Astère-Michel Dhondt, alias Michel Dhondt, alias Markies van Carabas, alias Troubadour, alias de Landarbeider, werd geboren te Machelen-aan-de-Leie op 12 oktober 1937. Hij woonde van ’62 tot ’68 in Gent, waar ook zijn eerste roman, God in Vlaanderen, zich afspeelt. In 1968 is hij naar Amsterdam verhuisd, waar hij nog steeds woont. In 1975 verwierf hij de Nederlandse nationaliteit.
Astère-Michel Dhondt is pedofiel, en maakte daar nooit een geheim van. Integendeel: tederheid rond knapen is steeds de rode draad doorheen zijn hele werk geweest. Hij maakt zelden gebruik van schokeffecten, ruwheid en dramatiek: hij daagt niet uit, in tegenstelling met anderen die hetzelfde terrein der letteren betraden. Denken we aan Warren en Van het Reve. Astère-Michel Dhondt slaagt er in zijn werk steeds een glans van poëzie mee te geven. Zijn gedichten zijn zeer beeldend, tastbaar bijna, terwijl zijn proza steeds speels en poëtisch overkomt. Zelf zegt hij hierover dat hij al schrijvend tekeningen maakt.
“God in Vlaanderen” (1965) is de eerste roman die Dhondt publiceerde. Hij ontving er in 1966 de Arkprijs van het Vrije Woord voor. Ook zijn twee volgende boeken, “Zeven geestige knaapjes” (1966), een roman, en “De wilde jacht” (1968), een novelle, waren traditioneel van vorm, en handelden over de liefde voor en tussen jonge jongens. Dit onderwerp blijft de auteur verder trouw, maar hij gaat experimenteren met heel nieuwe vormen. De innoverende stijl komt voor het eerst boven in zijn vierde boek, “Gezangen en gebeden” (1969). Dit bestaat uit een aantal gedichten, verhalen, een lezing, foto’s, een inventaris van zijn seksuele en ‘seksuoïde’ contacten en een nauwkeurig bijgehouden masturbatiefrequentie in tabelvorm. In “De koning en de koningin van Sikkem in de Haarlemmerhouttuinen” (1971) vinden we naast een aantal gedichten, de brieven, die in zijn latere werk de stijl gaan uitmaken. “Sinbad de Zeerover” (1973) en “De brieven van de Troubadour” (1975) zijn daarvan de producten. We zien deze vorm van ‘brievenboek’ verder verfijnen tot poëtische miniaturen in “De vruchten van het Veld” (1977). Na enkele jaren van literaire stilte –veroorzaakt door zware maatschappelijke druk, intimidatie en agressie- is Astère-Michel Dhondt terug opgedoken met enkele reisnovellen: “Het diepe zuiden” en “Een omweg naar Rome”, in de jaren ’80. Zijn (voorlopig?) laatste werk is “Reis in het atoomtijdperk” uit 1990. Uit 1968 dateert ook nog een fotoboek “De lieverdjes van Amsterdam”.
“God in Vlaanderen” beschrijft tien dagen uit het leven van Tim van Male, een tienjarige jongen wiens mama in Oostende en papa in Gent woont. Volgens de werkvrouw in het appartement van zijn moeder: een engel, zachtzinnig als het kindje Jezus. Volgens de directeur van zijn school een oase van persoonlijkheid in een woestijn van loeders. Volgens een buurman, verzekeringsagent met een humanioradiploma: een piepjonge Ganumedes. Volgens Rolle, zijn beste kameraad: de slimste jongen die je kan vinden. Volgens de moeder van Rolle: het schoonste ventje van Oostende. Volgens een mytisch dichter, die verliefd werd op hem in plaats van op zijn mama: God in Vlaanderen.”
De mama van Tim wil op reis, en stuurt hem naar zijn vader in Gent. Ze heeft papa gebeld, zegt ze, hoewel dat achteraf niet zo blijkt te kloppen maar: ‘ze is hard, en ze mag liegen, zoals alle grote mensen.’ Op die manier verzeilt Tim in Gent, waar hem niets anders rest dan het onderdak dat Madeleine, een prostituee, hem biedt, te aanvaarden. Overdag gaat Tim alleen op pad, en ontmoet algauw Rudy, Iefje, Raf-met het glazen oog- en een reeks andere vriendjes. De tedere warmte die tussen de jongens groeit, staat in schril contrast met de soms agressieve bemoeienissen van kwaadwillige volwassenen, waartegen Tim in eerste instantie uiteraard niet opgewassen lijkt. Geholpen door Madeleine –die imemrs het klappen van de zweep kent-, leert hij snel zich te wapenen met de middelen die hij heeft, en zonodig hard terug te slaan. Terwijl zijn nieuwe omgeving ‘God in Vlaanderen’ leert kennen, ontdekt Tim een tedere wereld van vriendschap en liefde in de kleine en grote vrienden die hij maakt.
“Verdragen kost ons geen moeite: we zijn het sinds eeuwen gewend. Zo verdraagzaam zijn we, dat we, om de buitenlanders niet te ontstemmen, bekwame volksgenoten geestelijk verkrachten. Vroeger onder vreemde overheersing, thans onder de leiding van een bepaalde klasse, die een eigen persoonlijkheid vreest, zijn we een mak volk geworden....Het is echter de vraag of in dit verdraagzame land, waar iedereen zich automatisch schikt of moet schikken naar de grootste gemene deler, waar een verdoemde zwaarwichtige traditie de geestelijke vooruitgang blokkeert, waar trots doet gruwelen en schoonheid taboe is, of in dit land een uitzonderlijk mooi en intelligent kind als Tim kans heeft op een vrije en volkomen ontplooiing. Het is vooral de vraag of hij kans heeft om met zijn opvallende, prille persoonlijkheid te overleven.
...De ervaringen van deze tien gevaarlijke avontuurlijke dagen (een kortstondig openbaar leven) zijn als het ware getekend door even intense tegen-ervaringen; de terreur van perverse mannen lijkt weggetrild door het begeesterende leven dat zijn vriendjes in hem hebben geïnkarneerd. Misschien is hij dus geestelijk gelouterd. Misschien zal hij zich blijvend kunnen verweren tegen het gif van onze lessen, zelfingenomen opvoeding, houding van achterbakse infiltratie. Hij is een –witte raaf in dit land- ontsnapt aan de morele dwang van een godsdienst (met welk recht leggen wij kinderen een godsdienst op?) en aan de grove leugens van de catechismus; hij is net niet verpulverd onder de pletrol die de ‘sociale’ kamermoraal wordt als ze faalt (en ze faalt steeds in de praktijk). Maar zal hij zo vrij en gewiekst en onophoudelijk waakzaam kunnen blijven?”
In een interview zei de auteur over dit boek: “Het is uitmuntend geschikt om goodwill te kweken bij een publiek, dat bij omgang van een man met jonge jongetjes nog uitsluitend denkt aan geknoei en sadisme...”
Het interview waaruit dit zinnetje geplukt is, is zo’n 20 jaar geleden opgenomen, en ondertussen heeft de auteur aan den lijve ondervonden dat het sociale klimaat er alleen maar slechter op geworden is. De boeken die dit onderwerp op een positieve en eerlijke manier benaderen zijn uit de bibliotheken weggecensureerd, de wetgeving is op een desastreuze manier ‘aangepast’, de media gebruiken het onderwerp om er op een gruwelijke manier winst uit te persen.. Kortom: de heksen, zigeuners, joden, negers en marokkanen werden van een moderne opvolger voorzien: de pedofiel