Start Omhoog  

NRC 16 juli 1999, rubriek Boeken.

De opkomst van de wraakjongens

Door Jutta Chorus.

Willuam Pollack: Real Boys; Rescuing Our Sons from the Myths of Boyhood. Rescuing Our Sons from the Myths of Boyhood. Random House, 398 blz. Fl 59,95. De Nederlandse vertaling verschijnt in september bij Kosmos.

Dan Kindlon en Michael Thompson: Raising Cain; Protecting the Emotional Life of Boys. Protecting the Emotional Life of Boys. Ballantine Books, 287 blz. Fl 59,95

Steve Biddulph: Jongens, hoe voed je ze op? vertaald uit het Engels door Karin Breuker, Elmar, 136 blz. Fl 34,50

Centraal Bureau voor de Statistiek: Jeugd 1999. Cijfers en feiten. Cijfers en feiten. Divisie Kwartaire Sector en leefsituatie. 178 blz. Fl 39,50

Het begon allemaal met een schietpartij op Jonesboro Highschool in de Amerikaanse staat Arkansas, op 24 maart 1998 Tijdens de lunchpauze schoten twee blanken scholieren van twaalf en veertien jaar oud vier klasgenoten en een lerares dood. Keurige school, keurige buurt, keurige ouders en vooral keurig jongens met stekeltjeshaar en houthakkershemden aan.

Ruim een jaar later zijn zulke aanslagen door de scholieren een verontrustend wijdverbreid verschijnsel geworden in de Verenigde Staten. Vergelijkbare incidenten hadden plaats in Springfiels (Oregon), Schotlandville (Louisianna), en het meest recent in Littelton (Colonardo), waar twee in regenjassen gestoken tiener-overvallers dertien dodelijke slachtoffers maakten met een arsenaal aan vuurwapens en handgranaten, voordat ze zich zelf om het leven brachten. Het afgelopen jaar werden 38 Amerikaanse scholen ontruimd.

In twee gevallen zijn de politie zwaarbewapende scholieren in

Het jongerengeweldwereld heeft in de media en de politiek tot grote verwarring geleid. In de talkshows en in het huis van Afgevaardigden wordt verontrust gediscussieerd over 'het verborgen leven van Amerikaanse tieners'. Het tijdschrift Newsweek wijdde kort na het bloedbad in Littleton een zorgelijk themanummer aan het probleem. 'Ik zag mijn zoon ten minste een keer per week', vertelde de moeder van vuurgevaarlijke puber vorige maand aan Oprah Winfrey. 'Maar ik heb nooit het idee gehad dat hij ongelukkig was, of ontevreden. Na de moord liep hij gewoon naar de ijskast om een Coke te pakken.'

En telkens gat het om jongens. Wat is er mis met deze knullen? Een stroom aan Amerikaanse populair-wetenschappelijke publicaties is inmiddels losgekomen over deze vraag. De schrijvers, dikwijls vader van een of meer zoons in de pubertijd, noemen zich 'jongenspsycholoog' en zijn verbonden aan uiteenlopende instellingen als de Harvard Medical School of het Institute for Male Studies. Daarnaast zijn velen een eigen praktijk begonnen, met een gemakkelijk leunstoel waarin de probleemjongere met zijn baseballpetje op mag plaatsnemen.

Over die jongens weten ze alles. Dat ze gepest worden op school omdat ze van moeder geen pizza mogen eten in de schoolkantine, dat ze slecht overweg kunnen met de footlbalcoach, dat ze heus wel eens een meisjesborst hebben betast, of dat ze elke middag moeten passen op hun kleine zusje.

Al die kwesties komen aan bod in hun boeken, en elk hoofdstuk eindigt met praktische adviezen aan de ouders. Een nieuwe reeks 'How To'-boeken is geboren: 'hoe beteugel ik mijn potentieel moorddadige zoon?' Voorlopig is er een markt voor. Toen klinisch psycholoog William Pollack vorige maand zijn bestseller Real boys; Rescuinig our sons from the Myths of Boyhood in New York signeerde bij boekverkoper Barnes & Noble, slingerde de rij wachtenden zich blokkenlang over Fifth Avenue.

