door Hans Marijnissen,
Trouw, 2004-04-03
Lopen met je zoon leidt tot verbondenheid en begrip. Pedagogen zien dit gezwoeg als hét middel bij opkomende puberteit.
Over
'Ik wou dat ik uw benen had', Pieter Winsemius, €11, uitg. Balans .
Het moet ergens in het zuiden van Frankrijk zijn geweest, aan het einde van een hete zomervakantie. Paul Schoenmakers (13) was door zijn stapel leesboeken heen, en pakte daarom een dunnetje van zijn vader. Het ging over hardlopen, en was geschreven door ene Winsemús.
Pas later zou hij horen dat deze meneer Winsemius heet, met de nadruk op de e, en dat Pieter Winsemius ooit minister van milieu was geweest, maar daar ging dat boek gelukkig niet over. Winsemius beschrijft in 'Ik wou dat ik uw benen had' hoe hij met zijn zoon Albert gaat hardlopen, de training langzaam maar zeker opvoert en zij uiteindelijk samen de marathon van Chicago lopen. Kijk, dát wilde Paul ook wel!
Paul (maat 39) en zijn vader René (maat 45) liepen op dat moment al geregeld samen rondjes in het Utrechtse Juliana-park. Paul trainde zo voor een sponsorloop op school en deed met zijn vader mee aan wedstrijdjes. En dat had nog jaren zo door kunnen gaan, als hij op vakantie dat dunne boekje niet had gevonden. Die vakantie is al weer meer dan een halfjaar geleden, maar nog steeds staan de Schoenmakers twee keer per week om zes uur 's morgens naast hun bed om vóór school en werk samen te trainen. Een marathon (42,195 kilometer) zit er voorlopig niet in, beseffen ze -daarvoor moet je achttien zijn. (René wil nog steeds van Winsemius weten hoe het hem is gelukt zijn zoon van zestien mee te laten doen aan de marathon van Chicago.) Maar iets anders groots moet wel mogelijk zijn. Voorlopig focussen ze op de Van- Dam-tot-Dam-loop (16,1 kilometer), waarbij René voor de derde keer, maar Paul voor het eerst de volle mep loopt.
Natuurlijk gaat het verhaal over het geloop van vader en zoon over trainen, eten, kleding, uithoudingsvermogen en het snot in de ogen, maar er zit ook een laag onder. Net zoals het ogenschijnlijk oppervlakkige succesboekje van Winsemius dat heeft. ,,Als Winsemius in zijn boek over Albert schrijft'', zegt René, ,,lijkt het op de eerste pagina's alsof hij het over een directe collega of een goede vriend heeft. Hij heeft een duidelijke band met Albert, ze hebben een verbond gesloten, bijna onvoorwaardelijk, en steunen elkaar in moeilijke tijden. Pas in latere hoofdstukken blijkt dat Albert zijn zoon is, van nog geen zestien. Dat heeft me getroffen. Dat is bijzonder. En die verbondenheid zie ik nu ook terug in de relatie met Paul. Door dat lopen, dat afzien, hebben we iets bijzonders samen.''
Paul op zijn beurt vindt dat geloop net zo bijzonder als zijn vader, al verwoordt hij dat anders: ,,Ik vind het gewoon leuk te lopen met iemand die ouder is. Ik kan dan lekker gaan uitdagen. Maar ik vind het ook bijzonder om samen met mijn vader te rennen. Samen bezig zijn is leuk, en intussen hebben we het over van alles.''
De 'investering in contact' komt bij Paul en René op een moment waarop ook duidelijk is dat verwijdering aanstaande is. René: ,,Als je kind op de basisschool zit, kom je daar als ouder iedere dag. In het voortgezet onderwijs is dat anders. Je verschijnt alleen op een ouderavond en Paul vertelt dan wel wat hij heeft meegemaakt, maar je krijgt niet alles meer te horen. Dat hoeft ook niet. Hij krijgt letterlijk zijn eigen leven. We zullen uit elkaar groeien -dat is inherent aan het volwassen worden. En elkaar op sommige momenten misschien niet meer begrijpen. Daarom ben ik blij dat ik door het hardlopen, en misschien wel tíjdens, een bepaalde interactie met hem heb. Op zulke momenten zijn we met z'n tweeën, zijn we gelijk, zoals ook Winsemius dat voelde. En ik hoop dat we die verbondenheid ook als hij volwassen wordt, kunnen vasthouden.'' Die twee kunnen het straks overal over oneens zijn, maar ze lopen sámen.
