01jan25c Zes stadia
Geschreven door J .Horn en E. Sira
Van Gorcum, Assen 1980
In 1922 kwam in Italië een regering aan de macht die vast voornemens was van de op parlementair democratische principes gebaseerde staat een fascistische staat te maken. Wat fascistisch, wat fascisme betekende wist toen vrijwel nog niemand in Europa. Nog geen 25 jaar later zou over de voorafliggende periode als over het "tijdperk van het fascisme" gesproken worden. Wat fascisme is, wat het fascisme inhoudt is ook nu nog niet eenduidig te definiëren. Het fascisme is anti-dogmatisch, anti-democratisch, reaktionair, contra-revolutionair, anti-humanistisch en typisch kleinburgelijk van karakter. Voor jet fascisme geldt als absolute waarden wat vanuit het individu gezien slechts middelen zijn: discipline, berusting, offervaardigheid, blinde volgzaamheid, staatsmacht, nationale grootheid. (Blanke: 108). Ten aanzien van het fascisme zijn vier dimensies te onderscheiden: a. de genetische dimensie: de maatschappelijke voorwaarden waaronder het fascisme ontstaat; b. de funktionele dimensie: de funkties die het fascisme vervult; c. de ideologische of fenomenologische dimensie: de ideologie van het fascisme; d. de strukturele dimensie: de organisatievorm van het fascisme. Een van de vier genoemde dimensies afzonderlijk kan geen afdoende verklaring voor het complexe fenomeen van het fascisme geven. Enkele, maar ook alle maatschappelijke funkties van het fascisme kunnen bijvoorbeeld in andere maatschappelijk-politieke systemen aanwezig zijn. De instandhouding van de kapitalistische-, op prive-bezit gebaseerde maatschappijstructuur is een van de belangrijkste funkties van het fascisme. Maar het is ook een karakteristiek kenmerk van de formeel democratische, hoog geindustraliseerde westerse kapitalistische landen. De totaliteit van de funktie van het fascisme kan ook in het kader van een burgerlijk-conservatieve diktatuur worden gerealiseerd. Maar zelfs als er weinig onderscheid met betrekking tot het gebruik van onderdrukkingsmethoden en de intensiteit van het geweld kan worden gemaakt, dan mag men de diverse diktaturen niet zonder meer aan elkaar gelijk stellen. De vraag naar de beslissingsmacht in het politieke en economische veld is daarmee nog niet beantwoord. Er bestaat een onderlinge samenhang tussen funktie, doeleinden, inhoud en vorm van het fascisme. Alle vier dimensies komen aan de orde als men de aandacht primair op de wording, de genese, van het fascisme richt. Als men het fascisme niet als een statisch gebeuren, een toestand, maar als een ontwikkelingsproces opvat dan treden de verschillende elementen die aan het fascisme ten grondslag liggen duidelijk naar voren. Bij een genetische analyse van het fascisme dient men ook niet uitsluiten stil te staan bij de wijze waarop fascistische partijen zich in de samenleving ontwikkelen. Ook de omstandigheden en voorwaarden waaronder dergelijke groeperingen konden uitgroeien tot een machtsfactor in het sociale en politieke krachtenveld van de nationale samenleving waarin ze opereerden, moeten in beschouwing worden genomen. De vestiging van de fascistische staat in Italie was geen gebeurtenis die van de ene op de andere dag plaatsgreep. Ontwikkelingen op sociaal-economisch en politiek gebied, tot ver in de negentiende eeuw teruggaand, hebben bij de opkomst en uiteindelijke overwinning van het fascisme een beslissende rol gespeeld.
Het fascisme is een sluipend proces. Het doorloopt een aantal stadia, elk met hun eigen kenmerken en bijzonderheden. De vorming van fascistische groepjes is de eerste fase, de consolidering en stabilisering van de fascistische staatsmacht de laatste fase. Men kan in het ontwikkelingsproces van het fascisme zes van dergelijke fasen of stadia onderscheiden.
In de eerste ontstaan fascistische groepen en partijtjes. Zolang de verhoudingen in het land, politiek, economisch en sociaal stabiel zijn, blijven dergelijke groepen randverschijnselen en maken geen enkele kans om een machtsfactor van betekenis te worden.