Deze Amerikaanse boeken zijn zeer toegankelijk en 'gebruiksvriendelijk', en de schrijvers aarzelen niet om hun bevindingen in de spreekkamer op de hele maatschappij te betrekken. De Nederlandse psychologische literatuur over de problemen van adolescenten oogt naast zulke 'zelfhulp'-boeken vooral academisch: ze voldoet keurig aan de empirische normen die de wetenschap stelt, maar is minder bruikbaar voor ouders die zich zorgen maken over een zoon die zich verschanst in zijn jongenskamer. 

Leerproblemen

Zo constateert Pollack in Real Boys maar meteen dat alle Amerikaanse jongens, ook degenen bij wie dat niet direct uit hun gedrag is af te leiden, in een crisis verkeren. Hij ondersteunt die stelling met alarmerende cijfers. Jongens hebben twee keer zo vaak leerproblemen als meisjes, ruim meer dan de helft krijgt bijles. Ze lijden tien keer vaker dan meisjes aan hyperactiviteit, en er plegen vier keer zoveel jongens zelfmoord. Ook de verwachtingen van jongens over hun toekomst blijken beduidend lager dan die van meisjes: uit een studie van het Amerikaanse ministerie van onderwijs blijkt dat jongens veel minder dan meisjes van plan zijn na hun schooltijd door te studeren.

Volgens Pollack hoeft de 'jongenscrisis' niet te verbazen. Terwijl de meisjes in de naoorlogse moderne samenleving vooral aan zelfvertrouwen hebben gewonnen, worstelen jongens alleen maar steeds vaker met de vraag: wat is een man? Aan jongens worden steeds meer, en tegenstrijdige, eisen gesteld. De samenleving houdt hen voor dat ze cool, zelfbewust en sterk moeten zijn, maar tegelijk worden ze, na de emancipatiegolven van de jaren zestig en zeventig, geacht zich gevoelig en openhartig te gedragen. Ze moeten respect tonen voor vrouwen, aanwezig op allerlei terreinen die vroeger exclusief mannendomein waren. Die druk plaats jongens in een emotionele spagaat: ze moeten zich verzoenen met hun status als getemde macho, maar zonder hun mannelijkheid te verliezen. Pollack: 'Het is niet onmogelijk om mannelijk en empathisch te zijn, sterk en kwetsbaar, maar het is wel een hele opgave.'

Op de talrijke scholen die Pollack bezocht vond hij zijn therapeutische kennis bevestigd.

Meisjes manifesteren zich overal sterker dan vroeger, jongens zijn in het defensief gedrukt. Meisjes verheffen hun stem als ze het woord nemen in de klas, merkte Pollack, terwijl jongens hun honger naar kennis het liefst stilhouden. 'Ze zetten een masker op en doen er alles aan om niet geïnteresseerd te lijken. Being smart isn't cool.'

Achter dat masker kan zich een depressie ontwikkelen, meent Pollack, zoals gebeurde bij 'Duncan', een van zijn jongens. De 16-jarige gedroeg zich op school rebels en soms kwaad, maar maakte geen neerslachtige indruk. Pollack moest eraan te pas komen om de onverwachte diagnose te stellen: depressie.

Pas na een langdurige cognitieve gedragstherapie en een kuur van antidepressiva kwam Duncan er volgens de psycholoog weer bovenop. Als hij zonder hulp was blijven rondlopen was hij in een 'geweldsspiraal' terechtgekomen. Een jongen die te vroeg in de volwassen wereld wordt losgelaten zonder liefde of steun van de ouders, aldus de therapeut, raakt ontspoort. In het beste geval redt hij zijn eer als aanvoerder van het rugbyteam, in het slechtste geval maakt hij zichzelf of zijn klasgenoten van kant.

In Nederland lijkt de toestand van de jongens vooralsnog minder alarmerend dan in Amerika. Hier geen bomaanslagen op scholen, alleen de herinvoering van verplicht gescheiden zwemmen in het Wassenaarse Tikibad, nadat een 16-jarig meisje was verkracht door een minderjarige jongen. Toch wijzen de Nederlandse cijfers in dezelfde richting als de Amerikaanse. Het Centraal Bureau voor de Statistiek berekende onlangs dat meisjes twee keer zoveel slagen voor hun havo of vwo-diploma als jongens. Jongens worden zes keer zo vaak verdacht van misdrijven, en zelfmoord komt onder hen drie keer zo vaak voor als onder meisjes. Een derde van de jongens van middelbare schoolleeftijd rekent zichzelf tot de 'zware drinkers'.

