99okt21d Sekstant over Ireen (F)
De Nieuwe Sekstant, najaar 1999
Tekst: Dik Brummel
"Mijn hoofdpijn wil maar niet weggaan, ook niet na een tweede tablet. Ik zoek ontspanning bij de tv, maar geen enkel programma interesseert me. AIIes wekt ergernis op. Hoe kan de wereld doordraaien terwijl met kinderen de meest verschrikkelijke dingen gebeuren? In een recent rapport van de vertrouwensartsen staat dat er jaarlijks vijftig kinderen door hun ouders worden doodgeslagen. Uit cijfers van de Erasmus Universiteit blijkt dat van de bijna 4 miljoen kinderen en adolescenten in Nederland ruim 300.000 ernstige tot zeer ernstige psychische problemen hebben. Waarom een geweldfilm als in de werkelijkheid de slachtoffers bij bosjes vallen? Joes Kloppenburg, Meindert Tjoelker en al die anderen. Eén op de vijf jongeren die regelmatig uitgaan krijgt te maken met geweld, dat is anderhalf kind van het gezin waaruit ik kom, drie kinderen uit het sportteam van mijn zoon, zeven kinderen uit zijn klas. Het aantal geweldsmisdrijven dat door jonge kinderen wordt gepleegd neemt toe, soms zijn ze onder de tien, lagere-schoolkinderen."
Dit citaat kamt uit het boek van Ireen van Engelen. En: dit boek gaat over Ireen van Engelen. Net als de meeste burgers leest zij de krant en kijkt naar de televisie en laat zich opwinden. Ze wil iets doen, ze moet iets doen, Wat is er toch mis met de wereld? Kindermishandeling, kindermisbruik, kinderprostitutie, kinderpornografie, kindertranen, kinderleed, kindercriminaliteit, zinloos geweld op straat, alles speelt in haar hoofd door elkaar, geweld en seks en kinderen, ze wil iets doen, ze moet iets doen. Ze schrijft een roman.
De hoofdpersoon van deze ik-roman (een geromantiseerde Ireen van Engelen dus) ontdekt op zolder een stapel brieven waarin haar neef Paul, die in Indonesië woont, met vrienden in Nederland correspondeert over de jonge vriendjes en huisknechtjes-annex-sexslaafjes die hij daar in huis neemt. Zijn correspondent Lex Verhuist werkt in het Amsterdamse Burgeweeshuis, Een van diens brieven bevat een pornografische beschrijving van het seksueel misbruik van een driejarige pupil, waar zij diep door geschokt wordt.
"Met geen mogelijkheid kan ik de brieven uit mijn hoofd zetten. Overdag pieker ik erover tot mijn hoofd bijna barst, 's nachts droom ik ervan. Ik raak gefixeerd op alles wat met seksueel geweld en kinderporno te maken heeft. Plotseling ontdek ik het overal, zoals zwangere vrouwen in je gezichtsveld komen als je in verwachting bent. Elke aanraking van een kind door een volwassene bekijk ik met argusogen. Geen toespeling, ontgaat me, hoe onschuldig het ook bedoeld mag zijn. Zoals dat affiche van een bloot jongetje met een dure camera om zijn nek. Of die arrenslee in het winkelcentrum met die lachende kerstman die, na inworp van een gulden, een minuut lang zijn schoot laat wiebelen. Pedofilie is een obsessie geworden."
