De Volkskrant 9 juni 1999
Door Ellen de Visser
Wat bezielt een man die kinderen misbruikt? Die vraag werd voor Ireen van Engelen een obsessie na haar vondst van een pak sadistisch getoonzette brieven van pedofielen. In haar boek 'En ze noemen het liefde' beschrijft ze haar zoektocht naar de slachtoffers, en naar een van de vermeende daders - een voormalig groepsleider van het Burgerweeshuis in Amsterdam.
Op de zolder van haar nicht vindt Ireen van Engelen in 1994 een correspondentie die haar denken en doen de jaren daarna volledig gaan beheersen. Als ze op een zomeravond de stapel post uit de twee bruine enveloppen haalt, kan ze niet meer stoppen met lezen. Tot haar hoofd bonkt en haar keel pijn doet bij het slikken. Het zijn maar brieven, houdt ze zichzelf voor, het kan onmogelijk waar zijn.
De brieven gaan over seks met kleine jongetjes. Zestig brieven van tien mannen. Geschreven in de eerste helft van de jaren tachtig. Het lijkt op een netwerk: de briefschrijvers richten zich allemaal tot Paul, de neef van Van Engelen die in Indonesië een seksueel walhalla voor zichzelf heeft gecreëerd, maar ze hebben ook onderling contact.
Onder de 'postzegelverzamelaars' zoals ze zichzelf noemen, bevindt zich een Amerikaanse violist van het Amsterdamse Philharmonisch Orkest en een hoogleraar van een Nederlandse universiteit die werkt in Indonesië. Er worden tientallen voornamen genoemd van Nederlandse en Aziatische jongetjes met wie seks wordt bedreven. Sommige kinderen zijn pas drie jaar. 'Wel zo slim er een te pakken die nog niet in opstand kan komen', schrijft een van de pedofielen. 'Ik hoop niet dat ik je misselijk maakt met mijn relaas'.
Een stapel van 25 brieven valt op door de sadistische toonzetting. De briefschrijver, Van Engelen noemt hem Lex, blijkt tussen 1981 en 1984 groepsleider te zij geweest in kindertehuis de Dependance, onderdeel van het Amsterdamse Burgerweeshuis. Hij heeft fantasieën over kinderen die gillen van de pijn, hij praat over 'waanzinseks' en over 'ss-neigingen'. Hij beschrijft pagina's lang hoe hij een 3-jarig jochie in zijn nachtdienst anaal verkracht. Tijdens de verkrachting voelt hij zich als een 'gestapo in het kinderkamp van het concentratiekamp Bergen-Belsen'. 'De angst in zijn ogen deed me bijna komen van opwinding.'
Een volwassene die zo met kinderen omgaat, mag niet vrij rondlopen, vindt Van Engelen. Ze besluit zelf op onderzoek uit te gaan. Lex moet worden gestraft voor zijn daden, de slachtoffers moeten worden opgespoord. Vijf jaar later heeft ze haar zoektocht naar rechtvaardiging vastgelegd in een boek dat morgen bij uitgeverij De Geus verschijnt. De titel verwijst naar de wijze waarop pedofielen volgens haar hun gedrag steevast goedpraten. En ze noemen het liefde.
De directeur van het weeshuis ontvangt haar aanvankelijk welwillend. Een speciale commissie zal zich met de zaak bezighouden. Maandenlang hoort ze niets. Uiteindelijk schrijft ze een brief waarin ze exact beschrijft wat Lex heeft gedaan en met welke kinderen. Geen reactie. De Amsterdamse jeugd- en zedenpolitie toont zich geïnteresseerd. Maar de zaak lijkt verjaard. Bovendien is er geen aangifte gedaan.
'Het was een redenering waar ik voordurend tegen aan liep', zegt ze. 'Er was geen klacht, dus had het misbruik officieel niet plaatsgevonden.' In een interview met een deskundige leest ze dat de gevolgen van seksueel misbruik bijna niet te overwinnen zijn. Het wordt een leven lang worstelen met angsten en depressies. In sommige gevallen, zegt hij, is de dood barmhartig.