Een vergelijkbare diagnose als die van Pollack over de 'jongenscrisis' wordt dan ook hier wel gesteld. Lauk Woltring, docent aan de Hogeschool van Amsterdam, schrijft bijvoorbeeld, in het maandblad j/m voor ouders met 'opvoedingsvragen' (oplage: 40.000) dit over jongens: 'Het enige wat ze van jongsaf weten is: ik ben een niet-vrouw. Ze communiceren veel minder met elkaar dan meisjes, zijn vaak elkaars concurrenten en experimenteren moeizaam met mannelijkheid.' De commercie lijkt dan ook steeds meer te ontdekken: in de late jaren negentig kunnen tienerjongens zich abonneren op een groeiend aantal doelgroep-blaadjes als Webber, tegenhangers van de meisjesbladen Yes en Fancy. Thema's: uitgaan, lekkere wijven en sekstips. Jongens onder elkaar.

Toch wordt de tweestrijd waarin moderne jongens verkeren door de samenleving niet begrepen, menen de Amerikaanse jongenspsychologen. Dat is des te ernstiger, omdat jongens zelf niet zijn toegerust op er op eigen kracht uit te komen. Ze hebben geleerd hun gevoelens te verstoppen achter een stoere 'Boy Code', die de samenleving hen van oudsher oplegt. Jongens zijn in feite emotionele analfabeten, stellen Dan Kindlon en Micheal Thompson in Raising Cain; Protecting the Emotional Life of Boys. Ouders verwachten dat hun zoon al op zijn vijfde of zesde zijn mannetje staat op school, op zwemles, op kamp, in een voetbalwedstrijd. Hij moet zijn zaken vooral zelf opknappen.

Op hun beurt zijn meisjes niet alleen beter toegerust voor persoonlijke crisis, ze worden ook veel zachtmoedige behandeld. Dat is eigenlijk vreemd, schrijven Kindlon en Thompson, want meisjes zijn juist eerder zelfstandig en kunnen zich beter handhaven op school dan jongens. Lezen, schrijven en verbale vaardigheden ontwikkelen zich langzamer bij jongens.

Zowel basisscholen als high schools beantwoorden meer aan de behoeften van meisjes dan van jongens, stelt Pollack vast over het Amerikaanse onderwijs. Leerkrachten zijn gewend jongens te corrigeren en naar meisjes luisteren, omdat meisjes beter opletten en gemakkelijker zelfstandig werken. 'Jongens geven nu eenmaal de voorkeur aan actie-gerichte taken. 

Segregatie

Hoe moet het verder met de jongens? Segregatie lijkt voor sommigen het antwoord, in breder verband dan alleen het zwembad. Pollack bepleit de terugkeer van aparte jongensscholen - met dezelfde argumenten waarmee vroeger meisjesscholen werden verdedigd. 'In een single-sex klas kan een constructieve sfeer ontstaan die tot betere resultaten leidt. Zodra er meisjes in de buurt zijn, stellen jongens zich afstandelijk en macho op.'

De Amerikaanse gezinstherapeut Steve Biddulph beschouwt het Grote Lijden van de jongens vooral als een tekortkoming van de ouders. Zij zouden de eruptie van testosteron waarmee hun zoons op veertienjarige leeftijd te maken krijgen, beter moeten begeleiden. In zijn onlangs vertaalde handboek Jongens, hoe voed je ze op? schrijft hij apodictisch: Alcohol en drugsgebruik en crimineel gedrag onder adolescente jongens komen voor omdat we geen manieren vinden om hun hang naar roem en heldendaden in goede banen te leiden.' Hun impulsen zijn dus heel natuurlijk, ze moeten alleen goed worden gekanaliseerd.