Ze duikt in het verleden van haar neef. Ze zoekt contact met de politie om de identiteit te achterhalen van Lex en van de kinderen die indertijd in het Burgerweeshuis woonden. Tegelijk gaat ze op onderzoek uit naar wat pedofielen beweegt, door discussie-avonden bij te wonen van werkgroepen pedofilie van de NVSH, met name die van de afdeling Amsterdam:
"Alle ogen zijn op mij gericht als de deur achter me dichtvalt. Ik ben de enige vrouw in dit gezelschap, Een bleke, kalende man schuift van de barkruk af en komt naar me toe. Hij stelt zich voor, Ron, het staat op de badge die op zijn trui is gespeld. Als lid van de werkgroep heet hij me van harte welkom. Ik mompel dat ik geïnteresseerd ben in pedofilie en in de folder heb gelezen dat er een leestafel is. 'Dit is toch de open avond van de werkgroep...?' 'Pedofilie', vult de man vriendelijk in. Hij biedt me een kop koffie aan en stelt me voor aan een ander lid van de werkgroep,
Mijn vragen kan ik aan Leo kwijt. Leo stelt voor om aan een apart tafeltje te gaan zitten. Hij is zelfverzekerd. Zo te zien staat hij vaker nieuwkomers te woord. Hij vraagt naar de reden van mijn komst. Volg ik een opleiding? Ben ik een scriptie aan het schrijven? Er komen nogal wat studenten op deze avond af. Of ben ik soms een journalist? Ik vertel over de onderwijzer van mijn zoon die ooit werd opgepakt wegens ontucht. Ik wil graag weten wat die man bezielde.
Enthousiast prijst Leo zijn club aan. Hij legt me uit hoe belangrijk de open avonden zijn, hoe deskundig hun hulpverlening en hoe fout het beeld dat de buitenwereld van pedofielen heeft. Hij toont me de pedofiele tijdschriften die op de leestafel liggen, de boeken die geschreven zijn door wetenschappers, sommige hebben zelfs een opdracht van de auteur voorin. Ze houden ook jaarlijks een internationaal congres dat bezocht wordt door pedofielen van over de hele wereld,"
De beschrijving van deze pedofielen als op hel eerste gezicht tamelijk normale mannen is heel effectief. De schrijfster stelt zich als het ware neutraal en onbevooroordeeld op; dat hoort bij 'onderzoek'. Tegelijk beeldt ze haar objecten zo uit dat de lezer al een vage ongunstige indruk van ze krijgt zonder dat je ze echt ergens van kunt betichten. Tenslotte is er de indruk dat pedofielen een groeiende 'internationale' organisatie vormen. Onze heldin heeft het niet makkelïjk:
"Na een onderbreking van anderhalf jaar bezoek ik weer de NVSH, Het is Mei 1996. Ik ben veranderd, nerveus geworden, sta niet meer onbevooroordeeld tegenover het verschijnsel pedofilie, Het is alsof de brieven van Paul me besmet hebben met een virus dat me aan het slopen is. Misschien raak ik het kwijt als ik snap wat een pedofiel bezielt.
Even na achten stap ik er binnen. Aan de bar zitten vijf mannen, nieuwsgierig kijken ze mijn richting uit. Vaag herken ik enkele gezichten, onzekere glimlachjes worden uitgewisseld. Een van de mannen springt van zijn kruk af, pakt een stapeltje papier van de bar en loopt op me toe. Als lid van de werkgroep heet hij me van harte welkom, schudt me de hand en overhandigt me het bezoekersbeleid. Omstandig legt hij uit wat de bedoeling ervan is. De anderen luisteren mee. Ik voel me niet op mijn gemak, weet me geen houding verdiep me daarom maar in het papier dat in mijn handen is gedrukt: hun spelregels."
Die spelregels zijn streng in overeenstemming met de nieuwe anti-kinderpornowetgeving van 1996. De Amsterdamse NVSH-afdeling heeft intern een conflict over het voortbestaan van de werkgroep pedofilie. De angst zit er goed in. De werkgroep slinkt en onze schrijfster maakt daar graag melding van. De leden hebben haar nu ook door. Ze hebben geprobeerd duidelijk te maken hoe goed hun bedoelingen zijn, maar haar vooroordeel is alleen maar sterker geworden. Aan het eind van haar 'onderzoek', als ze tenslotte te horen krijgt dat ze niet meer welkom is schrijft ze:
"De afgelopen jaren heb ik mijn uiterste best gedaan om met u van gedachten te wisselen over de schade die kinderen kunnen oplopen als zij seksueel contact hebben met volwassenen. Mijn pogingen hebben echter nooit succes gehad. In uw brochure wordt de indruk gewekt dat er tijdens de open avonden gelegenheid is om te praten over pedofilie. De discussies, zo die er al waren, werden echter enkel en alleen gevoerd vanuit een pedofiele gedachtegang, Dit heeft mij in toenemende mate verontrust. U zegt op te komen voor de seksuele rechten van het kind, maar in feite komt u enkel en alleen op voor uw éigen rechten als pedofiel en voer uw eigen seksuele bevrediging."