In het tweede stadium weten dergelijke fascistische groepjes hun aanhang te vergroten en daardoor uit te groeien tot min of meer hecht georganiseerde fascistische bewegingen. In crisisperioden is de kans voor deze fascistische groepjes om een bredere aanhang te krijgen vrij groot. Degene bij wie het fascistisch appel aanslaat zijn kleine winkeliers, boeren, lagere employes, marginale groepen. In feite het ,,kleinburgerdom". Nadat de fascistische beweging haar aanhang heeft weten uit te breiden, en het organisatorisch kader heeft geschapen om effectief deel te nemen aan de strijd om de politieke macht wordt zij interessant voor de personen en groepen uit handel, industrie, bankwezen en grootgrondbezit, die op zoek zijn naar een instrument ter verdediging en versterking van hun belangen.
In het derde stadium weet de fascistische beweging een machtsfactor van betekenis te worden. De kansen dat een fascistische organisatie tot een politieke factor van betekenis wordt hangen af van een aantal omstandigheden: in landen met een sterke en gezonde kapitalistische economie is de kans kleiner dan in landen met een zwakke economie; in landen die gekenmerkt worden door grote sociale spanningen is de kans groter dan in landen waar de sociale verhoudingen stabiel zijn. In landen met een oude diepgewortelde democratie, waar zich de institutionele kaders hebben kunnen ontwikkelen waarbinnen meninsverschillen tussen de maatschappelijke groeperingen uitgevochten kunnen worden, maakt het fascisme minder kans dan in landen waar dat niet het geval is. Het vertrouwen dat de burgers in de staat en de dragers van die staat, de overheidsbureaucratie, de politie, het leger, stellen, is van grote betekenis voor de overgang van het tweede naar het derde stadium. Ontbreekt dat vertrouwen dan maakt dat de succeskansen van het fascisme groter. In deze fase ontstraat ook een toenadering tussen de economische machtsgroepen en de fasxistische beweging. De fascisten lijken voor de door de arbeidersbeweging bedreigde kapitalisten een uitweg te bieden.
Het vierde stadium wordt bereikt als de aliantie tussen de economische machten en de steeds sterker wordende fascisten een feit is en beide groepen er in slagen aan de emancipatie van de arbeidersklasse een halt toe te roepen. Er is dan geen weg terug meer. Het ,,point of no return" is dan bereikt. (Poulantzas). De alliantie tussen de fascistische anti-proletarische en anti-liberale stoottroepen en de traditionele machthebbers, is karakteristiek voor dit stadium. Onder welke voorwaarden komt een dergelijk verbond tot stand? Angele Tasco heft in het opstel ,,Allgemeine Bedingungen der Entstehung, des Aufstiegs des Faschimus" uit 1930 als een algemene voorwaarde voor het fascisme primair een economische crisis genoemd: ,,ohne okonomische Krise kein Faschismus". (Tasca: 170). Hoewel niet te ontkennen valt dat er een relatie bestaat tussen de economische crisis in Italie en de opkomst van het fascisme kan het succes van de fascisten niet uitsluitend vanuit economisch optiek worden verklaard. In landen als de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk is er in de dertiger jaren ook een ernstige economische depressie geweest, zonder dat de fascisten in die landen een werkelijke machtsfactor zijn geworden. Het fascisme is niet alleen het gevolg van een economische crisis, maar ook van een sociale en politieke crisis, gevolg van een uiteengroeien van differentierende- en integrerende aspecten in de samenleving. Tasca's stelling is te algemeen. Men moet de door hem geponeerde stelling ,,zonder economische crisis, geen fascisme" verstaan in die zin die de Nederlandse historicus Jan Romein eraan heeft gegeven. Namelijk, het fascisme komt niet voort uit een economische crisis in het kapitalisme maar is het gevolg van een economische cris van het kapitalisme. Er is niet slechts sprake van een conjuncturele economische cris, die met traditionele economische middelen kan worden opgelost. Maar er is sprake van een structurele crisis die het wezen van het kapitalistische, economische en maatschappelijke