Daarin slagen moderne ouders niet, maar van hen beiden is het weer vooral de man die het moet ontgelden. Biddulph neemt het hem kwalijk dat hij te weinig aandacht heeft voor zijn kroost ('Je moet ervoor vechten om een echte vader te zijn voor je kinderen', houdt hij vader tamelijk macho voor), hetgeen leidt tot overdreven plaatsvervangend mannelijk gedrag bij de zoon.

Biddulph pleit in zijn handboek voor de hulp van een mentor, een man buiten het gezin, die de puberzoon met zachte hand weet te begeleiden. Maar zijn adviezen lijken soms nogal contraproductief voor iemand die denkt de taal van de jeugd te spreken: 'Organiseer een overgangsceremonie om het begin van de adolescentie te vieren en seksualiteit een positieve start te geven' is er een, en ;Help hem bij het vinden van activiteiten waar hij meisjes als vriendin kan leren kennen. 

Wildemannen

'Jongens, hoe voed je ze op? ademt de geest van de "Wildeman-beweging', een in de jaren tachtig in de Verenigde Staten opgericht genootschap dat met allerlei semi-primitieve 'initiatie-riten' en esoterische meditatiepraktijken de zachte aard van de man probeerde te doorgronden. Het is een vorm van therapeutische crisisbezwering die in de jaren negentig zijn tegendeel lijkt te hebben gevonden in de opkomst van een 'Nieuwe Knul' in Groot-Brittannie, onlangs gesignaleerd in de Volkskrant.

De 'New Lad' gaat met zijn maten naar het voetbal, laat boeren en scheten in de pub en leest tijdschriften over borsten, bier en voetbal. Ze willen arrogante, boertige mannen zijn, wars van het zachtaardige, gestroomlijnde imago van de 'zorgvader'. Hier lijkt de opmars van de vrouw en de cultivering van het mannelijke gevoelsleven een keerpunt te hebben bereikt: deze jongens willen juist niet de ideale moderne man zijn. Tegelijkertijd is hun pose juist een teken hoe ingrijpend de werkelijkheid is veranderd - en die gaat niet weg.

In Nederland wordt het heil gewoontegetrouw eerder verwacht van discussie en zelf werkzaamheid. Seksuoloog J. Frenken, verbonden aan de Universiteit Leiden, zei naar aanleiding van het zwembad-incident dat de discussie onder de jongens zelf nu hopelijk zou zijn geopend. 'Ze moeten zich herbezinnen op de manier waarop ze met meisjes omgaan. "Het aantal jongens dat zich voor de rechter moet verantwoorden vanwege een seksueel delict is tussen 1990 en 1996 met 83 procent gestegen.

Frenken pleit ook voor les in relatievaardigheden op basisscholen en in het voortgezet onderwijs, zodat scholieren respect krijgen voor elkaars opvattingen.

Maar ook hier lonkt een scheiding van de seksen. Jongens moeten meer de kans krijgen zich met mannen te identificeren, zegt een middelbare-schoolleraar in het tijdschrift J/M.

Daarom is het een probleem dat er zo weinig mannelijke leerkrachten zijn. In elkaars gezelschap voelen jongens hun oude kracht weer. Opvallend veel jongens bleken opgetogen over de aparte 'jongensuurtjes' in het Wassenaarse Tikibad. Nu konden ze tenminste hun gang gaan. De rijen voor glijbaan en duikplank waren bovendien aanmerkelijk korter,

Misschien is het een oplossing. Nu meisjes zoveel meer naar buiten treden en beduidend assertiever zijn geworden ( ze spreekt van het 'had-je-wat?-meisje') hebben jongens volgens Jantien Anderiesen van J/M zoveel macht moeten inleveren, dat ze bijna geen eigen plek meer hebben. De twee jonge zoons van Anderiesen hadden onlangs een hutje gebouwd op een landje vlakbij hun huis . De volgende dag verscheen de Reinigingsdienst, en verdween de hut. 'Mijn jongste zoontje vroeg toen: Mam, jongens kunnen toch beter hutten bouwen dan meisjes he?' Vroeger zou ik hebben gezegd: natuurlijk niet, meisjes zijn daar net zo goed in. Maar nu zei ik: ja, hoor. Jongens kunnen veel beter hutten bouwen dan meisjes.'

Jutta Chorus

Start Omhoog