00jul12b Trouw verdiept zich

Trouw 12 Juli, VERDIEPING

 Kinderseks als wetenschap

De wet laat er geen twijfel over bestaan: wetenschappers mogen alles bestuderen, ook kinderporno. Wie het bezit, riskeert vier jaar gevangenisstraf, maar: 'Niet strafbaar is degene, die een dergelijke afbeelding in voorraad heeft waarvan vaststaat dat hij deze voor een wetenschappelijk, educatief of therapeutisch doel gebruikt'. Maar wat als kinderporno jarenlang wordt bewaard zonder dat dit tot noemenswaardig onderzoek leidt?

Archief 

door Gustav Bessems

Het openbaar ministerie in Haarlem spit op dit moment zeven archiefkisten door van de Dr. Edward Brongersmastichting, genoemd naar de twee jaar geleden gestorven, pedofiele oud-PvdA-senator. Hij was sinds de oprichting in 1979 voorzitter en beheerde het archief, dat een grote hoeveelheid kinderporno bevat.

Volgens justitie staat het voornemen om wetenschappelijk onderzoek te bevorderen wel in de stichtingsstatuten, maar zijn concrete activiteiten op dit gebied niet bekend en is de collectie niet gecatalogiseerd. Binnenkort beslist het OM of het de huidige bestuursleden vervolgt. Het geval is volgens justitie uniek, want niet eerder beriep een eigenaar van kinderporno zich op de wetenschapsclausule. Maar nu blijkt de Brongersmastichting echter een zusje te hebben: de Dr. Frits Bernardstichting.

Brongersma laat op negen februari 1979 vastleggen wat het doel van zijn stichting is: 'het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek naar de psycho-sociale aspecten van de sexualiteit, in het bijzonder naar de ontwikkeling van het sexuele leven bij kinderen en jeugdigen, met name naar de verschijningsvormen van erotische en sexuele relaties tussen kinderen onderling en tussen kinderen en volwassenen, en de betekenis van dit alles voor de wetgeving, rechtspraak, opvoeding en maatschappelijk leven'.

De Rotterdamse psycholoog Bernard zit op elf juli bij de notaris. Hij beoogt: 'het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek inzake kindersexualiteit in de ruimste zin van het woord, zowel in als buiten het Koninkrijk der Nederlanden'. De Bernardstichting bezit: 'persoonlijke documenten (brieven, memoires, dagboeken, notities, archieven en dergelijke) en gepubliceerde documenten', en: 'fotomateriaal, tapemateriaal en schrijfmateriaal.' Alles alleen toegankelijk na schriftelijke toestemming van het bestuur.

Gevraagd naar zijn stichting reageert de nu tachtigjarige Bernard als door een wesp gestoken. ,,Het zijn er de tijden niet naar om op de voorgrond te treden.'' Hij zegt dat zijn stichting sinds zes jaar niet meer actief is. Zeker een deel van de bibliotheek is nog in haar bezit, maar die bevat 'alleen zuiver wetenschappelijke dingen'. Ook kinderporno, zoals het archief van de Brongersmastichting? ,,Nee, ...in ieder geval geen eigengemaakte spullen. Onze stichting heeft een ander accent.'' Toch mogen journalisten de collectie niet zien. ,,Alleen wetenschappelijke onderzoekers, met een briefje van een hoogleraar. En dan als ze een gerichte vraag hebben, op zoek zijn naar n bepaald artikel. Het materiaal is ook moeilijk toegankelijk, het staat niet in mijn huis en het is ingepakt.''

Toen justitie beslag legde op het Brongersma-archief stond het in zeven kisten klaar voor vervoer naar het buitenland. Op de vraag of Bernards materiaal nog in Nederland is, antwoordt hij eerst: ,,Nu vraagt u teveel'', om er later aan toe te voegen: ,,Nee, uiteraard. Het materiaal is in Nederland.''

Bernards secretaris, de zeventigjarige historicus Ernst Braches, in de jaren tachtig een poos directeur van de Amsterdamse universiteitsbibliotheek, wil niets zeggen. Derde bestuurslid, ook al sinds de oprichting, is de bekende psychiater Frank van Ree (1927), behandelaar van pedoseksuelen. Hoewel Bernard hem nog als lid noemt, zegt hij zelf een half jaar geleden te zijn opgestapt. Hij was ook twaalf jaar bestuurslid van de Brongersmastichting, die hij nu nog adviseert. ,,In beide gevallen was het alleen heel formeel.''