Hoogleraar pedagogiek Louis Tavecchio van de Universiteit van Amsterdam zou willen dat meer vaders en zonen met elkaar de longen uit het lijf lopen. ,,Dit is een hele mooie manier om met je kind aan de praat te blijven'', zegt hij. ,,Deze vorm van met elkaar omgaan is bijna een archetype, een oerverschijnsel. Mannen, dus ook vader en zoon, praten niet zomaar met elkaar. Door iets samen te doen, scheppen ze als het ware een kader waarbinnen een relatie of emotie plaatsvindt. Moeders en dochters zullen eerder thee gaan drinken. Maar mannen moeten iets ondernemen. Al zeggen die hardlopende vaders en zonen drie jaar lang niets tegen elkaar, dat ze er samen op uit gaan is al veelzeggend genoeg.''
Tavecchio, maar ook de Utrechtse pedagoog Bas Levering, benadrukt dat het geloop samen geen garantie is voor een puberteit zonder brokken. Een korte investering vóór die periode heeft ook geen geïsoleerde waarde, deze moet onderdeel zijn van voortdurende aandacht vanaf de babytijd. Toch is het hardlopen, of een andere activiteit waarbij ouder en kind er samen tegenaan gaan, volgens Levering een prima middel in de periode waarin volgens hem 'de pedagogische paradox' optreedt. ,,In de puberteit hebben kinderen behoefte aan en recht op privacy'', zegt Levering, ,,terwijl je als ouder ook wil weten wat er in hen omgaat. Het is een hele kunst daar goed mee om te gaan.''
Ouders omschrijven de ideale relatie met hun kind volgens Levering vaak als 'open' -ze willen als vriend gezien worden met wie je alles kunt bespreken. ,,Vergeet het maar. In de puberteit ontwikkelen kinderen hun eigen identiteit en nemen ze afstand. Bij de jongens spuit de testosteron uit de oren en sommigen gaan zich ook echt macho gedragen. En zie maar eens als ouder contact met je kind te houden. Ik zeg altijd maar: zoek nooit te nadrukkelijk contact, graaf niet naar geheimen, vraag nooit te letterlijk wat er in hen omgaat. Maar creëer wel speciale momenten.'' Voor jonge kinderen is het naar bed brengen belangrijk, daar praten ze over hun angsten en onzekerheden. ,,Bij oudere kinderen is dat moment aan de eettafel - daarom ben ik ook altijd zo tegen het bordje op schoot bij de tv. En de andere sleutel kan zijn het samen dingen dóen.'' Dat schept, zoals Levering het noemt, een 'veld voor ontmoeting'.
Volgens vader René heeft dat geloop nog een ander facet. ,,Het is misschien een open deur, maar hardlopen is erg lichamelijk, het heeft alles te maken met de menselijke conditie. Die van mij, en die van mijn zoon. Ik ben nu 46, en ik weet dat na mijn vijftigste mijn tijden alleen achteruit zullen gaan. Terwijl de tijden van Paul alleen maar scherper zullen worden.'' Hij wordt zo als het ware gefocused op zijn eigen jaren, maar vooral op de ontwikkeling van zijn zoon. Hij ziet hem letterlijk groeien.
Volgens Levering slaat vader René daarmee de spijker op zijn kop. ,,In de psychoanalyse is de rivaliteit tussen vader en zoon een interessant thema. Ik denk dat deze vader zich in dit verband behoorlijk kwetsbaar opstelt, en dat waardeer ik. Hij weet dat hij straks door zijn eigen zoon wordt ingehaald, en dat accepteert hij. In de estafette van het leven zal hij het stokje doorgeven. Een prachtig ritueel, en rituelen zijn er niet voor niets.''
Alhoewel René en Paul vermoedelijk hun schouders zullen ophalen over die duiding van de deskundigen, merken ze wel dat ze veel bekijks trekken als ze door de Utrechtse bossen lopen. ,,Er is altijd een glimlach te zien'', zegt Paul. René: ,,Je ziet die vaders denken: hé wat goed, dat kan ik ook.'' En het gekke is: de laatste weken komen ze steeds meer hardlopende vaders en zonen tegen. Ze vragen zich af: komt dat door ons, door het boekje van Winsemius, of wordt het gewoon lente?