
*De industriële manier van leven verdeelde, zoals we reeds hebben gezien, de maatschappij in duizenden in elkaar grijpende stukjes, zoals fabrieken, kerken, scholen, vakbonden, gevangenissen, ziekenhuizen en dergelijke. De hiërarchie tussen kerk, staat en individu werd verbroken. Wetenschap werd in disciplines onderverdeeld, beroepen vielen in stukjes uiteen, families werden in kleinere stukjes opengebroken. Door dit alles werden gemeenschapsleven en cultuur afgebroken. Iemand moest al die die dingen weer in elkaar passen, zij het op een andere manier. Die noodzaak leidde tot een groot aantal nieuwe specialisten, van wie de taak neerkwam op integratie. Ze noemden zichzelf directeur, administrateur, commissaris, coördinator, president of manager en verschenen op alle mogelijke plaatsen, in het zakenleven, in de regering en eigenlijk overal in de samenleving; ze bleken onmisbaar te zijn. Dit waren de integreerders.