Bernard kan geen lijst overleggen van wetenschappelijke publicaties die met hulp van zijn stichting tot stand zijn gekomen. Bibliotheken hebben wel zijn eigen werk, maar van na 1979, het jaar waarin hij zijn stichting oprichtte, staan alleen vertalingen op de plank. Bernard kan ook niet aangeven of en hoeveel wetenschappers het archief de afgelopen jaren hebben geraadpleegd. Het roept de vraag op of de collectie van zijn stichting, waarin mogelijk kinderporno is ondergebracht, werkelijk wetenschappelijk onderzoek bevordert of slechts in dienst staat van de seksuele voorkeur van de collectiebeheerder. Uit zijn werk komt Bernard naar voren als een begeesterd pleitbezorger van pedofilie.

Begin jaren zestig. Bernard en Brongersma schrijven onder pseudoniemen in het COC-blad Vriendschap over pedofilie, maar hen wordt onelegant de deur gewezen. Het COC wil hiermee niet worden geassocieerd. De twee zoeken hun toevlucht tot de NVSH, die in de jaren zeventig 'werkgroepen' voor pedofielen opricht. Met zijn uitgeverijtje Enclave geeft Bernard enkele Vriendschap-artikelen uit, en zijn boeken Vervolgde Minderheid en Costa Brava, verhalen met een pedofiele plot.

In Costa Brava worden, tijdens de Spaanse burgeroorlog, een volwassen Venezuelaan en een Spaans weesjongetje van twaalf verliefd. Uiteengedreven door een gemene oom, zien zij elkaar na tien jaar terug, waarop het jongetje zegt te betreuren dat het, toen hij klein was, niet tot fysiek contact is gekomen. ,,Ik heb van Bernard altijd de indruk gekregen dat Costa Brava autobiografische elementen bevat'', zegt Frank van Ree.

Bernard zelf zal later over deze periode schrijven: ,,In het begin van de jaren zestig zien we de moeizame start van de Internationale Enclave-beweging, waarin zich een aantal overwegend homofiele pedofielen aaneensloten in een aantal landen in en buiten Europa. (...) De genoemde organisaties waren uiteraard underground bewegingen. Het enige onderdeel dat duidelijk naar buiten optrad was de uitgeverij Enclave.''

In Sex met kinderen (1972), waaraan ook Brongersma meedoet, schrijft Bernard dat kinderen voor wie seks met een volwassene nadelige gevolgen heeft, ,,wel eens tot de grote uitzonderingen zouden kunnen behoren''. Zo wijst 'meer dan n onderzoek' erop dat minderjarigen vaak het initiatief nemen. Ter illustratie een citaat van ene Wilhelm Stekel: ,,Zij vragen aan mannen hoe laat het is of iets anders en kijken deze dan uitdagend aan om contact te maken.''

Van de tien opgevoerde volwassenen die als kind seks hebben gehad met een volwassene, zijn er slechts twee negatief. Bernard concludeert dat 'de schadelijke gevolgen nogal meevallen'. ,,Er is zeker een aantal kinderen bij wie deze contacten eerder bevorderlijk zijn voor de geestelijke gezondheid.'' ls kinderen al schade ondervinden, komt dat door alle commotie wanneer een pedofiele relatie bekend wordt. ,,Liefde kent geen leeftijdsgrenzen, wetten wl''

Voor Pedofilie (1975) heeft Bernard gegevens verzameld in en buiten Europa, want overal zijn pedofielen, n: ,,Overal zijn meisjes en jongens die de oudere zoeken en ook vinden''. Bernard heeft pedofielen genquteerd, maar: ,,Teneinde het geheel ook voor niet-deskundigen leesbaar te maken, zijn statistische beperkingen achterwege gelaten''. Leeftijdsgrenzen vindt de schrijver moeilijk werkbaar. De wettelijke grens is arbitrair, de biologische (puberteit) ook niet zaligmakend, immers: ,,Orgasme zonder ejaculatie kan dezelfde bevrediging geven als met ejaculatie.'' Het 'pedofilieprobleem' komt volgens Bernard doordat de hedendaagse samenleving kinderen 'infantiliseert'. ,,Eigenlijk zouden wij van de grenzen af moeten.''