'Hoe zou het met de peuter zijn die door Lex stelselmatig in de nachtdienst is verkracht?', vraagt Van Engelen zich af. Ze vindt het adres van de groepleider en belt bij hem aan. Een magere man met een pluizig baardje. Ze durft hem niet naar het verleden te vragen.
Pedofilie wordt voor Van Engelen een obsessie. Wat bezielt een man die kinderen misbruikt? Het is een vraag die haar niet meer loslaat. Jarenlang bezoekt ze op de derde dinsdag van de maand de bijeenkomsten van de werkgroep pedofilie van de NVSH in Amsterdam. Lex kwam daar ook, hij was er erg enthousiast over. Ze doet mee aan de tombola (lootjes voor een gulden) waarmee foto's van blote kinderen zijn te winnen. Ze worstelt zich door de 'weinig verheffende teksten' in informatiebladen als OK Magazine en Paidika. Ze leest jaarverslagen, doet mee aan discussie-avonden. En ze praat met pedofielen over hun achtergrond. Ze zegt: 'Ik ben overtuigd dat pedofilie geen seksuele geaardheid is warmee je wordt geboren. Ergens is er in het leven van pedofielen iets erg misgegaan waardoor ze hun emoties alleen nog kwijt kunnen bij kinderen.'
Drie jaar na de vondst van de brieven wordt Lex opgepakt. Nadat Van Engelen de correspondentie aan de jeugd- en zedenpolitie heeft laten lezen, is de groepsleider in de gaten gehouden afgeluisterd. Bij huiszoeking hebben agenten kinderporno aangetroffen. Er volgt een geruchtmakende rechtszaak. Lex wordt verdacht van betrokkenheid bij het maken van kinderpornovideo's in Thailand. In zijn huis heeft de politie bovendien originele opnamen van de zogenoemde Bjorn-tape aangetroffen, een videoband waarop te zien is hoe een Nederlandse jongen ernstig wordt misbruik en gemarteld.
De ontucht in het Burgerweeshuis komt niet aan de orde. De officier van justitie schrijft haar dat de ontucht niet kon worden bewezen. De brieven zouden op fantasie kunnen berusten. Het weeshuis blijkt slechts een jongetje uit de brieven te hebben getraceerd. Hij zit in een daklozenproject en is spoorloos.
Van Engelen noemt de zoektocht van het Burgerweeshuis 'ongeloofwaardig'. Je hebt hun naam, hun geboortedatum, ze zijn naar school geweest. Geef mij de gegevens en ik vind ze.' Het is misschien maar beter zo, krijgt ze van de directie te horen. Kun je volwassenen confronteren met mogelijk misbruik in hun jeugd terwijl ze zich daarvan wellicht niet eens bewust zijn? 'Ze proberen de zaak in de doofpot te stoppen', zegt ze. Haar boek is een uiterste poging de zaak alsnog onder de aandacht te brengen.
Voor haar staat vast dat de brieven op waarheid berusten. Uit de jaarverslagen van het Burgerweeshuis blijkt dat alle feiten die Lex in zijn brieven vermeld, kloppen. Maar alleen de kinderen kunnen vertellen of de afschuwelijke gebeurtenissen echt hebben plaatsgevonden. Haar bemoeienis wordt door het Burgerweeshuis niet op prijs gesteld. De directeur verbiedt haar nog contact op te nemen. Hij dreigt met juridische stappen als ze 'een onrechtmatige publicatie jegens zijn organisatie' publiceert.
Niemand denkt aan de kinderen, zegt ze. 'Ik zou zo graag willen weten hoe het met ze gaat, of ze hulp nodig hebben. Hoe traumatiserend is het als je op jonge leeftijd bij je ouders wordt weggehaald, in een crisiscentrum belandt en daar ook nog eens wordt misbruikt?' In haar onnozelheid, zegt ze, heeft ze lang gedacht dat ze pedofielen van die nefaste uitwerking van hun handelen kon overtuigen. Maar als ze haar neef in Indonesië op zijn gedrag aanspreekt, laat hij weten contact niet meer op prijs te stellen. Als ze zich op de NVSH-avonden kritisch begint op te stellen, wordt haar de toegang ontzegd.