systeem aantast. (Romein) In hoeverre de fascistische organisatie een rol speelt bij het oplossen van de crisis van het kapitalistische systeem, hangt van een aantal factoren af. De heersende elite zal niet lichtvaardig besluiten om met de fascistische organisatie in zee te gaan. Alle andere middelen om aan de crisis een eind te maken moeten zijn uitgeput. Door de hulp in te roepen van de fascisten geeft de heersende klasse haar politieke macht en invloed uit handen. Zij zal dat pas doen wanneer haar geen andere uitweg om haar economische positie veilig te stellen meer openstaat. De kansen van de fascistische organisatie om binnen de politieke arena een overheersende rol te gaan vervullen hangen echter niet alleen af van de mate waarin de heersende klasse in haar politieke en economische macht wordt bedreigd. Die kansen hangen van nog een aantal, vrij nauw met elkaar verbonden factoren af: - De mobilisatiegraad van de anti-socialistische massa's, in het bijzonder de latent anti-proletarische groepen uit de middenlaag van de bevolking (de middenklasse). Indien die mobilisatiegraad laag is, kan de fascistische organisatie onvoldoende mankracht op de been brengen om de als eenheid optredende arbeidersbeweging te verslaan. - De mate waarin de arbeidersbeweging is georganiseerd. Haar relatieve sterkte, met name de organisatiegraad van de arbeiders in vakbonden en politieke partijen en de eensgezindheid van de arbeidersklasse en hun diverse politieke organisaties. Zijn organisatiegraad en eensgezindheid van de arbeiders laag, dan verhoogt dat de succeskansen van het fascisme. - De houding van de politie, het leger, de justitie en de overheidsbureaucratie ten opzichte van de verschillende politieke en sociale groepen. Van groot belang is de democratische gezindheid van politie, leger, justitie en overheidsbureaucratie. Is die democratische gezindheid laag, dan verhoogt dat de succeskansen van het fascisme. Het point of no return, het vierde stadium, wordt pas bereikt als fascisten en heersende klasse erin slagen de arbeidersklasse als politieke en sociale factor uit te schakelen. Een verbond tussen fascisten en kapitalisten is op zich niet voldoende om een fascistische machtsovername te realiseren. In Italie kon in de twintiger jaren de fascistische beweging dankzij - vooral de financiele - steun van het grootkapitaal uitgroeien tot een belangijke politieke faktor. Maar zij kon het staatsapparaat daarmee nog niet controloren. Eerst moest de georganiseerde arbeidersbeweging op de knieen worden gebracht. Het breken van de politieke en sociale macht van de arbeidersklasse is een noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor de vestiging van een fascistisch heerchappijsysteem. Lukt het de fascisten de arbeidersklasse uit te schakelen, dan is er geen weg teug meer! De instandhouding van de democratische staat was in Italie primair een aangelegenheid van de arbeidersklasse. Vrijwel alle overige groeperingen stonden in grote meerderheid zo al niet afwijzend, dan toch bijzonder skeptisch tegenover de democratie. Grote delen van de overheidsbureaucratie, politie, justitie en leger gedroegen zich openlijk als vijanden van de arbeidersklasse en haar sociale en politieke organen. Tegenover de fascisten namen zij een veeleer neutrale houding aan, of sympathyseerden zelfs met hen. Het is dan ook duidelijk dat de organisatie en eensgezindheid van de arbeidersbeweging van fundamentele betekenis is voor de overgang van het derde naar het vierde stadium in het fascistiseringsproces. Zou de arbeidersbeweging in Italie een front hebben gemaakt tegen de coalitie van fascisten en kapitalisten, zou de arbeidersbeweging met alle haar ter beschikking staande middelen, zonodig door middel van gewapende strijd, haar vijanden bestreden hebben, dan zou de loop der geschiedenis mogelijk een andere zijn geweest. Mussolini's fascisten zijn aan de macht gekomen doordat de arbeidersklasse op het beslissende moment heeft gefaald. Gefaald door interne verdeeldheid, door aarzeling, door een foutieve conceptie van het fascistische gevaar.