Hoewel hij 'een ruime hoeveelheid materiaal' heeft, laat Bernard drie kinderen aan het woord, die seks hebben met een volwassene. Een jongetje van twaalf zou verklaren: ,,Je maakt als je zo'n verhouding hebt ook nog eens een uitstapje. Het sexuele vind ik ook heel prettig met mijn oudere vriend. (...) Belangrijk ook vind ik het gevoel van veiligheid en dat ik beschermd word. (...) Ik vind het niet juist dat deze dingen verboden zijn.'' Volgens Bernard komt steeds weer naar voren dat de kinderen de seks prettig vinden. ,,Veel kinderen houden hun sexuele leven duidelijk in de privsfeer. Zelfs de ouders worden niet ingelicht. Dit laatste kan worden genterpreteerd als een positieve beleving van de sexuele relatie.''

Pedofielen leven volgens Bernard 'onder het voortdurende Damocleszwaard van de justitie'. En het negatieve beeld dat de samenleving van hen heeft, is onterecht. De contacten tussen pedofiel en kind 'komen als vanzelf tot stand' en pedofielen kunnen zich 'waarschijnlijk' beter inleven in een kind dan een heteroseksueel. Seks met volwassenen kan zeker goed zijn voor een kind, meent Bernard, bij wederzijdse vriendschap. Pedofilie biedt ook nog een advies voor ouders die ontdekken dat een volwassene seks heeft met hun kind: geen aangifte doen of een arts het kind laten onderzoeken, maar eerst 'eens rustig observeren (...) welke sociale (opvoedkundig gezien) voordelen de geregelde omgang met die volwassene heeft'.

Het enige bestuurslid van de Bernardstichting dat wil praten, Frank van Ree, vertelt: ,,Begin jaren tachtig benaderde Brongersma, die ik niet kende, mij met de vraag of ik een ex-patint van hem wilde begeleiden. Dat heb ik gedaan. Brongersma zei toen: h, ik heb een hoop boeken die ik ooit aan een bibliotheek wil schenken voor gefundeerd onderzoek, ook naar porno en kinderseks, wil je bestuurslid worden van een stichting die het materiaal beheert, want ik heb er een te weinig? Ik zei: dat wil ik wel, maar ik wil er niets voor doen.''

,,Bernard was een vriend van Brongersma. Die zei: ik heb ook zo'n stichting, wil jij in het bestuur? Op een gegeven moment ben ik uit de Brongersmastichting gestapt, omdat het me verveelde. Ik werd ouder, had minder zin in functies en deed er toch niets aan. Een half jaar geleden heb ik ook Bernard geschreven dat ik aftrad als bestuurder. Ook omdat het hele gedonder met de Brongersmastichting begon en ik niet wou worden aangesproken op iets waar ik nauwelijks iets van wist. Ik heb nooit een vergadering bijgewoond, ik heb de collecties van beide stichtingen nooit gezien en ik weet niet wat ze precies voor werk hebben verricht.''

Ieder bestuurslid van de Brongersmastichting kreeg echter jaarlijks een verslag, waarin ook stond dat die stichting 'erotica' met jonge jongens bezat, vertelt oud-bestuurslid en Brongersma's testamentair executeur, Lex van Naerssen. ,,Iedereen wist daar dus van.'' En dat Van Ree eerder bestuurslid van de Brongersmastichting was dan van de Bernardstichting, kan niet kloppen. Bij de eerste zat hij van 1982 tot en met 1994, terwijl hij vanaf het begin, 1979, bij de Bernardstichting zat. ,,Oh ja? Misschien herinner ik het me verkeerd. Ik vind het wel heel gek dat u zo naar details vraagt! Misschien heb ik eerder met Brongersma in een criminologenclub gezeten en kende ik hem daar al van. Ik bezweer u dat ik van al die jaren niet meer alle data weet.''

De Bernardstichting moet volgens de statuten catalogi van haar bibliotheek publiceren en samenwerken met verwante instellingen. Ze is echter onbekend bij het Nederlands Instituut voor Sociaal Seksuologisch Onderzoek (Nisso), de Nederlandse Vereniging van Seksuologen, de Rutgers Stichting, het Ambulant Bureau Jeugdwelzijnszorg en Lesbisch Archief/Homodok. Ook hiervoor kan of wil Bernhard geen verklaring geven.

12 juli 2000, dagblad Trouw internetredactie@trouw.nl -- - - -