Ziedaar het resultaat van haar 'onderzoek'. De vraag wat pedofielen 'bezielt' was al beantwoord. Maar de pedofielen van de NVSH ontkennen dat. Daarmee ontkennen ze ook dat ze een gevaar vormen. Onze heldin blijft dus van zorg vervuld.
Ook hij politie en justitie vindt zij niet voldoende bevrediging: Lex Verhulst komt uiteindelijk wel voor de rechter en moet 4 jaar zitten, maar alleen wegens 'handel' in Thaise porno. Wat hij in het Burgerweeshuis heeft gedaan is niet te bewijzen. Men ziet ook niet veel heil in het opsporen van vroegere pupillen.
"Van de tegenwerking die ik ondervond was ik me eerst niet bewust. Er was immers overleg gaande tussen de directie van het Burgerweeshuis en de zedenpolitie. Toen ik na enkele maanden informeerde naar de voortgang van het onderzoek, werd duidelijk dat men probeerde de zaak in de doofpot te stoppen. Mijn bemoeienis werd niet op prijs gesteld. Maar ik drong aan. Er werd mij meegedeeld dat directie en bestuur alle stappen hadden gezet die noodzakelijk waren om de identiteit van de eventueel betrokken kinderen te achterhalen teneinde, indien dat nodig mocht blijken, hulp te kunnen verlenen. Of er daadwerkelijk sprake is geweest van seksueel misbruik was een vermoeden mijnerzijds. Dat nam niet weg dat ze dit vermoeden op de juistheid daarvan hebben laten onderzoeken door de zedenpolitie, Het recherche-onderzoek heeft slechts kunnen leiden tot het vaststellen van de identiteit van één jongere. Deze beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Daarmee was de kous af"
Maar niet voor onze heldin. Het boek eindigt aldus;
"In een laatste poging de namen van de misbruikte kinderen te achterhalen, diende ik een aanvraag in bij het Parket-Generaal om het strafdossier in te mogen zien. De beslissing luidde als volgt: het publieke belang van het verstrekken van de gevraagde informatie weegt niet op tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de heer Verhulst. Die is inmiddels weer op vrije voeten, niet behandeld, dus mét zijn asociale persoonlijkheid, mét zijn niet ziekelijke maar wel pedofiele stoornis, mét zijn recidivegevaar en mét de gevoelens die hij ontwikkeld heeft in de gevangenis."
Onze heldin beseft dat wie het recht wil doen zegevieren, wie kinderen uit de handen van misbruikers wil redden, ook nog moet rekenen op tegenwerking door justitie. Dit is het ware volksgevoel.
En zo eindigt het boek als een oproep tot verdergaande actie tegen pedofilie. Daarmee is deze roman een van de talloze stemmen uit het volk. De druk op politie, justitie en politiek is massaal, en leidt op dit moment weer een nieuwe en onfrisse fase van de jacht op pedofielen in. De heldin van dit boek slaagt erin zich als slachtoffer uit te beelden terwijl ze juist de heersende macht van het 'gemene' denken vertegenwoordigt. Een dergelijk gebrek aan (zelf)-inzicht heeft altijd iets meelijwekkends en angstaanjagends tegelijk.
Ireen van Engelen 1999: En ze noemen het liefde. Pedofilie, ontucht en sekstoerisme, Breda (Uitgeverij De Geus).