Ze wijt het gebrek aan inzicht bij pedofielen aan de intellectuele pedofielenlobby: een kleine kring wetenschappers die 'de pedofiele toon zet' en in publicaties seks met kinderen blijft verdedigen. Op NVSH-avonden kwam ze jonge jongens tegen die zich pedofiel waanden. Een kort gesprek, zegt ze, was meestal voldoende om erachter te komen dat er wat anders aan de hand was. Verwaarlozing en mishandeling hadden hun zelfvertrouwen vaak zo ondermijnd dat ze dachten bij een pedofielenclub soelaas te vinden voor het onbehagen waarmee ze in de wereld stonden. Zulke jongens kunnen worden bijgestuurd zodat ze hun gevoelens onder controle krijgen.' De jarenlange bezoeken aan de NVSH-bijeenkomsten hebben haar begrip niet vergroot. Als ze niet meer welkom is, schrijft ze de leden van de werkgroep pedofilie een brief. 'U zegt op te komen voor de seksuele rechten van het kind maar in feite komt u enkel en alleen op voor uw eigen seksuele belang.' Antwoord blijft uit.
Lex wordt in hoger beroep veroordeeld tot drieëneenhalf jaar cel. Hij wenst niet te worden behandeld want met hem is niets mis. Hij zegt dat de geboorte van zijn zoon hem heeft veranderd. Zijn Belgische vriendin, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de vervaardiging van de kinderporno, noemt hem 'een fantastische vader'. Ik kan me er niets bij voorstellen, schrijft Van Engelen. Ze denkt aan de brief uit februari 1984 waarin hij schrijft over zijn ouderschapswens. Wie weet zijn we er wat blij mee. Een zogenaamd appeltje voor de eenzaamheid, waar ik nu al erg bang voor ben.'
In een laatste poging de volledige namen van de misbruikte kinderen te achterhalen, probeert ze het strafdossier van Lex in te zien. Haar aanvraag wordt geweigerd: de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer staat voorop. Over het onderzoek van de Belgische politie naar de vriendin van Lex heeft ze nooit iets vernomen. Lex is alweer een half jaar vrije voeten. 'Niet behandeld dus met zijn asociale persoonlijkheid, met zijn pedofiele stoornis, met zijn recidivegevaar en met de gevoelens die hij heeft ontwikkeld in de gevangenis.' Na lang twijfelen heeft ze besloten een aantal fragmenten uit de gruwelijke correspondentie in haar boek op te nemen. 'Die brieven hebben mijn leven totaal op zijn kop gezet. Ik wil dat ook anderen ervan doordrongen raken dat kinderverkrachters weinig menselijks in zich hebben.
'Geen Doofpot' Directeur Th. Binnendijk van het Burgerweeshuis in Amsterdam ontkent dat het kindertehuis heeft geprobeerd de affaire rond de verdachte ex-medewerker 'in de doofpot' te stoppen. We hebben een uitgebreid onderzoek verricht, in de eerste plaats onder medewerkers die hier begin jaren tachtig werkten. We zijn tot de bodem gegaan, hebben in samenspraak met de recherche geprobeerd ex-pupillen te achterhalen, maar het heeft niets opgeleverd. Voor ons staat daarom niet vast dat er misbruik heeft plaatsgevonden. Van Engelens betoog is uitsluitend gebaseerd op die brieven, er zijn geen andere feiten achterhaald die haar verhaal ondersteunen. En die brieven kunnen fantasie zijn.' Desondanks wil Binnendijk niet uitsluiten dat alles toch op waarheid berust. 'Wij zijn voorbereid op de mogelijkheid dat zich alsnog ex-pupillen melden, zeker nu de publiciteit op gang komt. We moeten klaar zijn om hulp te bieden.' Het Burgerweeshuis beraadt zich ondertussen nog op juridische stappen tegen het boek.
Ireen van Engelen, En ze noemen het liefde, De Geus, 192 pagina's, F 34,90, ISBN 905226726X