In het vijfde stadium vindt de formele machtsovername plaats. Als de vierde fase in het fascistiseringsproces is bereikt, dan is de overgang naar het vijfde stadium slechts een kwestie van het ,,juiste moment". De feitelijke machtsovername door de fascisten is intern niet meer tegen te houden. De fascistische organisatie kan nu zelf direkt het staatsapparaat beheersen. Zij is nu feitelijk en formeel machthebber. Eventuele burgerlijke coalitiepartners zijn niet meer dan franje, een ballast die zo spoedig mogelijk overboord gezet dient te worden als de totalitaire staat gerealiseerd is. Die burgerlijke coalitiepartners hebben er slechts toe gediend om de machtsovername vlot en efficient te doen verlopen. Het fascisme dult op politiek niveau geen andere macht naast zich. Haar aansprak op de macht is totalitair. DE fascisten zullen ervoor zorgen dat zij de sleutelministeries, waaronder de ,,benoemingsministeries" met name justitie en binnenlandse zaken, direkt na de machtsovername in handen krijgen. Politie en binnenlands bestuur moeten zo snel mogelijk van tegenstanders worden gezuiverd. Nadat op centraal niveau de fascisten de macht hebben veroverd, dienen ook op lager niveau de vertegenwoordigers van het fascisme de macht over te nemen. Tegenstanders op politiek, cultureel, sociaal, geestelijk en economisch gebied worden uitgeschakeld. Militaire, evenals burgerlijke conservatie diktaturen kunnen in de regel volstaan met sporadische geindividualiseerde terreur omdat: - het relatief zwakke proletariaat door het leger in bedwang kan worden gehouden; - de sociale machtsbasis zekerder en breder is dan in het fascistische systeem. Aangezien het fascisme het laatste redmiddel is van het met ondergang bedreigde kapitalisme zal haar terreur algemener en harder moeten zijn dan in andere diktaturen. Het fascisme zal de in potentie nog altijd aanwezige macht van de arbeidersklasse volledig moeten breken. Uiteindelijk zal de terreur zich ook tegen de eigen sociale basis moeten richten om die te disciplineren. Het fascisme als massa-organisatie weet grote groepen te mobiliseren op een anti-kapitalistisch program. Maar in wezen is het fascisme de beschermer van het kapitalisme. Partijleden die ernst willen maken met de uitvoering van het program moeten worden uitgeschakeld. Om al deze redenen kan de terreuruitoefening in het fascisme niet sporadisch en geindividualiseerd zijn, maar moet zij universeel en systematisch zijn. Daarnaast is het fascisme een middel van maatschappelijke organisatie. Terreur dient niet uitsluitend meer ter uitschakeling en intimidatie van vijanden, maar is een permanent heerschappij-instrument waarmee gehoorzame massa's worden geregeerd. De mate en intensiteit van terreuruitoefening kan binnen de verschillende fascistische systemen verschillen, afhankelijk van de mobilisatiegraad van fascistische groepen, de sterkte van de tegenstander en de mate van extremisme van de fascistische organisatie en de fascistische ideologie. De rechtsstaat verandert in een politiestaat: onbeperkte en ongecontroleerde machtsuitoefening door de overheid. In het fascisme wordt de ,,normenstaat" door de ,,Massnahmenstaat" vervangen. In het zesde stadium wordt de fascistische macht gestabiliseerd en geconsolideerd. Op economisch gebied kunnen de monopolies vrij hun gang gaan. Het economisch systeem in het fascisme is een prive-kapitalisme, geordend door de totalitaire staat. Heel het maatschappelijke sociale en culturele leven is gelijkgeschakeld. Er is op politiek niveau slechts een groep die regeert, de fascistische kliek. Het fascisme kan in dit stadium in feite slechts van buiten af vernietigd worden. Binnenlands is elke vorm van oppositie uitgeschakeld. De dialektiek van het fascisme houdt echter in dat zij haar agressieve politieke doeleinden, nadat intern orde op zaken is gesteld, buiten de eigen grenzen wil verwezenlijken. Omdat de machtsaspiraties van het fascisme totaltair zijn komt het vroeg of laat in conflict met andere staten. Daarmee stelt de fascistische staat zich bloot aan het ,,gevaar" dat zij in oorlog met die andere staat of staten wordt verslagen.